Buitenland
Gelyncht na een appje

Als nepnieuws viraal gaat in gebieden waar etnische en religieuze verschillen dicht onder de oppervlakte sudderen, ontstaat een levensgevaarlijke cocktail van verwarring, ophitsing en geweld. Met sociale netwerken in de hoofdrol.

26 February 2019 19:13Gewijzigd op 16 November 2020 15:23
Sri Lankaanse moslims bekijken hun door vuur verwoeste winkeltje in Digana. beeld EPA
Sri Lankaanse moslims bekijken hun door vuur verwoeste winkeltje in Digana. beeld EPA

De klant schreeuwde dat er iets raars in zijn eten zat. Maar Farsith verstond geen Sinhalees. De Tamilsprekende restauranthouder maakte zich zorgen over de steeds luider klinkende groep mensen in zijn eethuisje. Hij begreep ze niet, en ze waren zichtbaar boos.

Met hard werken hadden Farsith en zijn broer geld bijeengespaard. Nu runden ze een klein restaurantje in Ampara, een stad met zo’n 18.000 inwoners, in het oosten van Sri Lanka. Wist hij veel dat op Facebook de wildste geruchten rondgingen over datzelfde Ampara.

De politie had kort daarvoor een inval gedaan bij een apotheker. Die man was een moslim, net als Farsith. En de vondst: maar liefst 23.000 sterilisatiepillen. Een vals bericht, maar ook dat wist Farsith niet. Het nepnieuws werd de katalysator van bizarre speculaties. In Ampara zou een complot worden gesmeed om de boeddhistische Sinhalese meerderheid te steriliseren en te vernietigen.

Het gerucht was slechts de recentste uiting van de zich al jarenlang opbouwende spanningen tussen Sinhalese boeddhisten en moslims. Die laatsten vormen een kleine, maar groeiende minderheid in Sri Lanka. Op verschillende plekken was het in de eerste maanden van 2018 al tot geweldsuitbarstingen gekomen. Woedende Sinhalezen hitsten elkaar op in besloten WhatsAppgroepen. Ze staken winkels, moskeeën, huizen in brand. Er vielen doden. De regering riep de noodtoestand uit.

Geen wonder dat Farsith zich zorgen maakte over de boze menigte in zijn restaurant, al snapte hij niet veel van de opwinding. De etensgast wees opnieuw naar zijn bord. Omstanders bemoeiden zich ermee. Ze riepen weer dat er iets in het eten zat, zoveel begreep Farsith inmiddels wel. Hij knikte, mompelde aarzelend iets instemmends. Dacht dat het over een klompje meelbloem ging. Ja, dat had hij erin gedaan?

Dat was precies wat de menigte nodig had. Een bekentenis. De restauranthouder zei het zelf: hij had sterilisatiemedicatie in het eten gedaan. Iemand filmde Farsith met zijn mobiele telefoon. Anderen begonnen hem te slaan. Het interieur van zijn etablissement vloog door de lucht. Niet veel later ging een naburige moskee in vlammen op.

Bedenkelijke rol

Het incident rond Farsith’s eethuisje in Ampara werd vorig jaar uitgebreid beschreven in de New York Times. In zijn reportage wees de krant op de bedenkelijke rol van sociale media als Facebook en WhatsApp. De krant schreef over valse berichten die zich via de netwerken razendsnel verspreidden, bevolkingsgroepen tegen elkaar opzetten, en dieperliggende breuklijnen naar de oppervlakte brachten.

Ook in andere landen speelt met name Facebook, tevens eigenaar van veelgebruikte apps als WhatsApp en Instagram, een belangrijke rol bij het escaleren van tribale, etnische en religieuze conflicten.

Aan de andere kant van de Golf van Bengalen ligt Myanmar, het voormalige Birma. Spanningen tussen boeddhisten en moslims sluimeren er al jarenlang, maar bleven beperkt door de ijzeren greep van de militaire junta. Nu die greep wat verslapt en het land voor het oog de weg naar meer democratie probeert in te slaan, maakt de beschikbaarheid van internet en smartphones er een razendsnelle groei door.

Voor veel inwoners van Myanmar is Facebook de belangrijkste nieuwsbron. De Washington Post schreef vorig jaar dat meer mensen er toegang hebben tot het netwerk dan dat ze beschikken over elektriciteit. Al in 2013 speelt het Birmese leger daar handig op in door een online campagne te beginnen tegen de Rohingya, een belangrijke moslimminderheid in het noorden van het land. In de jaren daarna verschijnen steeds meer anti-Rohingyaberichten in de nieuwsfeeds. Gedeeld door gewone Birmezen, maar ook gepost door vooraanstaande extremistische monniken, legerofficieren en zelfs de woordvoerder van Myanmar’s politieke leider Aung Sang Suu Kyi.

Met de haatdragende berichten groeit ook het geweld tegen de Rohingya. Na aanvallen door moslimmilities start het leger in 2017 uitgebreide ‘zuiveringsacties’, brandt talloze dorpen plat en doodt honderden burgers. Honderdduizenden Rohingya vluchten sindsdien de grens met Bangladesh over, wat leidt tot een nog altijd voortdurende humanitaire crisis.

