Mars voor het Leven bezig met opmars
De Mars voor het Leven is uitgegroeid tot een publieksevenement van formaat. Niet alleen evangelischen, vrijgemaakten en streng rooms-katholieken, maar ook reformatorischen lopen vaker mee. Wat zit daarachter?
Hoe hij ‘zijn’ stichting Schreeuw om Leven zou willen omschrijven? „Als een actie- en mediabelust clubje”, zei toenmalig directeur Bert Dorenbos in 2010 in het Reformatorisch Dagblad, in een jubileuminterview omdat de stichting 25 jaar bestond.
Er volgde een toelichting. Rond abortus, zo zei Dorenbos, was wereldwijd en ook in Nederland een enorme zwijgcultuur ontstaan. Dat kon zijn stichting niet laten passeren: „Waar de hele wereld het ombrengen van kinderen in de moederschoot onder het vloerkleed wil vegen, blijven wij doorgaan met gaten schieten in dat zwijggordijn.” Huis-aan-huis plastic foetusjes verspreiden, jaarlijks een stille protestmars organiseren; het hoorde er allemaal bij.
Die taakopvatting en de uitvoering ervan zorgde, zo onderkende ook Dorenbos, al jaren voor een soort haat-liefdeverhouding tussen Schreeuw om Leven en reformatorisch Nederland. En nee, het stoorde hem niet als refo’s de stichting vanwege de stijl liever wat op afstand hielden. „Wat wij doen, past nu eenmaal niet in een kerkstructuur.”
Ontegenzeggelijk is de belangstelling voor de Mars voor het Leven, die de stichting jaarlijks organiseert, echter fors gegroeid. Wat in 1995 begon met een magere 15 stille betogers is, zij het met wat ups en downs, uitgegroeid tot een omvangrijk, publiek evenement. Vorig jaar werd de grens van 10.000 deelnemers ruimschoots gepasseerd. Aan die fors gegroeide belangstelling draagt ook de reformatorische gezindte duidelijk bij.
Is dat omdat de actiebereidheid in bevindelijk-gereformeerde kring in alle opzichten is toegenomen? Of weegt de noodzaak om op te moeten komen voor het ongeboren leven zo zwaar dat reformatorische christenen zich even over hun bedenkingen heen zetten en, al dan niet met een bezwaard gemoed, meelopen met de mars?
„De groei van het aantal deelnemers laat in elk geval zien dat de forse bezwaren van christenen tegen het doden van ongeboren leven bepaald nog niet zijn verdwenen”, zegt socioloog en oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad dr. Chris Janse. „Tientallen jaren na de aanvaarding van de wet die abortus onder voorwaarden legaliseerde, leeft de overtuiging dat het zonder medische noodzaak laten afbreken van een zwangerschap een groot kwaad is nog steeds. De leus van het SGP-verkiezingsprogramma van 2017 luidde: ”Stem voor het leven”. Dat zegt ook wel iets.”
Ernst en waardigheid
Orthodoxe christenen verhieven in het verleden wel vaker hun stem, tekent Janse aan. „Maar meestal gebeurde dat door het houden van handtekeningenacties. Demonstraties hadden vanwege de ongeregeldheden die er vaak mee gepaard gingen en vanwege de manier waarop de demonstranten zich zowel in woorden als op borden en spandoeken uitten, veelal een slechte naam. De Mars voor het Leven laat echter zien dat demonstraties ook op een acceptabele en ordelijke wijze kunnen verlopen. Op een manier waarin een zekere ernst en waardigheid doorklinkt”, aldus de socioloog.
Profiteert de stille tocht ook van de trend dat jongeren in de achterban eerder geneigd zijn aan demonstraties mee te doen? „Dat zal zeker meespelen”, aldus Janse. „Ook de SGP-jongeren zetten geregeld acties op om zo naar buiten te treden met hun opvattingen.” Van invloed op de groeiende deelname is volgens de oud-hoofdredacteur ook de houding van predikanten. „Ik hoor van sommigen dat ze hun gemeenteleden, jong én oud, stimuleren om mee te lopen met de mars.”
Dat sommige bezwaren in reformatorische kring nog altijd springlevend zijn, bleek vorig jaar uit een opinieartikel in het Reformatorisch Dagblad van ds. D. de Wit, predikant van de gereformeerde gemeente van Borsele. „In gedachten heb ik geprobeerd Gods volk te plaatsen tussen de mensen die meelopen met de Mars voor het Leven. Het is me niet gelukt”, verzuchtte de predikant. Zijn afwijzende stellingname werd in deze krant echter door niemand openlijk bijgevallen. Wel was er stevig tegengas, zelfs van ambtsdragers uit hetzelfde kerkverband.
