De revolutionaire invloed van internet is vaak vergeleken met die van de boekdrukkunst. Die uitvinding was een zegen voor de verspreiding van de werken van de reformatoren. Maar geldt dat ook voor het wereldwijde web?
Dat de Reformatie in de eerste helft van de zestiende eeuw als een lopend vuurtje door Europa ging, was niet alleen te danken aan de lage kosten om boeken in een grote oplage te drukken. Het Rooms-Duitse Rijk had juist aan het eind van de vijftiende eeuw een uitgebreid koeriersnetwerk opgebouwd. Dat zorgde voor snelle verbindingen door heel West-Europa.
Die snelheid van het berichtenverkeer was ook een succesfactor voor het wereldwijde web. Al in het jaar dat dat ontstond, 1991, sprak de Amerikaanse senator Al Gore over de informatiesnelweg. Het internet van die tijd was nog traag, maar Gore voorspelde al dat het uit zou groeien tot een zeer snelle infrastructuur die niet alleen mails en bestanden kon transporteren maar ook spraakberichten en video.
Inmiddels is de enorme invloed daarvan overal zichtbaar. Toch gaat het aandeel video in het internetverkeer nog verder omhoog. Dat is tenminste de verwachting van bedrijven die de ruggengraat van het internet onderhouden, zoals Cisco: de data van de gewone internetgebruiker zullen in 2021 voor meer dan 80 procent uit videobeelden bestaan. Maar zullen christenen in later tijden ook op deze revolutie terugblikken als een zegen voor de verspreiding van Gods Woord en de doorwerking daarvan in de samenleving?
Dat is niet vanzelfsprekend. In de gereformeerde gezindte is de televisie vanouds geweerd. Ook bij de nieuwe varianten daarop –videospelers, computergames, dvd, YouTube, vlogs– is er steeds een gereserveerde houding geweest. Toen het RD eind 2011 samen met de Reformatorische Omroep een maandje proefdraaide met een dagelijkse nieuwsuitzending, leidde dat in een deel van de achterban tot forse kritiek. Een van de redenen tot bezorgdheid rond de smartphone is het gemak om er films op te bekijken en uit te wisselen via sociale media.
Netflix
Deze weerstand zal voortgekomen zijn uit de hoop om als een gesloten bastion verschoond te blijven van de oprukkende vermaakcultuur en het wereldse denkraam van deze samenleving. Een uitstekend motief, maar intussen is wel duidelijk dat die technische barrière niet heeft gewerkt. In de gereformeerde gezindte is er bijna geen volwassene meer zonder smartphone. Soms kom je nog een oudere tegen die met veel vertoon zijn ouderwetse klaptelefoon omhoog steekt en duidelijk maakt dat hij nog niet zo’n veegscherm heeft. Hij beseft niet dat zijn aanschaf juist bewijst dat hij ook meegaat in de ontwikkelingen, zij het op wat meer afstand. Want, wees eerlijk: ben je met een vertraging van tien jaar ineens wél baas over de knop?
Natuurlijk, van deze volwassenen kijkt niet 26 procent dagelijks films via Netflix, zoals jongeren in de gereformeerde gezindte. Maar die gedeelde filmpjes via WhatsApp dan? Of dat nieuws van de NOS? In 2012 onderzocht een studente van de Erasmus Universiteit, Myrta Otten, de verschuivingen in het kijkgedrag in reformatorische kring. De ouders die ze sprak, beseften wel dat er sprake was van een hellend vlak maar dat weerhield hen niet om tv te kijken via internet. En het zijn de kinderen van deze generatie die, volgens recent onderzoek van Kliksafe, weinig moeite hebben met Netflix, vlogs en andere video’s. Hoewel, eerlijk is eerlijk, een deel van de jongeren juist kritischer is dan hun ouders.
Gefaald
De tijd lijkt aangebroken om een eerlijke conclusie te trekken: op dit gevoelige domein hebben opvoeders, opinieleiders, kerken en scholen gefaald. Een halve eeuw weerstand tegen tv, dvd, YouTube en smartphone heeft niet geleid tot geheelonthouding rond bewegend beeld en evenmin tot kritisch kijken. Kom me niet vertellen dat het RD, RDNet en Kliksafe de weg daarvoor gebaand hebben, want die bewering is met harde cijfers te ontkrachten.
Anderhalve week geleden uitte senator Diederik van Dijk in een column in het RD zijn verlegenheid met deze kwestie. Aanleiding was het ontslag van een docent van het Driestar College die een theaterproductie over gokverslaving heeft gemaakt. Waarschijnlijk is de voorstelling van de leraar –die deze zaterdag in première gaat– een stuk kuiser dan wat veel van z’n leerlingen en z’n collega’s op hun smartphones bekijken. Van Dijk noemt het een schijnvertoning als ouderen een discussie voeren over het wel of niet verantwoord zijn van toneel terwijl jongeren allerlei speelfilms bekijken. Hij stelt een aantal prikkelende vragen, maar concludeert zelf ook al dat een reformatorische filmkeuring of een christelijke Netflix geen oplossing is.
Whitelist
De kernvraag is dus niet: hoe weren we apparaten of kanalen met bewegend beeld, maar hoe leren we jongeren –en ouderen– kritisch kijken naar hun kijkgedrag en, waar nodig, de weg terug vinden. Dat vraagt om een diepere doordenking dan het opstellen van een lijstje met films of genres. Zo’n whitelist werkte niet bij de tv en evenmin bij internet. De scheidslijn tussen speelfilms en informatieve video’s is niet altijd scherp te trekken. Dat is niet zo erg: in elk geval wordt een principiële grens overschreden bij het naspelen of positief voorstellen van wat Gods Woord zonde noemt. Zonde, zei de Engelse puritein Thomas Watson in 1681, is erger dan de hel. De hel is tot last voor de zondaar, maar de zonde is tot last voor God. Wie wil dat op z’n geweten hebben? Met zo’n criterium vallen heel wat films door de mand.
Er is nog een heel andere reden waarom zo’n bezinning noodzakelijk is: de aantrekkingskracht van videokanalen met geestelijke inhoud. De Engelstalige video’s van Tim Keller en John Piper zijn erg populair, evenals de videoboodschappen van Nederlandse voorgangers en verwante kanalen. Wat de invloed daarvan is, laat zich lastig meten, maar de stap is dan klein naar andere kanalen waar het geluid verwaterd is of naar een ronduit onchristelijke boodschap.
En zo’n stap heeft zeker invloed. Amerikaans onderzoek van Barna laat zien dat veel christenen, ook trouwe kerkgangers, daardoor besmet raken met een on-Bijbels wereld- en godsbeeld, ontleend aan het seculiere of postmoderne denken. Het gaat dan om de gedachte dat het niet uitmaakt tot welke god je bidt, dat God degenen helpt die zichzelf helpen en dat het belangrijk is om hard te werken en veel geld te verdienen. De groep christenen tot 45 jaar is daar veel gevoeliger voor dan de ouderen. Zo vindt 37 procent dat de keuze of iets moreel goed of fout is, afhangt van wat je als individu gelooft.
Evangelisch
Dichter bij huis zijn er zorgen over uitzendingen uit evangelische kring of andere christelijke video’s waar een remonstrantse draad doorheen loopt. Terecht. Op de forumpagina van het RD betoogden enkele opinieschrijvers dat de verschillen tussen reformatorischen en evangelischen maar beperkt zijn en dat deze stromingen elkaar juist nodig hebben. Die indruk kan ook ontstaan bij zulke video’s. Jongeren met weinig geestelijk onderscheidingsvermogen raken daardoor gemakkelijk op drift. Ze komen in de ban van het evangelisch gedachtegoed en plaatsen dan vraagtekens bij het gezag van Gods Woord of de belijdenisgeschriften. Wie de leerregels van Dordt ernaast legt, ontdekt heel wezenlijke verschillen, vooral waar het gaat om het besef van de totale onmacht en onwil tot het goede bij de mens. De uitwerking van zulke videokanalen kan daarmee het eeuwig heil raken van jongeren die erdoor beïnvloed worden.
Tegelijkertijd zijn veel reformatorische kerken aarzelend of volstrekt afwezig op dit nieuwe platform. Zij moeten zich dan wel afvragen of ze, over tien jaar, weer moeten concluderen dat ze gefaald hebben. Zeker als zou blijken dat veel van hun jongeren elders ‘geestelijk voedsel’ zochten waardoor ze rijp en groen binnenkregen en uiteindelijk vergiftigd raakten door deze bronnen – omdat er geen verantwoord alternatief was. Er zijn op dit vlak óók zonden van nalatigheid.