Kerk & religie

Deense predikant Kaj Munk tartte nazi’s met onvoorzichtig protest

„Wat is christendom? Eerbied voor Christus.” Dat stond op het briefje dat de Deense verzetsheld Kaj Munk altijd bij zich droeg. De predikant, toneelschrijver en verzetsstrijder werd 75 jaar geleden vermoord in de strijd tegen het nazisme.

Klaas van der Zwaag
7 February 2019 11:24Gewijzigd op 16 November 2020 15:15
Kaj Munk als prediker.  beeld Vittus Nielsen
Kaj Munk als prediker.  beeld Vittus Nielsen

Kaj Munk woonde als dorpsdominee met zijn vrouw en vijf nog jonge kinderen in Vedersø, een van de meest pittoreske plaatsen in Denemarken, gelegen vlak aan zee. Hij ontpopte zich als een veelzijdig mens: kunstenaar, dichter, journalist en toneelschrijver. Het leven lachte hem toe. Zijn toneelstukken genoten landelijke bekendheid.

Totdat Duitsland in 1940 op brute wijze het niet-aanvalsverdrag met Denemarken schond. Het land gaf zich zonder slag of stoot over, Munk was furieus. En de kerk keek de andere kant op... „De kerk heeft niet geloof, hoop en liefde te preken, maar moed”, zo hield hij in september 1941 zijn lutherse ambtsbroeders voor. „Nee, dat is nog niet uitdagend genoeg. Mijne heren, ambtsbroeders, onze taak van heden is: onvoorzichtigheid.”

Bovengronds verzet

En dat bracht hij in praktijk toen de Duitsers het hoofd van de Noorse Kerk, bisschop Berggrav, in gevangenschap wegvoerden. Toen de Duitsers uit voorzorg onder Deense predikanten een circulaire verspreidden, waarin ze werden gemaand er geen ruchtbaarheid aan te geven, liet Munk in een brief op 27 maart 1943 direct weten: „Ik heb de eer u hierbij mee te delen dat ik niet slechts van mening ben daaraan niet te moeten gehoorzamen, doch dat ik daar ook dwars tegenin zal handelen.” „Het is beter Denemarken te schaden in zijn verhouding tot Duitsland dan in zijn verhouding tot de Heere Jezus.”

Predikanten waren geroepen om overeenkomstig het Woord van God te spreken en niet te zwijgen. Zijn brief eindigt: „Hier sta ik, ik kan niet anders. Want het is de mens niet geraden iets tegen zijn geweten te doen.” Munk kwam ook op voor de Joden die naar de concentratiekampen gesleept werden: „En wij in Denemarken zouden niets wagen voor ons land, voor ons geloof, voor onze ideeën?”

Munk koos al in de jaren dertig openlijk de zijde van het bovengrondse verzet in de vorm van artikelen, preken en politiek geladen toneelstukken. Op 17 november 1938, een week na de landelijke pogrom in Duitsland, de Rijkskristalnacht, verscheen in de krant Jyllands-Posten zijn open brief aan de Italiaanse leider Mussolini. Daarin bezwoer hij hem Hitler van de Jodenvervolging af te brengen. Later schreef Munk diverse drama’s over dit onderwerp. Bekend werd vooral ”Hij zit in de smeltkroes” (1938), een toneelstuk over de vergeefse poging van een Duitse geleerde om de Jood Jezus tot Ariër te maken.

Vlam in de pan

In november 1943 reisde Kaj Munk naar Kopenhagen om in de Heilige Geestkerk een preek te houden tegen de Duitse bezetter. Nadat de Jodenvervolging ook in Denemarken zijn beslag had gekregen, riep hij op 5 december 1943 in een historische preek –over de wijze en dwaze maagden– in de Domkerk in Kopenhagen op tot opstand. De Jodenvervolging was „in strijd met de grondwet van het Rijk van Christus en strijdig met het gebod van barmhartigheid en iets afschuwelijks voor onze vrije Deense geest.”

De kerk moest dit niet over zich heen laten gaan. „Gaat dit zo door, dan zullen wij met Gods hulp het volk tot opstand trachten te brengen.” Aan het eind richtte hij zich als het ware tot de Duitsers. „Jullie kunnen me alles afnemen, maar het martelaarschap niet.” De Duitse bezetter vaardigde onmiddellijk een preekverbod uit, zodat de middagdienst niet doorging. Maar Munk preekte vervolgens in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de grote kathedraal van Kopenhagen.

Hij tekende daarmee feitelijk zijn doodvonnis, dat een maand later werd bezegeld (zie kader). Hij maakte op nieuwjaarsdag in Vedersø bekend zijn werk als predikant te willen staken. „Het is mij vandaag onmogelijk”, zo zei hij, staande in zijn overjas met rode sjaal, zonder toga, „om op de preekstoel of voor het altaar te gaan staan, omdat mensen uit onze gemeente, die daartoe geenszins verplicht waren, in Duitse dienst zijn getreden.” Het betrof hier hulp van Denen aan de verdedigingswerken aan de kust.

Indrukwekkend klonk het: „Ik sta hier niet om haat te verkondigen. Ik kan dat eenvoudig niet. Ik haat zelfs Adolf Hitler niet. Ik weet, in welk een staat van verschrikking de wereld is komen te verkeren. Ik weet welke smaad mijn eigen land heeft moeten ondergaan.” Het waren zijn laatste publieke woorden, kort voordat hij drie dagen later op een avond door de Gestapo werd opgehaald en willekeurig ergens aan de weg werd doodgeschoten.

Theologie

In de Gedachteniskapel van de Domkerk in Utrecht wordt Kaj Munk vermeld naast namen als die van Dietrich Bonhoeffer en Martin Luther King. Met beide figuren deelt hij het onverschrokken optreden. Journalist en schrijver Johan Winkler typeert hem in zijn biografie terecht als dominee, dichter en martelaar. Munk zag de heilloze consequenties van het zwijgen van de kerk voor het volksleven. „Een christelijk volk dat werkeloos toeziet als zijn idealen met voeten getreden worden, laat de dodelijke kiem van ontbinding toe in zijn geest, en zal worden getroffen door Gods toorn.”

Munk had net als zijn Deense voorganger Søren Kierkegaard een afkeer van het halfslachtige, verburgerlijkte christendom. „Loop toch alsjeblieft de kerk uit, als jullie denken dat je God met halfheid en lauwheid kunt dienen!”, schrijft hij in een van zijn werken. In lijn met Kierkegaard stelt hij dat het christendom geen leer is, maar leven. Vandaar dat hij de theologie over het algemeen veel te theoretisch en abstract vindt. „Dogmatiek heb ik altijd de manier gevonden waarop de duivel christendom kweekt”, schrijft hij in zijn autobiografie.

De „hemelzieke” christenen maken zich druk een plek in de hemel te reserveren, maar verloochenen de aarde, aldus Munk. Voor hem begint de eigenlijke studietijd van de predikant als zijn studiejaren voorbij zijn. De gemiddelde predikant sluit zich te veel op in zijn studeerkamer, „uit angst dat hij daarbuiten tegen mensen aanloopt, die er andere meningen op nahouden dan hij.” „Het is een afschuwelijk verschijnsel, als de kerk een soort vrijmetselarij wordt voor een ingewijd kringetje. Het is een grof degeneratieverschijnsel, als de gemeente door zelfbestuiving bevrucht moet worden.”

Munk wist dat hij zijn doodvonnis tekende toen hij openlijk het bevel van de Duitse bezetter naast zich neerlegde. Hij riep op tot onvoorzichtigheid. Maar was dat verstandig? De waarheid is niet iets voor voorzichtige lieden, zegt Munk in een preek uit 1942. Die mensen hebben geen waarheid nodig, maar een makkelijke sofa. „Wat is dat toch voor een zinloze eis aan de kerk om voorzichtig te zijn! Was Christus voorzichtig? Waren de martelaren voorzichtig?”

Kaj Munk sprak niet voor niets over Johannes tijdens een adventspreek uit 1943. „Johannes de Doper was een onvoorzichtig man. Hij geloofde in de waarheid.” Waarom zweeg Johannes niet toen hij Herodes verweet een onwettige echtgenoot te hebben. „Dat zou veel verstandiger en veel voorzichtiger geweest zijn.”

Tegelijkertijd was Johannes de Doper een man van vlees en bloed, in de gevangenis twijfelend aan zijn roeping, terwijl Herodes rustig bleef boeleren. En was Jezus wel echt de Messias? Waarom bezocht Jezus Zijn jeugdvriend nooit eens in de gevangenis? Munk acht zichzelf niet bevoegd „om Christus te bekritiseren”, zegt hij ironisch. Maar hij zegt wel dit: „Ligt het misschien in het wezen van de waarheid, dat zij de mens voor een tijd vreselijk eenzaam maakt en vreselijk eenzaam móét maken?”

Bewogen leven Deens schrijver

Kai Harald Leiniger Petersen, beter bekend als Kaj Munk, werd op 13 januari 1898 in het Deense dorp Maribo geboren, in een plattelandsgezin van handwerkslieden. Zijn ouders stierven toen hij nog kind was. Hij werd opgevoed door een oom en tante in een milieu dat gestempeld was door de piëtistische opwekkingsbeweging Indre Mission (Inwendige Zending).

Munks liefde tot dichtkunst en literatuur bracht hem op het schrijven van gedichten en toneelstukken. Hij ging theologie studeren, maar bleef worstelen met de keuze tussen poëet en predikant. Hij werd beide: predikant in het stille en pittoreske Vedersø in Jutland, vlak bij de Noordzeekust, en beroemd toneelschrijver. Hij was te veel dichter om zich echt helemaal te storten op de theologie, die hij veel te theoretisch en abstract vond.

Munk wist wat hem boven het hoofd hing toen hij zich openlijk keerde tegen de nazi’s. Hij schrijft dat hij zich al maanden geen enkele keer ter ruste heeft begeven zonder tegen zichzelf te zeggen: „Zullen ze je vannacht komen halen?” „En dat is geen vrolijke gedachte voor iemand, die het leven liefheeft...”

Na zijn beruchte preken in Kopenhagen en Vedersø werd hij in de nacht van 4 januari 1944 uit het midden van zijn gezin door de Gestapo weggehaald. Hij nam rustig afscheid en zei tegen zijn vrouw: „Stol paa Gud” („Vertrouw op God”). Onderweg werd hij vermoord. Voorbijgangers troffen de dag erop zijn lichaam aan de kant van de weg aan.

De begrafenis die in Vedersø werd gehouden, en die nergens was aangekondigd, trok duizenden mensen. In regen en wind wachtten ze buiten de kerk van Vedersø op het einde van de dienst. Aan de voet van de kerk werd hij begraven. Zijn graf is er nog te zien en trekt duizenden bezoekers per jaar. Kaj Munk groeide uit tot een Deense verzetsheld. Bij zijn begrafenis in Vedersø preekte ds. Nøjgaard over Lukas 12:49: „Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer