In Syrië bikkelen teruggekeerde vluchtelingen voor een nieuw bestaan
Zo snel mogelijk terug naar Syrië, dat lijkt de beste optie voor veel vluchtelingen. Maar de moeilijkheid is: zolang ze in de aan duigen liggende Syrische economie geen baan kunnen vinden, is een succesvolle terugkeer bijna uitgesloten.
Wie een beetje Duits spreekt, kan zich vandaag de dag onder Syrische vluchtelingen al snel redden – waar dan ook. Neem Hassan, een veertiger in verfomfaaide kleren. Ik spreek hem na afloop van een kerkdienst in Tripoli, een stad in het noorden van Libanon. Hassan is een terugkeerder. Hij heeft, als Syrische moslim, vijf jaar in Duitsland gewoond en spreekt een mondvol Duits. Of ik hem niet kan ondersteunen, elke maand een beetje bijvoorbeeld?
Hassan is teruggekomen omdat het hem niet lukte in Duitsland. Wat er precies niet lukte, blijft wat onduidelijk – zo goed is zijn Duits nu ook weer niet. Maar het heeft te maken met discriminatie, met niet kunnen werken, en vooral met het feit dat het land in zijn algemeen niet aan zijn beeld voldeed. Duitsland ligt buiten het paradijs, zoveel is hem inmiddels duidelijk.
Hij haalt uit een jaszak een stapeltje smoezelige identiteitspapieren, terwijl zijn zoontje bij hem op schoot hangt. Er is ook nog een dochtertje, zo blijkt. ”Junge und Mädchen”, wijst hij naar de papieren. Met de vraag hoe zij een toekomst kunnen krijgen zonder financiële steun.
Het meest eerlijke antwoord op die vraag is: ik heb geen idee. De kerk helpt hem een beetje, maar dat is bij lange na niet genoeg. Bovendien zijn er veel meer Syriërs die hier in Libanon geholpen moeten worden – door de kerk en door anderen. De diensten in deze protestantse gemeente in Tripoli hebben nog nooit zoveel vrouwen met hoofddoeken gekend als deze maanden. Het zijn zonder uitzondering Syrische vluchtelingen. Ze komen vaak elke week en sommigen van hen zijn christen geworden, zegt de predikant. Anderen komen vooral om te zien wat ze kunnen krijgen om in hun onderhoud te voorzien.
Uit zijn voegen
Libanon, dat kleine land aan de Middellandse Zeekust, kan het hoofd nauwelijks boven water houden. Vier miljoen Libanezen zijn er in het land, en daar bovenop nog eens 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen. Dat is ruim twee keer zo veel als de 600.000 Syriërs die in het veel grotere Duitsland asiel aanvroegen. Het Libanese huis barst uit zijn voegen.
Het resultaat: veel Syrische vluchtelingen, inclusief de terugkeerders vanuit Europa, krijgen de schuld van de problemen die onvermijdelijk met massa-immigratie gepaard gaan. Heel wat Libanezen kijken hen met de nek aan.
Dat blijkt als ik in een aftandse Volvo ’s avonds laat door het Libanongebergte naar de Syrische grens rijd. Rond één uur ’s nachts, niet ver van de grens, stop ik bij een wegrestaurant. Een Syrisch straatjochie van een jaar of 12 komt aangelopen, een emmertje en een spons in de hand. Ik krijg diep medelijden met hem. Natuurlijk mag hij de auto wassen. Maar dan komt de eigenaar van de winkel naar buiten en vaart tegen hem uit. Als een geslagen hond deinst het jochie achteruit. Op veilige afstand, met een paar auto’s tussen hem en de eigenaar, blijft hij staan. Als de man dreigend op hem afloopt, kiest hij alsnog het hazenpad. Hij verdwijnt in de Libanese nacht.
Ik zie taxichauffeurs die Syriërs de huid volschelden, ik zie Syrische bedelaars bij verkeerslichten die nauwelijks een zakdoekje weten te verkopen. Nog niet zo lang geleden was dat andersom. Tot 2005 maakte Syrië in feite de dienst uit in het kleine buurland, met pro-Syrische marionetten aan de macht die dansten naar het pijpen van het Syrische leger. Nu, bijna vijftien jaar later, geldt een Syriër in Libanon niet langer als iemand uit het oppermachtige buurland, maar als een armzalige vluchteling. Een onwelkome vluchteling bovendien, die het leven niet zelden onmogelijk wordt gemaakt zodat hij vanzelf wel terug wil.
