Meer burn-outs bij werknemers in vaste dienst
Het aantal burn-outklachten blijft stijgen, met name bij werknemers in vaste dienst. Dat bleek donderdag uit de Arbobalans 2018 van TNO, die tweejaarlijks wordt samengesteld.
In 2007 kampte 11 procent van de werknemers in vaste dienst met burn-outklachten, tien jaar later was dat percentage gestegen naar 16 procent.
Ondanks de slechtere arbeidsomstandigheden rapporteren oproep- en invalkrachten en werknemers met een tijdelijk contract beduidend minder burn-outklachten dan werknemers met een vast contract. Bij uitzendkrachten is het percentage juist hoger: zij rapporteren minder vaak een goede gezondheid en vaker burn-outklachten (21 procent) dan vaste arbeidskrachten.
Werkgerelateerd verzuim, arbeidsongeschiktheid en zorgkosten bedragen bijna 9 miljard euro per jaar.
De Arbobalans van TNO wordt gemaakt in samenwerking met het CBS, het RIVM en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, met steun van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het rapport geeft een overzicht van de kwaliteit van arbeid, de werkgerelateerde gezondheid in Nederland en de ontwikkelingen hierin.
Als oorzaak van de toenemende burn-outklachten wordt genoemd dat werknemers steeds meer moeten doen in steeds kortere tijd. Daarnaast hebben ze steeds minder over hun werk te zeggen. „Dit is zorgelijk, omdat deze combinatie samenhangt met werkdruk en het risico op werkstress verhoogt”, zei TNO-onderzoeker Wendela Hooftman donderdag.
Het ziekteverzuimpercentage schommelde de afgelopen 10 jaar tussen de 3,8 procent en de 4,2 procent. In 2017 hield ongeveer een kwart van het totaal aantal verzuimdagen verband met psychische klachten, overspannenheid of burn-out.
De kans op een beroepsziekte is relatief groot in de gezondheidszorg en industrie.