„Varen is net als autorijden”
Een volgeladen zand- en grindschip glijdt de sluis van Hagestein binnen. Een minuutje later ligt het grote schip roerloos langs de sluiskant. Uit de kajuit komt een vrouw. „Varen is net als autorijden”, zegt ze. „Ja”, grapt haar man vanaf het dek, „die vrouwen leren het nooit.”
Al 33 jaar vaart het echtpaar Rook met de Ardente over de Nederlandse en de Duitse rivieren, zand en grind voor zich uit duwend. „De vrijheid van dit vak is het belangrijkste voor mij”, zegt Rook (57) terwijl hij zijn boot vastlegt aan de kade en wacht totdat het water in de sluis zakt. „In de zomer is het prachtig. Lange dagen, heerlijk weer en lekker warm. In de winter is het wat minder. Mist, storm en regen. Maar ja, de liefde voor de boot en voor het varen gaat overal doorheen.”
Toen Rook trouwde, begon hij direct voor zichzelf. „Als je voor jezelf wilt varen, moet je er jong aan beginnen. Flexibel zijn is een eerste voorwaarde. Hoe ouder je bent, hoe moeilijker het wordt.”
De 53-jarige schippersvrouw had „niet zo veel te zeggen” over haar huidige rol als tweede schipper. „Het overkomt je gewoon. Maar ik vind het ook heerlijk.” Het weekeinde brengt het echtpaar door in een huis aan de wal. „Dat huis hebben we al 25 jaar. Lekker hoor, even weg van je werk.”
Het water in de sluis daalt niet meer en langzaam gaan de deuren open. Vrouw Rook kruipt weer achter het roer. Met een „tot kijk” verdwijnt ook de schipper in de kajuit. Het vertrekkende binnenvaartschip doet de wachtende Cornelis van schipper Cor Knulst flink op het water deinen.
Knulst is benieuwd of schipper Rook een hekel heeft aan de pleziervaart, maar Rook heeft zich daar niet over uitgelaten. „Meestal houden ze niet zo van die vakantiegangers, vooral niet in een sluis”, aldus Knulst. „Binnenvaartschippers kunnen er flink last van hebben. Ze hebben wel gelijk, vooral in de vakantieperiode. Als je ziet hoe mensen soms met hun boot klungelen. Ik zou zeggen: eerst een flinke cursus, dan pas het water op.”
Volgens de rivierenkaart van de ANWB zijn net na de Hagesteinse sluis aan stuurboord bunkers te zien. „Ze liggen onder de groene zoden”, merkt Knulst op. Hij doelt op enkele heuvels die met fris gras zijn bedekt. „Het is in ieder geval een prachtige strategische plek voor bunkers. Je kunt de hele rivier overzien.”
Na een flink aantal kilometers over de Lek vindt Knulst het voor vandaag voldoende. Hij stuurt de Cornelis de jachthaven van Vreeswijk binnen, een onderdeel van de gemeente Nieuwegein. Het oude dorpje is maar liefst vier sluizen rijk. Vanaf de Lek komt als eerste de Prinses Beatrixsluis in zicht, waar enkele grote schepen tegelijk in kunnen. In het dorpje zelf bevinden zich nog drie sluizen; de Oude Sluis, de Koninginnesluis en een naamloos bouwwerk.
Eeuwenoude ophaalbruggen, al dan niet gerestaureerd, sieren Vreeswijk. Een inwoner die zijn hond uitlaat, weet te vertellen dat twee van de vier sluizen nog gebruikt worden om scheepvaart door te laten. „De sluis waar we nu op staan, laat water door om de stand binnendijks op peil te houden.” In de Lek staat het water aanzienlijk hoger dan binnendijks, zodat het met kracht door de opening stroomt. Bruisend en kolkend vervolgt het zijn weg aan de andere kant. „Mooi gezicht, toch?” zegt de Vreeswijker niet zonder trots. „Dit is echt een fraai dorpje. Vroeger woonden hier voornamelijk zand- en grindschippers die bijna allemaal streng protestant waren. Vandaar dat je hier drie kerken heel dicht bij elkaar vindt.”
Een van de kerken werd in 1100 gebouwd en door de Fransen verwoest, aldus de Vreeswijker. Hij vindt het jammer dat zo weinig mensen zich interesseren voor de historie. „Ik woon hier pas een jaar, maar ik heb in die tijd veel gelezen over de geschiedenis van dit dorpje. Prachtig, wat hier allemaal…” Zijn woorden gaan verloren in het gedreun van een Harley-Davidson die vol gas over een historisch bruggetje raast. „Dat bedoel ik. Zo’n motor past hier helemaal niet. Het zou verboden moeten worden.”