Liever kwijt dan rijk
Dat terugkeren is nog niet zo makkelijk als dat het lijkt. De Syrische regering wil helemaal niet dat iedereen, rijp en groen, zomaar terugkomt. Politieke tegenstanders bijvoorbeeld is het land liever kwijt dan rijk.
Daarom heeft de regering van president Assad regels ingesteld waaraan terugkerende Syriërs moeten voldoen. Er zijn persoonsbewijzen nodig, documenten die bewijzen dat je een huis en andere bezittingen had, en een formulier dat toestemming geeft voor hervestiging.
Veel vluchtelingen hebben die papieren niet en willen ze ook niet. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Zo loopt een tegenstander van de Syrische regering die langs de officiële weg terug wil komen, groot gevaar op de verkeerde lijstjes terecht te komen. Dat kan zomaar betekenen dat hij voor altijd verdwijnt of om het leven wordt gebracht door regeringsmilities. Met zeker twintig mensen gebeurde dat al, zei de Libanese waarnemend minister voor Vluchtelingenzaken, Mouin Merehbi, in november.
Er zijn meer redenen om geen officiële hervestigingspapieren te willen. Een toestemming voor hervestiging betekent voor Syriërs in Europa dat ze hun verblijfsvergunning voor bijvoorbeeld Nederland of Duitsland verliezen. Dat is het voor velen niet waard. Toch zijn er ook onder hen mensen die graag, al was het maar tijdelijk, terug zouden gaan.
De oplossing voor deze groepen? Illegaal terugkeren. Waar talloze Syriërs astronomische bedragen hebben betaald aan smokkelaars om hen uit het land te krijgen, zijn er vandaag de dag ook groepen Syriërs die flinke bedragen aan smokkelaars betalen om hen illegaal weer ín het land te krijgen.
Iets daarvan zie ik als ik eindelijk Libanon achter me laat. Na afwikkeling van alle formaliteiten aan de Libanees-Syrische grens gaat de slagboom voor me open. Het is intussen diep in de nacht en ik bevind me in een stuk niemandsland, nog voor de Syrische grensposten. De wegen zijn verlaten. Plotseling doemen in het licht van de koplampen drie auto’s op die een groot deel van de weg blokkeren. De kofferbak van een van de auto’s staat open. Een drietal jonge mannen staat naast de auto. Stoppen en vragen wat dit betekent, lijkt hier niet verstandig. Dat dit te maken heeft met illegaal de grens oversteken is zo ook wel duidelijk. Doorrijden dus, langs een smalle strook die nog vrij is.
Bikkelen
Anderhalf uur en een stuk of tien checkpoints later arriveer ik eindelijk in Damascus, de hoofdstad van Syrië. Voor terugkerende vluchtelingen die deze hobbels allemaal hebben genomen, wacht hier –of in andere plaatsen– een periode van bikkelen voor een nieuw bestaan.
Want bikkelen is het. In Damascus bezoek ik de 27-jarige Eli Michael Tatros, een terugkeerder uit een Grieks-orthodoxe familie. Precies een jaar woonde hij met zijn vader als vluchteling in Duitsland, van juli 2016 tot juli 2017. Toen hadden ze genoeg gezien en kwamen ze samen weer terug. „We hadden mijn moeder en zussen hier in Damascus achtergelaten”, blikt Eli terug. En bovendien zijn eigen vrouw en pasgeboren zoontje. „We dachten dat we hen later naar Duitsland konden halen in het kader van familiehereniging. Maar dat bleek voor ons onmogelijk.”
Voor de Europese droom hadden Eli en zijn vader nagenoeg alles over. Geld bijvoorbeeld. Ze leenden 3 miljoen Syrische pond; meer dan 5000 euro. Ze hadden er zelfs nagenoeg hun leven voor over. „Vanaf Turkije gingen we met een bootje naar de Griekse kust. We werden geslagen door de smokkelaars en toen we in de buurt van Rhodos kwamen, gooiden ze zelfs mensen in het water. De kustwacht was onderweg en de smokkelaars wilden terug zonder opgepakt te worden. We moesten overstappen in een opblaasbaar bootje. Daarbij zijn mensen verdronken. Ik heb met mijn eigen handen een baby proberen te redden, maar het was al te laat.” En, grimmig: „De smokkelaars konden helaas ontsnappen.”
