Vanuit een township naar een beveiligd woonerf
Verhuizen vanuit een township naar een blanke woonwijk in Pretoria is een stap omhoog. Maar zo’n omslag maakt het leven niet per se gemakkelijker. „Je ziet je buren soms weken niet.”
Het gezin Mnisi woont aan een doodlopende straat, met een hek aan het begin. De bewoners zo’n twaalf huizen zoeken op dit woonerf veiligheid.
De afstandbediening voor het hek mag niet zoekraken, weet George Mnisi (37). Dat zou thuiskomen lastig maken. Een zwarte man die in een blanke buurt aan een poort rammelt, zou direct de aandacht trekken.
Theophilus (11) speelt met de hond achter op het gras. Weglopen naar de buren kan de viervoeter niet. Ook hier zijn de tuinen met een hoge muur gescheiden.
Dat blijft wennen, zegt George. „Wij komen uit het township Soshanguve. Als de suiker op was, ging je met een bekertje naar de buren. Je liep heel makkelijk bij elkaar binnen.”
Toen liepen de kinderen altijd op straat, zegt Georges vrouw Portia. „Hier gaan weken voorbij zonder dat we de buren zien.”
Het huis van het gezin Mnisi is eigendom van de kerk. George werd in 2009 door de Vrye Gereformeerde Kerke (zusterkerk van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Nederland) uitgezonden als zendingswerker (en later als predikant) naar het township Nellmapius. George en Portia hadden best in Nellmapius willen wonen. „Geen van beiden kenden we iets anders.”
Probleem is echter dat daar geen christelijke school is. In Pretoria wel: de particuliere Gereformeerde Laerskool Johannes Calvyn, die uitgaat van de kerk.
Aanvankelijk weifelden George en Portia hun kinderen daar naartoe te sturen. „Het is een Afrikaanstalige school. Wij spreken in huis Engels en Sotho”, vertelt George. „Bovendien waren ze de eerste zwarte kinderen daar. We baden dat ze zouden worden geaccepteerd. Dat is goed gegaan. Qua taal pasten ze zich snel aan. De kinderen spreken nu onderling zelfs Afrikaans. God stijgt boven de talen uit.”
De tweede zoon, George Junior (9), bewijst dat dit waar is. Aan tafel leest hij hardop in een boek in het Afrikaans, over de avonturen van een journalist.
Theophilus werkt aan de andere kant van de tafel aan een werkstuk over een Engels boek met christelijke verhalen over William Wilberforce en Mary Jones. De jongste, Korah (7), smeert in de keuken een boterham.
Nadoen
In alle kamers van het huis hangt een A4’tje met de tekst uit 1 Johannes 4: ”We love Him because He first loved us”, en uit Genesis 16: ”You are the God who sees.”
Voor George en Portia is christelijke opvoeding geen kwestie van nadoen wat ze vroeger zagen. Integendeel, zij werden grootgebracht met voorouderverering. Portia: „Dat krijgen bijna alle zwarte mensen in Zuid-Afrika mee.”
Portia voelt zich bevoorrecht dat God aan hen het zuivere Evangelie liet zien. „In ons eigen leven zien we hoe de Heilige Geest mensen kan veranderen.”
George knikt. „Als je zelf uit een christelijk gezin komt, kun je dat ook als een dode traditie voortzetten.”
Door hun bekering is contact met familie lastig, geeft Portia toe. „Als we samen weggaan, moeten we besluiten bij wie we ze achterlaten. Veel kinderen uit de familie mogen alles kijken op tv. Bij ons mogen ze veel niet zien.”
Af en toe twijfelt George of hij het wel goed doet. „Je bent een zondaar die zondaren opvoedt. Ik denk dat ik soms te streng ben. Dat ik de genade vergeet waarvan ik zelf moet leven. Als God vergeeft, moet ik ook zelf vergeven. En de kinderen om vergeving vragen.”