Opruiende posts

In Nigeria, ook zo’n land waar steeds meer mensen een smartphone hebben, duiken in de zomer van 2018 een aantal gruwelijke foto’s op in de tijdlijn van Facebookgebruikers. De beelden tonen verminkte lichamen en in de bijgevoegde berichten wordt beweerd dat er een massaslachting zou plaatsvinden op het platteland van Plateau, een staat in het midden van het land. Moslims zouden er huishouden onder christenen.

Het tribale geweld kost inderdaad het leven van tientallen leden van de christelijke Beromstam. Maar de foto’s in de opruiende Facebookberichten hebben niets met de moordpartij te maken. De beelden zijn ouder, sommige zelfs afkomstig uit andere landen. De misleidende posts verspreiden zich echter snel en zorgen voor onrust en woede onder jonge Berommannen in Jos, de hoofdstad van Plateau. In via WhatsApp gecoördineerde wraakacties doden ze volgens de BBC zeker elf onschuldige mensen.

Facebook blijkt niet alleen een katalysator van etnisch geweld; ook basale volksangsten worden via het netwerk opgepord. Met dodelijke gevolgen. Zo lyncht een woedende menigte in 2018 in India twee jonge mannen. Kinderlokkers, luidt het oordeel.

Kinderlokkers

Al maanden gaan er berichten rond op WhatsApp dat er kinderlokkers actief zouden zijn. De twee jonge mannen die het rurale Assam bezoeken om de natuur te bewonderen, passen kennelijk in het profiel. Een boze menigte, opgehitst door de valse berichten op het sociale netwerk, slaat de jongens dood met bamboestokken. Ook elders in India sterven mensen in lynchpartijen nadat video’s over kinderontvoerders de ronde doen via sociale media.

Soortgelijke berichten komen uit Mexico, waar tientallen mensen in de zomer van 2018 twee kleine criminelen uit een politiecel in Acatlán slepen, in elkaar slaan en voor het bureau in brand steken. Beide mannen komen om het leven.

De menigte is opgehitst door appjes over bendes die kinderen zou ontvoeren en van hun organen zou ontdoen. Omdat de beide mannen gezien zijn in de buurt van een school, worden ze al snel als verdacht bestempeld. De politie is niet bestand tegen de meute. Die breekt de deur van het politiebureau open en haalt de mannen naar buiten. Daar volgt een gruwelijke afrekening. Het incident is des te pijnlijker omdat de moeder van een van de slachtoffers alles ziet. Via een livestream op Facebook.

Op dezelfde dag doden inwoners van een ander Mexicaans dorp twee mannen, op precies dezelfde manier. Een dag later probeert een woedende menigte zeven mannen te lynchen, maar dat weet de politie wel te verhinderen. Een enkele maand later vinden in Ecuador en Colombia vrijwel identieke incidenten plaats, evenals in Indonesië. In alle gevallen is de volkswoede te herleiden naar valse berichten op WhatsApp.

Beschuldigende vinger

In het westen is de opwinding over sociale netwerken vooral groot na tal van schandalen rond de privacy van gebruikers. Ook twijfelt niemand er meer aan dat de Russen via deze kanalen geprobeerd hebben de Amerikaanse presidentsverkiezingen te beïnvloeden. In andere landen duiken eveneens nepberichten op rond belangrijke referenda en verkiezingen. Dat buiten de westerse bubbel mensen de dood vinden door dergelijke valse berichten, dringt maar langzaam door.

Toch neemt de druk op met name Facebook steeds verder toe. De Verenigde Naties wijzen rechtstreeks met de beschuldigende vinger naar Facebook vanwege het geweld in Myanmar. Onderzoekers van de volkerenorganisatie stellen dat het platform „een bepalende rol” heeft gespeeld in de crisis. Ze zeggen dat Facebook is veranderd in „een beest.”

Facebook zelf komt met verklaringen waarin het zich haast het geweld te veroordelen. Het netwerk belooft er alles aan te doen om haatzaaien en nepnieuws te onderscheppen en te verwijderen. Maar het bedrijf kan niet verhullen dat het daarmee grote moeite heeft. De technologie om automatisch valse berichten te herkennen blijft achter. Nog altijd wordt het platform ‘schoon’ gehouden door goedkope arbeidskrachten in India en de Filipijnen. Maar die zien lang niet alles. En ze kennen de culturele context van andere landen niet, laat staan dat ze de lokale talen spreken.

Dat ontslaat bedrijven als Facebook niet van hun verantwoordelijkheid. Terwijl hun winsten in westerse landen onder druk staan, zien ze enorme groeikansen in minder ontwikkelde landen. Niet voor niets investeren ze hevig in opkomende economieën als India. Ook in andere Aziatische en Afrikaanse landen krijgen miljoenen mensen binnen afzienbare tijd toegang tot internet. Landen waar elektriciteit of een fatsoenlijke aansluiting op het riool soms schaarser zijn dan smartphones.

