Laat wetsvoorstel onderwijs niet leiden tot afsplitsing en stichting van nieuwe scholen
Laat het wetsvoorstel ”Meer ruimte voor nieuwe scholen” voor ouders, scholen en kerken een aanjager zijn om met elkaar in gesprek te gaan; juist dan wanneer er uiteenlopende verwachtingen zijn van het onderwijs op een christelijk-reformatorische school. Dat pleidooi houden Gerdien Lassche, Pieter Moens en Wim Voorwinden.
Opluchting overheerst bij veel christelijk-reformatorische scholen over het wetsvoorstel ”Meer ruimte voor nieuwe scholen” dat minister Slob (Onderwijs) onlangs naar de Kamer stuurde. Het Reformatorisch Dagblad besteedde in de achterliggende tijd diverse keren aandacht aan het wetsvoorstel. Naar onze mening terecht dat hiervoor de nodige aandacht is. Naar we lazen (RD 8-10) heeft zelfs premier Rutte tijdens de kabinetsformatie ervoor gezorgd dat het veel verdergaande wetsvoorstel van staatssecretaris Dekker uit de tas van de koning werd gehaald. Het kan verkeren. Slob zal –anders dan zijn voorganger van plan was– niet tornen aan de laatste school van een richting, hij continueert de vergoeding van het denominatief leerlingenvervoer en handhaaft de mogelijkheid voor het vaststellen van eigen kerndoelen.
De kern van het wetsvoorstel is echter dat de procedure om een nieuwe school te starten, vereenvoudigd wordt. De vraag dringt zich op hoe het christelijk-reformatorisch onderwijs zal omgaan met deze verruiming in de wet. In de toelichting op het wetsvoorstel noemt de minister het voorbeeld van een ouderinitiatief in Tilburg om een rooms-katholieke school te starten. Omdat er al voldoende rooms-katholieke scholen in deze regio zijn, lukt het de initiatiefnemers niet om een rooms-katholieke school te starten, die nauw aansluit bij hun eigen pedagogische wensen. De vraag rijst of deze wet ook zal leiden tot nieuwe scholen voor christelijk-reformatorisch onderwijs.
Nobel
Naar de inschatting van de minister zal het totaalaantal scholen als gevolg van deze wet niet fors toenemen. We hebben in Nederland immers te maken met een daling van het aantal leerlingen. Ook wordt de minimumnorm om een school te stichten (in het basisonderwijs minimaal 200 leerlingen) niet verlaagd. De verwachting is wel dat de differentiatie in het scholenaanbod zal toenemen. De minister streeft ernaar om het scholenaanbod zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de wensen van ouders. Een nobel streven, dat ook aansluit bij de vrijheid die artikel 23 van de Grondwet behelst om eigen scholen te stichten.
Een interessante vraag is wat de uitwerking van dit wetsvoorstel zal zijn binnen het christelijk-reformatorisch onderwijs. Zullen daar veel nieuwe scholen bijkomen? Onze inschatting is dat dit gelet op de door ons hiervoor genoemde argumenten niet het geval zal zijn. Dit is ook niet wenselijk. Op veel plaatsen in Nederland, zeker als we denken aan de zogenaamde Biblebelt, kunnen leerlingen binnen een goed overbrugbare afstand een christelijk-reformatorische school bezoeken. Op grond van dezelfde onderwijsvrijheid zijn in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw veel christelijk-reformatorische scholen gesticht. Daarbij zijn veelal interkerkelijke initiatieven ontplooid om tot het benodigde leerlingenaantal te komen. Dat dit alles gerealiseerd kon worden, was en is reden tot dankbaarheid!
Versnippering
De ontwikkelingen hebben sindsdien niet stilgestaan. Veel bedreigingen, zeker van buitenaf maar ook van binnenuit, komen op het onderwijs af. De maatschappelijke en politieke realiteit is echt anders dan voorheen. Die context zorgt ervoor dat we het christelijk-reformatorisch onderwijs moeten koesteren. Daarbij hebben we elkaar heel hard nodig.
Het is dan ook naar onze mening onwenselijk om in de gebieden waar al christelijk-reformatorisch onderwijs aanwezig is, met behulp van deze wet een nieuwe school te stichten met een specifieke, denominatieve signatuur. Het leidt tot meer versnippering en dus tot een verzwakking van en verwarring binnen onze denominatie. Het starten van een nieuwe school heeft onherroepelijk consequenties voor de bestaande scholen in de regio. Niet alleen wat betreft het leerlingenaantal, maar het kan ook (op termijn) tot verschuiving van de identiteit van de bestaande school leiden. Laten we, wanneer we vragen hebben over de identiteit van een christelijk-reformatorische school, elkaar opzoeken, de zorgen met elkaar delen en gezamenlijk de school toekomstbestendig maken.
Elkaar vasthouden
We realiseren ons dat de verwachtingen die ouders, kerken of personeelsleden, van een christelijk-reformatorische school hebben, uiteen kunnen lopen. Afsplitsing van bestaande scholen en het stichten van een nieuwe christelijk-reformatorische school is daarvoor echter niet de oplossing en leidt alleen maar tot verwarring. Laten we als ouders, kerken, besturen, personeelsleden elkaar zo veel als mogelijk is vasthouden rondom de scholen die we van de Heere hebben ontvangen. Elkaar aansprekend op ontwikkelingen die ons zorgen kunnen baren. School én ouders moeten daar hun verantwoordelijkheid in nemen door open en eerlijk met elkaar om te gaan. Biddend of de Heere ondanks onze zonden Zijn zegen aan het christelijk-reformatorisch onderwijs wil blijven geven.
De auteurs zijn respectievelijk beleidsmedewerker van de Reformatorische Oudervereniging (ROV) en bestuurder en senior beleidsmedewerker van de VGS.