Verslaafd zijn en afkicken. Dakloos zijn en een thuis vinden. Vallen en weer opstaan. En wat er dan overblijft: dankbaarheid. Andreas Manuela (61) vertelt zijn levensverhaal aan de hand van een tocht langs belangrijke plekken in zijn leven.
Andreas’ Friese moeder raakt ongetrouwd zwanger van een Surinaamse man. „Dat was een schande, zeker in de jaren vijftig.” Zijn biologische vader gaat ervandoor en nog voor zijn geboorte trouwt zijn moeder met een andere man, een Curaçaoënaar. „Mijn stiefvader, ik draag zijn achternaam.”
In Den Helder brengt hij zijn jeugd door. Die is allesbehalve stabiel en veilig. Beide ouders zijn alcoholverslaafd en de zorg voor zijn twee halfbroers en een halfzusje komt deels op de schouders van Andreas neer. Er is geen sturing en geen leiding thuis, iedereen gaat zijn eigen gang.
Hij brengt veel tijd op straat door, om te ontsnappen aan de nare sfeer thuis. Op straat gaat het van kwaad tot erger: hij krijgt foute vrienden en begint uit winkels te stelen. Er komen al snel drank en drugs bij kijken. „Eerst wil je indruk maken op je vrienden. En dan kun je niet meer zonder en ben je verslaafd.”
Andreas leidt een dubbelleven: overdag gaat hij naar school en ’s avonds en in het weekend is hij op straat te vinden. Na zijn opleiding tot chef-kok gaat hij aan de slag bij een banketbakker en later bij een restaurant. Hij wordt steeds snel ontslagen. „Ik zat ondertussen aan de harddrugs en dat is lastig te combineren met een baan. Als ik te lang geen drugs nam, kreeg ik last van zweetaanvallen en maagkrampen.”
Al snel is werken geen optie meer. Andreas denkt nog maar aan één ding: drugs. Op zijn twintigste vertrekt hij naar Amsterdam.
De Zeedijk en de wallen, Amsterdam
Amsterdam is in de jaren zeventig de verzamelplek voor drugsgebruikers en -handelaars. Er wordt heroïne en cocaïne verhandeld op straat en in kraakpanden op de Zeedijk en de Nieuwmarkt. Vooral de Zeedijk, onderdeel van de Amsterdamse wallen, is berucht om de drugshandel. Het gebied werkt als een magneet op Andreas, die er gemakkelijk aan verdovende middelen komt.
Nu, zo’n veertig jaar later, loopt hij weer rond op de Zeedijk. Er hangt nog steeds een doordringende wietlucht, maar centrum van de drugshandel is de straat niet meer. „De politie heeft het gebied in de jaren tachtig langzaam schoongeveegd. Daarna hebben de dealers zich over heel Amsterdam verspreid.”
In deze omgeving liep hij vroeger de hele dag op straat. ’s Nachts sliep hij op straat of in een goedkoop hostel. Hij stal van alles: van autoradio’s tot postzegelverzamelingen en fietsen. Het gestolen goed verkocht hij op het Waterlooplein of bij dealers in de buurt voor drugs. „Nu het weer rustig en nuchter is in mijn hoofd, denk ik: wat kan een mens diep zinken. Ik zette alles opzij, alleen die verslaving telde. Daar kan ik me diep voor schamen nu.”
Hij wijst naar een apotheek op de hoek van een straatje. „Bizar, dat is de apotheek waar ik vroeger altijd mijn spuiten haalde. Dat die er nog steeds zit.”
Iets verderop zit een nauwe steeg die uitloopt op een plein. De portiekdeuren van de bewoners van de steeg gaan schuil achter een ijzeren hek. „Op plekken als deze gebruikte ik vroeger veel, uit het zicht van de straat.” Ook in parkeergarages spoot hij drugs. „Al was dat oppassen geblazen. Als ze je op de camera’s zagen, had je maar een paar minuten om weg te komen.”
Bijlmerbajes, Amsterdam
Vanwege zijn criminele activiteiten en het drugsgebruik wordt Andreas regelmatig opgepakt. Hij belandt iedere keer in een andere gevangenis. „Ik heb alle bajesen in Nederland wel zo’n beetje gehad. Het is beleid van justitie om je steeds ergens anders neer te zetten, zodat je niet te bekend wordt in een bepaalde bak.”
Zo komt hij ook in de Bijlmerbajes terecht, vroeger een beruchte gevangenis in Amsterdam-Oost. In 2016 is de gevangenis gesloten. Op het terrein moeten nieuwbouwwoningen komen. Tot die tijd staat een groot deel van het complex leeg en wordt het terrein bewaakt door een beveiligingsmaatschappij.
Als Andreas de bewaker achter de balie vertelt dat hij hier vroeger in de gevangenis heeft gezeten, vraagt deze al snel of hij soms een kijkje wil nemen op het terrein.
Door de oude toegangspoort loopt hij de gevangenis in. „Hier werd je vroeger naar binnen gereden in een busje om ingecheckt te worden.” Boven de lange sluis met stoplichten hangt nog een bordje met het opschrift ”Justitieel vervoer”.
Via een netwerk van gangen en trappen kom je terecht bij de oude bewaarcellen, waar de gevangenen vroeger tijdens de intake werden opgesloten.
De muren en deuren van de cellen zijn bekrast met allerlei namen en leuzen. Andreas gaat in een cel staan. „Volgens mij heb ik in deze cel gezeten. Ik heb met een aansteker mijn naam op de muur gekrast. Kijken of ik ’m nog kan terugvinden.”
De perioden in de gevangenis zijn een rustpunt voor hem. „Het is misschien raar om te zeggen, maar justitie heeft regelmatig mijn leven gered.”
In de gevangenis heeft hij in ieder geval een dak boven zijn hoofd. En hij kan er afkicken van de drugs.
Huize Norel, Epe
Op zijn 27e komt Andreas in aanraking met stichting Ontmoeting. Hij belandt in Huize Norel te Epe. Op dit terrein van Ontmoeting, midden in de Veluwse bossen, worden ex-gedetineerden begeleid bij hun maatschappelijke integratie.
De eerste twee maanden van zijn verblijf heeft Andreas het moeilijk. „Je komt uit een eenzijdige kokerwereld van criminaliteit en verslaving en dan zit je ineens in een vredige omgeving, met aardige mensen die in de Bijbel geloven. Het duurt even voordat je begrijpt dat deze mensen je willen helpen.”
Langzaam krijgt hij zijn leven weer op de rit. Hij voert gesprekken met begeleiders en werkt overdag op het terrein als klusjesman. „Van grind harken tot tuinieren, ik heb alles gedaan.”
Op het terrein van Huize Norel wijst hij naar de bovenverdieping van een groot, wit landhuis. „Zie je dat kleine raampje? In die kamer ben ik begonnen, in een pijpenla van 1 bij 2 meter. Aan het einde van mijn traject had ik een van de grootste kamers, met een balkon.”
Woning, Vaassen
Na zijn ontslag uit Huize Norel krijgt hij een woning in Vaassen. Hij trouwt, krijgt een dochter en werkt als chef-kok.
Na een aantal jaren gaat het weer mis. Zijn baan is stressvol en hij heeft financiële problemen. Als reactie daarop begint hij opnieuw met drank en drugs. „Ik kwam terecht in hetzelfde patroon als vroeger: excuses verzinnen en mijn eigen gang gaan. Ik dacht dat de hele wereld tegen me was. Het lag aan iedereen, behalve aan mezelf.”
Later zegt hij, bijna verontschuldigend: „Ik wil mijn moeilijke jeugd niet als excuus gebruiken voor de keuzes die ik in mijn leven gemaakt heb, maar die heeft niet meegeholpen. Ik heb nog steeds de neiging om weg te lopen als het lastig wordt. Daarom noem ik mezelf nu ook geen goed relatiemateriaal. Ik heb nooit geleerd empathisch te zijn.”
Zijn huwelijk overleeft het niet en ook zijn baan raakt hij al snel kwijt. Andreas, inmiddels rond de 50, staat weer op straat.
Slaaphuis, Apeldoorn
Op straat valt Andreas terug in zijn oude manier van leven: stelen, rondzwerven en drugs gebruiken. De nacht brengt hij regelmatig door in het Slaaphuis in Apeldoorn, een voorziening waar daklozen gratis kunnen overnachten. Op andere momenten kiest hij er bewust voor om buiten te blijven. „Je moest om tien uur ’s avonds binnen zijn en ik had rond dat tijdstip niet altijd genoeg geld verzameld voor drugs.”
Op de straat voor het Slaaphuis staat hij stil om een foto te laten maken. Ondertussen kijkt hij wat schichtig om zich heen. „Ik ben bang om mensen van vroeger tegen te komen die dan mijn naam gaan roepen. Daar heb ik geen zin in.”
Hij vindt het moeilijk om geconfronteerd te worden met zijn verleden. „Ik stal alles wat los en vast zat om maar aan drugs te komen. Soms klom ik zelfs op het dak van een bedrijf om koper te stelen. Als je erover nadenkt, is het te triest voor woorden: ik was 52 en ik klom langs regenpijpen.”
Na een gevangenisstraf voor een inbraak hakt hij de knoop door en neemt hij weer contact op met Ontmoeting.
Thuishaven, Epe
Andreas schaamt zich om Ontmoeting voor de tweede keer om hulp te moeten vragen, maar een andere oplossing ziet hij niet. „Gelukkig heb ik de juiste keuze gemaakt. Had ik toch nog genoeg hersencellen over na de drugs.”
Hij komt samen met drie andere ex-gedetineerden terecht in de Thuishaven, een woning van stichting Ontmoeting in een rustig woonhofje in Epe.
Andreas woont er inmiddels al drie jaar niet meer, maar hij loopt meteen achterom alsof hij niet weg is geweest. „De tuin ligt vol bladeren, er moet nodig geharkt worden.” Hij voegt de daad bij het woord en pakt er een hark bij.
Er komt een man langslopen die Andreas herkent. „Ha broeder!” Andreas, tegen de fotograaf: „Dat is Cornelis, die heeft hier ook gewoond. Mogen we samen op de foto?” De mannen beginnen spontaan herinneringen op te halen aan de tijd dat ze beiden in de Thuishaven woonden. „We organiseerden een buurtbarbecue met de bewoners uit de wijk”, zegt Andreas. „En met Kerst schreef ik kerstkaarten voor de buren. Ik heb hier een fijne tijd gehad.”
Woning, Vaassen
In de woonkamer van zijn appartement klinkt Radio Gelderland zachtjes op de achtergrond. Overal staan planten en op het bureau ligt een stapel boeken klaar om gelezen te worden.
Begin februari 2016 is Andreas van de Thuishaven in Epe verhuisd naar zijn eigen woning, in een seniorencomplex in Vaassen. Hij woont er samen met zijn zwarte kat Beauty, ook wel Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beauty de Tweede genoemd. „Het is een diva, zij is de baas in huis. Ze is net zo eigenzinnig als ik.”
Overdag werkt hij veel voor Ontmoeting. Hij geeft voorlichting aan jeugdverenigingen en schoolklassen en is ombudsman en oud-cliëntenvertegenwoordiger. Daarnaast leest hij graag, vooral geschiedenis en filosofische boeken. De rust is terug in zijn leven sinds hij hier woont. „Ik omarm de traagheid van de tijd in het seniorencomplex.”
Andreas is vooral dankbaar. Voor de kansen die hij gekregen heeft en de hulp die hem is aangeboden. „Ik heb veel gekregen en daar weinig tegenovergesteld. Soms denk ik: „Jongen, je hebt nog een boel goed te maken.””
Hij haalt veel steun uit zijn geloof in God. Op zondag bezoekt hij een evangelische gemeente, maar hij denkt erover een overstap te maken naar een reformatorische kerk. „Ik werk nu veel in de gereformeerde gezindte en de vasthoudendheid en de traditie die er heersen vind ik waardevol. Er is een diepe kennis van het Woord van God.”
Misschien wil hij ooit een boek schrijven over zijn ervaringen. „Als ik dat zie zitten. Het is heftig om alles steeds weer opnieuw te beleven. Maar toch: hoe zwaar het ook is geweest, mijn leven is nu in balans.”