De inzet van de stichting Schreeuw om Leven heeft in de reformatorische gezindte altijd de nodige herkenning opgeroepen, stellen J. Schipper en zijn echtgenote A. Schipper-Van Wingerden uit Oud-Beijerland. Schipper: „De leidslieden van de stichting hebben altijd gewezen op de vloek die vanwege de vreselijke abortuspraktijk rust op ons land, volk en vorstenhuis. Wij beschouwen dat als een Bijbelse benadering.”
Een verklaring voor de groeiende belangstelling voor de mars kan zijn dat de organisatoren meer rekening zijn gaan houden met de deelnemers uit het behoudende deel van de gereformeerde gezindte, denkt het paar. Schipper-Van Wingerden: „Tijdens de mars van 2012 maakte een zangleider een opmerking over Johannes die in de buik van Elizabeth een dubbele salto maakte voor het kindeke Jezus. Wij vonden dat spotten.” Ook een actie met rode, witte en blauwe petjes waarmee deelnemers samen de Nederlandse vlag konden uitbeelden voor de persfoto ervoer het echtpaar als een niet gepaste publiciteitsstunt. „Wij hebben daar niet aan meegedaan.”
Een aan Dorenbos gerichte brief van het paar haalde ook het Reformatorisch Dagblad. „Hij schreef ons daarop begrip te hebben voor onze bezwaren”, zegt Schipper. „Ook sprak hij de hoop uit dat het evangelische en het reformatorische deel van de gezindte samen konden blijven optrekken in de strijd voor het leven. Zijn brief heeft ons goed gedaan en met de reformatorische deelnemers wordt sindsdien meer rekening gehouden. In 2013 was er ter afsluiting een bijeenkomst in een kerk die heel waardig verliep.”
Ander verklaringen voor de stijgende deelname uit reformatorisch hoek zijn volgens het paar de publiciteit over bijvoorbeeld de voltooidlevenwetgeving, „en de prominente aanwezigheid van iemand als SGP-politicus Van der Staaij.”
Na 2016 nam Schipper toch wat meer afstand van de mars. „Gezien de uitingen van activisme”, licht hij toe, maar als jongere familieverwanten willen meelopen, ontraadt hij het ze niet. „Ik onderken: de Heere kan de tocht gebruiken om abortus een halt toe te roepen. De zaak zelf is het alleszins waard en eenieder moet op zijn of haar plaats doen wat zijn of haar hand vindt om te doen.”
Wat daarbij nooit uit het oog mag worden verloren, is de noodzaak van het gebed, onderstreept het paar dat kerkelijk behoort tot de Gereformeerde Gemeenten. Schipper: „Naar Gods Woord achten we het groot als er nog ware bidders zijn, die de schuld van de abortuspraktijk mogen eigenen en daarmee voor Gods aangezicht komen. Om te smeken of Hij Zich nog wil ontfermen over ons land, volk en vorstenhuis.”
Samenbindende lijn
„Tijdens die mars van 2012 gingen er wel meer dingetjes mis”, zegt Jan Vermeer uit Veenendaal; jarenlang raadslid voor de SGP en kerkelijk behorend tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ook hij verstuurde brieven, aan de stichting en aan het RD. Dorenbos’ reactie noemt hij hartverwarmend. „Zijn opvolger, Kees van Helden, heeft die samenbindende lijn nog sterker voortgezet. Kees verstaat de kunst om én evangelischen én reformatorischen het gevoel te geven dat ze welkom zijn.”
Zou, zo oppert Vermeer, de belangstelling voor de mars ook niet toenemen, omdat het voor massaal bezochte evenementen doorgaans makkelijker reclame maken is. „Ik betrap mezelf er geregeld op dat het bij mij wel zo werkt. Tijdens een busreis door Frankrijk belandden m’n vrouw en ik vorig jaar naast een echtpaar uit Renswoude, ook behorend tot onze kring. Ik zeg tegen die man: Heb je weleens meegedaan aan de Mars voor het Leven? Enorm belangrijk, moet je echt een keer doen. Een paar maanden later staan we op het Spui en wie zie ik daar uit m’n ooghoeken van achter het stadhuis opduiken? Dat paar. Man en vrouw.”
Na het aantreden van Van Helden is Schreeuw om Leven ook organisatorisch gegroeid, constateert Vermeer. „Het busvervoer naar de mars is nu tiptop in orde. Op de site van Schreeuw om Leven zie je precies vanuit welke plekken de bussen rijden en hoeveel inzittenden zich al hebben aangemeld. Ik zeg het met alle respect: zo creëer je een saamhorigheidsgevoel. Of een clubgevoel, een wedstrijdgevoel; hoe je het verder ook maar noemen wilt.”