In veel van die landen is Facebook synoniem aan het internet. Daarmee is het platform voor de inwoners de belangrijkste bron van nieuws. En laat het nu zo zijn gebouwd dat berichten die de meeste aandacht krijgen, ook het vaakst en het langst getoond worden. Of het door het algoritme komt of door de menselijke aard is voer voor speculatie, maar het zijn juist de negatief getoonzette posts die het ‘goed’ doen. Waar dat in ontwikkelde landen doorgaans hooguit leidt tot felle polarisatie, kan het in minder stabiele landen werken als de spreekwoordelijke lont in het kruitvat.

Kakkerlakken

Het voert te ver om Facebook als de belangrijkste oorzaak van al die tragische voorvallen aan te wijzen. Propaganda en valse berichten zijn van alle tijden. Nog niet eens zo heel lang geleden, in 1994, speelde een radiostation een dubieuze rol in de genocide in Rwanda. Radio Télévision Libre des Mille Collines noemde de Tutsi’s stelselmatig ‘kakkerlakken’ en wakkerde zo de haat onder de Hutubevolking aan.

Maar ook in Rwanda waren de radiouitzendingen uiteindelijk niet de aanleiding voor de moordpartijen. Het etnische conflict tussen de Hutu’s en de Tutsi’s kende immers een veel oudere en hardnekkiger voedingsbodem.

Dat neemt niet weg dat de zender wel degelijk een verantwoordelijkheid droeg. Journalisten van het station kregen niet voor niets jarenlange gevangenisstraffen.

Daarmee is de rol van netwerken als Facebook duidelijk anders dan die van Radio Télévision Libre des Mille Collines. Geen van Facebook’s medewerkers mengt zich immers in etnische of religieuze conflicten. En toch is het netwerk meer dan slechts een neutrale leverancier van internetdiensten.

Alles aan diens producten is erop gericht de aandacht van gebruikers te vangen en zo lang mogelijk vast te houden. Negatieve berichten doen het daarbij standaard beter dan positieve. Hoe meer mensen opruiende posts liken, delen of becommentariëren, hoe meer andere mensen ze zien. Of zoals een politiek adviseur uit Sri Lanka zei tegen de New York Times: „De kiemen zijn van ons, maar Facebook is de wind.”

Facebook intussen probeert met teams van zogeheten fact-checkers wereldwijd desinformatie te bestrijden. Het bedrijf investeert in kunstmatige intelligentie om onwenselijke berichten op te sporen en te verwijderen. Maar het lijkt slechts een druppel op een gloeiende plaat tegenover de enorme hoeveelheid valse berichten die rondgaat op het platform. Intussen krijgt Facebook steeds meer voet aan de grond in Azië en Afrika. Of het nu is via Facebook, WhatsApp of Instagram, het bedrijf vormt een wezenlijk onderdeel in het leven van miljoenen mensen. Daarmee is wel duidelijk waar de prioriteiten van oprichter Mark Zuckerberg lijken te liggen.

Hoe pijnlijk blijkt dat uit het verhaal van Farsith. Nadat zijn restaurant in Ampara in puin werd geslagen, dook hij noodgedwongen onder. De beelden van zijn ‘bekentenis’ gingen viraal op sociale media. Op straat werd hij herkend. Tegenover de New York Times vertelt hij dat hij zijn lange, werkeloze dagen doorbrengt op Facebook. Daar leest hij z’n nieuws. Naar de markt gaan voor een krant is gevaarlijk en kost bovendien geld. Facebook daarentegen, of het nu goed of slecht is, is er altijd.

Facebook is nog maar een puber

Facebook vierde op 4 februari zijn vijftiende verjaardag. Dat is de leeftijd van een wispelturige puber. Onvoorstelbaar eigenlijk, dat zo’n jong bedrijf wereldwijd zoveel invloed heeft. In 2004 sleutelde Mark Zuckerberg in zijn studentenkamer een soort digitaal smoelenboek in elkaar. Vijftien jaar later is het een internetreus van ongekend formaat, dagelijks gebruikt door 1,49 miljard wereldburgers. Belangrijke concurrenten worden opgekocht (WhatsApp en Instagram) of schaamteloos gekopieerd (Snapchat), in een poging een jonger publiek te behouden. Onder het mantra de wereld te willen verbinden, harkt Facebook ongekende hoeveelheden gegevens binnen. Dat leidt tussen de groeistuipen door tot het ene na het andere privacyschandaal. Natuurlijk heeft het platform mooie kanten. Het brengt mensen bij elkaar, dient als markt- en ontmoetingsplaats. De helft van de Amerikanen haalt er zijn nieuws. In veel landen is Facebook hetzelfde als het internet en dus de poort naar een betere toekomst. Maar het onderliggende verdienmodel (meer aandacht = meer verkochte advertenties) maakt het uiterst kwetsbaar voor kwade invloeden. Daarmee heeft de puber nog een hele weg te gaan naar de volwassenheid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer