Kan het met een jongere die heel bewust afstand neemt van het geloof van ouders en grootouders tóch goedkomen? Het bekeringsverhaal van Isobel Kuhn-Miller inspireert ook vandaag de dag nog om de moed niet te verliezen.
Het was een goed idee van de Overseas Missionary Fellowship (OMF) om het bijna een eeuw oude geloofsgetuigenis van Belle Kuhn opnieuw uit te geven. Hoewel de dame uit het Canadese Toronto meer dan zestig jaar geleden overleed, heeft haar „zoektocht van twijfel naar geloofsvertrouwen” vandaag onverminderd zeggingskracht. Langs de weg van het gebed werd een rebellerend meisje een toegewijde zendingsvrouw in China.
Waar kom je ze vandaag de dag niet tegen: jongeren die het niet meer kunnen geloven? Wie met z’n handen werkt, wordt in de bouwkeet met andere ideeën om de oren geslagen; en wie zoals de jonge Isobel een studie volgt, komt via z’n docent in aanraking met het virulente ongeloof dat heel de westerse samenleving doortrekt. „Natuurlijk gelooft in deze verlichte eeuw niemand meer in de mythen van Genesis”, hoorde Isobel haar leraar Sedgewick rond 1920 zeggen.
Twee jongeren uit Sedgewicks klas staken de vinger op toen hij vroeg of er nog waren die in Genesis of in een hemel en een hel geloofden. Zijn reactie had de nodige impact: „O, dat geloven jullie alleen maar omdat je vader en moeder dat verteld hebben.” Isobel besloot voortaan alleen nog maar af te gaan op eigen gedachten, gevoelens en voorkeuren. Dat voelde in eerste instantie als een bevrijding. Uiteindelijk bracht het haar op het randje van de wanhoop.
Mistige vlakten
In haar persoonlijke verslag sluit Isobel Kuhn aan bij het gedicht ”De Weg” van John Oxenham, pseudoniem van de negentiende-eeuwse Britse dichter William Dunkerley. Dit gedicht maakt onderscheid tussen een hoge weg, een lage weg en wegen over de mistige vlakten daartussenin. „Ongemerkt was ik afgedwaald van die hoge weg. Daar wandelt men met het gezicht tot God opgeheven, aangetrokken door de zuivere lucht van de hoogten. Ik was afgedwaald naar de mistige vlakten, de weg van de minste weerstand.”
Haar christelijke opvoeding belette de jonge Belle een liederlijk leven te gaan leiden. Maar ook het nette, burgerlijke leven van dans, romans en schouwburg kon haar niet vervullen. Ze liep vast toen haar verloofde er een ander op na bleek te houden. Op de „glibberige plaatsen van de duisternis” kwam ze dicht in de buurt van het plegen van zelfmoord. Uit die duisternis riep ze tot de God van haar ouders, in Wie ze niet meer geloofde. En Hij liet van Zich horen.
Bidden
Twee zaken uit de zoektocht van Isobel Kuhn zijn me opgevallen. In de eerste plaats de kracht van het gebed. Cruciaal in dit levensverhaal zijn de mensen die niet ophouden voor een dwalende en zoekende jonge vrouw te bidden. Dan gaat het echt niet alleen om de bekende zendeling James Fraser, die Isobel de weg naar de Lisustam in China zou wijzen. Het waren vooral ook gewone christenen die baden: een zuchtende vader, een invoelende gastvrouw, meelevende medestudenten.
Het tweede wat me opviel in het boek is dat het verstandig is als christenen niet meteen klaarstaan om te veroordelen. Nog vrij lang bleef Isobel dansen, de schouwburg bezoeken en wereldse romans lezen. Had iemand daarover direct de confrontatie gezocht, dan was dat waarschijnlijk contraproductief geweest. Langzamerhand ging Kuhn zelf inzien dat deze „kaarsen” doven moesten, omdat ze de omgang met de Heere belemmerden. „Mijn Opgaande Zon had het zo geregeld dat hun plaats ingenomen werd door allerlei andere dingen, stuk voor stuk heerlijke ontdekkingen.”
”De hoge weg” past niet in de traditie van bevindelijk gereformeerde bekeringsverhalen. Wel is het een verslag met leermomenten voor de omgang met afgedwaalde schapen, ook van bevindelijk gereformeerde kuddes.
Boekgegevens
”De hoge weg. Mijn zoektocht van twijfel naar geloofsvertrouwen”, Isobel Kuhn; uitg. AMV Lunteren/OMF Nederland, Terschuur, 2018; ISBN 978 90 828 9880 4; 163 blz.; € 9,95.