De manier waarop christenen van diverse snit met elkaar optrekken in de mars is voor Janse een typisch voorbeeld van een ad-hoc samenwerkingsverband. „Het verzet tegen abortus brengt groepen christenen bijeen. Voor het overige scheiden de wegen. Ook op andere terreinen zijn er van die samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld rondom het homohuwelijk of de zondagsopenstelling van winkels, maar die zijn wel minder breed. Rooms-katholieken en evangelischen hebben bijvoorbeeld minder bezwaren tegen winkelen op de dag des Heeren dan mensen met een reformatorische achtergrond.”
Of het aantal deelnemers aan de mars nog verder omhoog kan? „Als het de organisatoren lukt de sfeer voor alle deelnemers acceptabel te houden wel”, denkt Janse. „Al te evangelische uitingen moeten dan wel achterwege blijven. En als de rooms-katholieken bijvoorbeeld Mariabeelden zouden meenemen, zou dat voor reformatorische deelnemers weer moeilijk zijn. Maar los daarvan, bij een half miljoen Nederlanders bestaan fundamentele bezwaren tegen abortus. Die zullen uiteraard niet allemaal komen opdagen op het Malieveld. Maar enkele duizenden deelnemers extra zou denkbaar zijn.”
„Verschillen op die dag verdragen”
„Met collega ds. Goijert uit hervormd Nijkerk op weg naar Mars voor het Leven. Goed om hier achter te staan en daarom voor-ganger te zijn!” Ds. M. Messemaker liet op 9 december vorig jaar zijn ruim 550 Twittervolgers niet in het ongewisse over zijn agenda voor die dag. De hervormde predikant uit Nijkerk liep mee met de prolifemars en meldde dat op het sociale medium.
„Vrienden en gemeenteleden hadden al een paar keer gepolst: Loopt u zaterdag ook mee?”, blikt de predikant terug. Hij hakte de knoop door nadat een aantal van zijn collega-ambtsbroeders de mars onder vuur namen, onder meer via het Reformatorisch Dagblad. „Toen dacht ik: Nu moet ik zeker van de partij zijn, ook om Schreeuw om Leven een hart onder de riem te steken, en heb ik ja gezegd.”
De kritiek op de mars –„te evangelisch, te militant”– was voor de predikant niet nieuw, maar weerhoudt hem er niet van om ook dit jaar mee te gaan naar Den Haag. „De tijd dat standpunten zoals ”abortus is moord” nog op brede instemming konden rekenen, ligt achter ons. In de Tweede Kamer zijn we als christenen een minderheid geworden. Tegelijkertijd neemt de radicaliteit in het medisch-ethische debat over het begin en het einde van het leven toe. Maakt dat alles het voor ons niet des te urgenter om met onze overtuiging naar buiten te treden en zo te proberen de seculiere politiek toch nog aan te spreken? Het zou mij niet verbazen als zo’n gevoel van ”het is nu of nooit” ook voor steeds meer reformatorische christenen een belangrijke drijfveer is om aan de mars mee te doen. Optreden als een gezamenlijke christenheid, hoe breed ook, is iets wat ik in het licht van onze tijd als een pure noodzaak zie.”
Het leven waarover in Psalm 139 met zoveel verwondering wordt gesproken kan nog niet voor zichzelf spreken, zegt de predikant. Tegelijkertijd worden de rechten ervan vertrapt. „Wat zou dat anders van christenen vragen dan het aantrekken van de geestelijke wapenrusting? Het is zeker geen sinecure wat er volgende week zaterdag op het Malieveld gebeurt. Het stemloze wordt een stem gegeven, zonder geluid te maken. Ik ervaar het mede als een strijd tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Kunnen we zeggen: Wij doen op die dag wel een gebed in onze binnenkamer en Segers en Van der Staaij lossen het verder in Den Haag wel op? In mijn ogen verdienen onze politieke leiders op die dag zichtbaar onze steun.”
Dat een steeds grotere groep christenen meeloopt met de mars kan volgens de predikant niet komen omdat de organisatoren de boodschap hebben afgezwakt. „In mijn beleving worden de protesten tegen het doden van het ongeboren leven juist in nog scherpere bewoordingen geuit. Ja, de deelnemende christenen dragen onze prolife-opvatting ieder op hun eigen manier uit, dat is waar. Maar op zo’n dag kan ik dat verdragen, juist omdat het om zo’n ernstige kwestie gaat.”