Theologenblog: Verbied vreugdevuur niet
Na de gebeurtenissen in Scheveningen tijdens oud en nieuw klinkt de roep om een verbod op vreugdevuren. Hoe begrijpelijk deze roep ook is, ik denk niet dat zo’n verbod verstandig is.
Sinds de jaarwisseling staat ‘Scheveningen’ symbool voor hoe het mis kan gaan tijdens de nieuwjaarsnacht. De reacties gaan twee kanten op. Aan de ene kant heb je de roep om een verbod, vaak uit de kring van mensen die voor een totaalverbod op consumentenvuurwerk zijn. Aan de andere kant heb je mensen, zoals de burgemeester van Den Haag, die kiezen voor het ruimte bieden aan de feestvreugde, maar dan wel binnen bepaalde grenzen. Dit met het argument dat mensen ruimte nodig hebben om feest te vieren en af en toe uit de band te springen.
Politiek activist Sywert van Lienden schreef op Twitter dat het met oud en nieuw gaat om „vrijheid, competitie, gemeenschapszin en het af en toe mogen afwijken van de regeltjes en het je onttrekken aan het gezag.” Hij bedoelde daarmee dat onze sterk geordende samenleving momenten nodig heeft waarop de druk even van de ketel gaat. Oud en nieuw is dan een soort ventiel om de opgebouwde druk te laten verdwijnen. Van Lienden kreeg hierop zoveel kritiek, dat hij voorlopig zijn Twitteraccount heeft opgedoekt.
Toch denk ik dat hij een punt heeft. In zijn grote werk ”A Secular Age” (2007) beschrijft de Canadese filosoof Charles Taylor dat de middeleeuwse maatschappij feesten kende - daar is het nog steeds bestaande carnaval een voorbeeld van - waarin de gewone orde werd omgekeerd. Het bevoegd gezag werd bespot en gewone mensen waren voor één dag koning. Dit werkte als uitlaatklep in een maatschappij die verder erg rolvast was.
In veel gevallen nam het gezag deel aan dit soort feesten. Men besefte dat dit nodig was, juist om het systeem in stand te houden. De gedachte hierachter was dat de maatschappelijke orde een primitieve chaos in toom houdt, maar dat die primitieve chaos wel af en toe naar buiten moet kunnen komen. Tegenwoordig zouden we spreken over testosteron dat een uitweg zoekt.
Taylor laat goed zien dat er in de moderne tijd steeds minder ruimte is gekomen voor dit soort feesten. Volgens hem gebeurde dit doordat de intellectuele bovenlaag in de nieuwe tijd steeds meer de neiging kreeg om een eenduidige morele orde op te leggen aan de maatschappij. Zowel de Reformatie als de Contrareformatie benadrukte de heiliging en de éénheid van het leven. Als iets goed is, dan is dat het hele jaar goed, en ook voor iedereen. Eens per jaar de hele orde omkeren, past daar niet bij. En de instandhouding van een volkscultuur waarbinnen andere regels gelden dan die van de intellectuele bovenlaag past niet.
Dit moderne beschavingsoffensief is ongekend succesvol geweest. Sinds de middeleeuwen zijn geweld en onveiligheid in de samenleving drastisch afgenomen, onder meer door scholing van de massa en een sterk veiligheidsapparaat. Maar de gebeurtenissen tijdens oud en nieuw laten elk jaar weer zien dat de primitieve chaos zich nooit helemaal met rationele middelen laat temmen. Wat dat betreft waren de middeleeuwers realistischer over het kwaad in de mens dan de vertegenwoordigers van de moderne tijd.
Hoe verder na ‘Scheveningen’? De twee alternatieven die nu voorliggen, zijn beide niet heel aantrekkelijk. Als we puur naar de gevolgen voor mens en milieu kijken, ligt een totaalverbod op vreugdevuren en consumentenvuurwerk voor de hand. Maar dan is er wel weer een uitlaatklep minder. Als de analyse van Taylor klopt, zal die energie er op een ander moment weer uitkomen. Vuurwerkminnende burgers zullen zich niet zomaar neerleggen bij een verbod. Handhaving kan daarom zomaar betekenen dat Nederland voor een paar dagen wordt omgevormd tot een soort politiestaat.
Het alternatief is accepteren dat de maatschappij een ventiel nodig heeft en daarbij aanvaarden dat dit kan leiden tot chaos en zelfs doden. Ook dat is weinig aantrekkelijk.
In dit licht is de houding van het Haagse stadsbestuur minder gek dan nu lijkt. Er zit weinig anders op dan samen te werken met voormalige relschoppers en een nieuwe vorm voor de vreugdevuren te vinden. En vorm waarmee wordt voorkomen dat er opnieuw grote schade wordt aangericht.
De auteur is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Zutphen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de theologische universiteiten in Apeldoorn en Kampen. Hij is daar als buitenpromovendus bij betrokken.