Eli had een reden om weg te gaan. Als enige zoon hoefde hij weliswaar niet in het gevreesde leger, maar gevaarlijk was het evengoed. Hij wijst naar buiten, naar de straat. „Hier verloor ik twee neven toen een bom ontplofte. Zelf raakte ik gewond. Er is geen veiligheid hier.”
Maar Duitsland bleek erger dan dat. Daar was wel veiligheid, maar geen toekomst. „Het leven daar is anders, veel moeilijker dan ik verwachtte. Het leek onmogelijk om de rest van de familie daar te krijgen. Daar komt nog bij dat de taal moeilijk is. De salarissen zijn bovendien laag, terwijl de kosten voor levensonderhoud hoog zijn.”
Het ergste was misschien nog wel, zegt Eli, de „psychologische zelfkastijding.” „De Duitsers hebben ons slecht behandeld in dat jaar. Ze beledigden ons, moesten niets van ons hebben. Soms spogen ze zelfs naar ons. Ik heb me nooit welkom gevoeld. Zelfs niet in de kerk.”
En hij is niet de enige, benadrukt Eli. „Een jonge man in Hamburg, waar ik ook verbleef, pleegde zelfmoord. Hij kwam uit dezelfde wijk hier in Damascus. Hij kon de uitzichtloosheid gewoon niet meer aan.”
Schaamte
Er zijn meer voorbeelden bekend van Syrische vluchtelingen die zelfmoord plegen. Griekse vluchtelingenkampen zijn wat dat betreft berucht. De vluchtelingen daar zien hun droom om het „vrije Europa” te bereiken in rook opgaan maar kunnen ook niet eenvoudig terug: omdat ze vastzitten, maar ook omdat teruggaan in hun ogen falen betekent. Ze hebben miljoenen Syrische ponden betaald om weg te komen, maar komen terug met minder dan ze hadden. De schaamte die dat meebrengt is enorm, zeker in de Syrische cultuur.
Eli erkent dat. „Je bent een loser als je terugkomt. Hoe kun je ooit je leningen terugbetalen?” Zelf prijst hij zich vooral om één reden gelukkig. „Ik heb een baan. Daardoor kan ik de drie miljoen pond die ik heb geleend in termijnen terugbetalen.”
Hij gaat me voor naar zijn werkplaats. Van buiten is al zonneklaar welk werk Eli doet. Overal staan doodskisten opgestapeld, vaak met een crucifix op het deksel. „Alleen voor christenen”, glimlacht hij. „Moslims gebruiken geen kisten.”
In het Syrië van vandaag is werk genoeg voor makers van grafkisten. Hoe macaber het ook klinkt, het stelt Eli in staat om weer een fatsoenlijk leven op te bouwen in zijn land. Maar voor wie geen werk heeft, wordt het moeilijk, knikt hij somber. Niet alleen het land is kapot, dat geldt ook voor de economie.
Dat is precies wat ook het Rode Kruis signaleert. „In Aleppo en Oost-Ghouta heb ik Syriërs gezien die vol hoop terugkeren, maar de wanhoop dreigt doordat ze niets hebben. Deze mensen zijn veerkrachtig, maar hebben dringend hulp nodig”, zegt Juriaan Lahr, hoofd internationale hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis. In augustus opende het Rode Kruis een gironummer om terugkeerders bij te staan. Ze krijgen onder meer een startkapitaal om zelf een winkeltje te kunnen openen of ander werk te vinden.
Ook het Rode Kruis erkent dat terugkeer uiterst moeizaam gaat. Volgens Lahr kan het zomaar een generatie duren voordat het leven in Syrië weer een beetje normaal is. Syriërs zelf hebben dat natuurlijk ook in de gaten.
Vluchtelingenorganisatie UNHCR van de Verenigde Naties verwacht dat dit jaar zo’n 250.000 Syriërs terug zullen gaan naar hun land. Dat lijkt heel wat, maar het is een druppel op de gloeiende plaat. Want na hen zijn er nog een slordige 5,4 miljoen andere Syrische vluchtelingen die, als het aan de gastlanden ligt, zo snel mogelijk terug moeten. Het grote probleem van Syrië in de komende jaren is: nu nog 5,4 miljoen banen.
Overleven als Syriër
De oorlog in Syrië heeft miljoenen levens ontwricht. Drie reportages vanuit Syrië laten gezichten zien bij dat kille aantal. Sommigen vertrekken, anderen bleven, weer anderen komen terug. Deel 3: de terugkeerders.