Buurtpreventie: met een zaklamp door Goudse stegen
Burgers gaan steeds vaker zelf de straat op om de veiligheid in hun wijk te bevorderen. In 150 gemeenten zijn buurtpreventieteams actief. De leden vormen de oren en ogen van de buurt.
De straten van de Polderbuurt in Gouda zijn spaarzaam verlicht. In het halfdonker doemen twee mannen op. Zaklampen in de aanslag. Welkom bij de buurtpreventie van de Goudse wijk Goverwelle.
Is het een waakhond?” lacht Maarten Schermer Voest (66), een van de buurtpreventieleden, naar een vrouw die haar hond uitlaat. „Nee, het is vergane glorie”, reageert de eigenaar. Het aangelijnde beest sjokt ongestoord verder. In bijna elk steegje lichten de ogen van een buurtkat op in de straal van de zaklantaarn. „Sommige katten lopen hele stukken met ons mee.”
De buurtpreventie in Goverwelle startte in 2015. „Er was vanuit onze wijk iemand enthousiast over het initiatief”, zegt Bert de Vries (ook 66) aan de keukentafel van de Goudse twee-onder-een-kapwoning waar Schermer Voest woont. Samen coördineren ze het buurtpreventieteam.
Inbraken zijn een groot probleem in deze wijk van Gouda. Daarin stemt de Zuid-Hollandse stad overeen met het rapport dat onderzoeker Vasco Lub in 2016 publiceerde. Lub was als socioloog onder meer verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij deed onderzoek naar de manier waarop buurtpreventie in Nederlandse gemeenten vormgegeven wordt.
Graffiti
Noord-Brabant heeft de meeste buurtpreventieteams (43 in 2016), bleek uit Lubs onderzoek. Op de tweede plek staat Zuid-Holland met 38 teams. Naast inbraken zijn overlast van bijvoorbeeld rondhangende jongeren en verloedering door graffiti, zwerfvuil en slecht onderhouden huizen veelvoorkomende problemen in gemeenten.
Met de komst van de smartphone, zo’n tien jaar geleden, schoten WhatsAppteams als paddenstoelen uit de grond. De buurtpreventie ontstond in Gouda als WhatsAppgroep. Later zijn de leden daarvan hun rondes gaan lopen. Ze hebben daarmee een unieke positie in de wijk: alle andere Goudse buurtpreventieteams beperken zich tot de app-groep. „Zij zijn de spreekwoordelijke ogen en oren in de buurt”, legt Schermer Voest uit.
Alle veertien deelnemers aan de Goudse WhatsAppgroep doen mee aan de rondes. De jongste is in de dertig. „Wij zijn van de oudere garde”, lachen beide mannen. „We verwachten van de deelnemers dat zij een keer in de een of twee weken een uurtje een ronde lopen. Wij als coördinatoren besteden meer tijd aan het toezicht in de wijk, we lopen vaker rondes en zorgen dat de organisatie op rolletjes loopt.” Sommige leden hebben aangegeven niet later dan tot 21.30 uur te willen patrouilleren. „Begrijpelijk als de wekker de volgende morgen weer vroeg rinkelt”, zegt Schermer Voest.
Het team is hard op zoek naar nieuwe aanwas. „We zijn met te weinig mensen om elke avond te kunnen lopen. Daarom gaan we ons werk onder meer promoten door aan te sluiten bij agenten die in het winkelcentrum voorlichting geven over veiligheid”, aldus Schermer Voest.
Bijna dagelijks lopen de teamleden in tweetallen een avondronde van een uur, op wisselende tijden. Hun belangrijkste taak: ervoor zorgen dat huizen geen gemakkelijk doelwit vormen voor inbrekers. Ook tijdens de ronde deze avond zijn beide heren alert. „We controleren of poorten op slot zijn en ramen gesloten”, verduidelijkt Schermer Voest terwijl hij zijn zaklamp op een openstaand raam richt. „Alleen al onze aanwezigheid helpt tegen inbraak. Inbrekers slaan liever ongezien hun slag.”
Scooter
De Polderbuurt is naar zeggen van Schermer Voest „een goede mix van sociale klassen.” „Kijk bijvoorbeeld naar de huizenprijzen, de verdeling van koop- en huurwoningen. Het is hier niet eenvormig.” Die kennelijke veelkleurigheid kan tegelijk tot fricties leiden. In de Goudse buurt zorgen Marokkaanse jongeren volgens De Vries vaak voor „problemen.” „Sinds een aantal jaar wonen er daar veel van in Goverwelle. Toen begon het steeds meer uit de hand te lopen.”
Kortgeleden was het weer raak: een inbraak, de dader ging ervandoor op een scooter. „In deze wijk wordt helaas geregeld ingebroken”, verzuchten De Vries en Schermer Voest. „Het enige wat wij kunnen doen is laten zien dat we er zijn. En een melding maken bij de politie als we een situatie verdacht vinden.”
Deze dinsdagavond houden de jongeren van de Polderbuurt zich gedeisd. Een aantal jongens zit op een bankje in het Heenholderplantsoen. Vanaf leuning en zitting houden ze De Vries en Schermer Voest in de gaten. „Goedenavond”, begroet De Vries monter. „Hoi”, klinkt het terug.
Neemt de buurtpreventie de taak van de politie over? Deels wel, denkt De Vries. „We lopen op plaatsen waar de politie met de auto niet kan komen, bijvoorbeeld in brandgangen. Agenten vragen ons soms om een oogje in het zeil te houden in nauwe doorgangen achter de huizen.”
De samenwerking met politie en gemeente liep in de eerste twee jaar na de start in 2015 stroef, vertelt De Vries. „We hadden sterk het gevoel dat het eenrichtingsverkeer was. Het contact ging van ons uit.” Na een jaar kwamen Schermer Voest en De Vries aan het roer van de WhatsAppgroep te staan. „We wilden van meet af aan een goede communicatie met de gemeente.”
Het buurtpreventieteam werkt nu meer samen met de plaatselijke overheid. Tweemaal per jaar is er overleg op het stadskantoor tussen de twee wijkagenten van de Polderbuurt, de contactpersoon vanuit de gemeente en de beheerders van de Goudse WhatsAppgroepen. Dan praten de betrokkenen onder meer over de werkwijze van inbrekers. Wijkagenten informeren over recente ontwikkelingen en vertellen bijvoorbeeld waar ze gaan surveilleren tijdens het zogenaamde donkeremaandenoffensief, tussen Kerst en oud en nieuw. Bovendien komen de leden van het buurtpreventieteam Polderbuurt elke drie à vier maanden bij elkaar voor overleg. Dan probeert ook een van de wijkagenten aan te schuiven.
Heterdaad
De leden van het buurtpreventieteam hebben geen andere bevoegdheden dan iedere andere burger. Ze mogen iemand aanhouden die ze op heterdaad betrappen. „Dat hebben wij nog nooit meegemaakt”, aldus De Vries.
De mannen letten tijdens hun rondes op verdacht gedrag. „We vertrouwen op ons gevoel”, zegt De Vries, terwijl hij links en rechts in de donkere steegjes tuurt. „We hebben geen training gehad, maar we voelen soms dat er iets in de lucht hangt. Bijvoorbeeld wanneer er meer auto’s dan normaal gesproken door de straat scheuren, of fietsers over de stoep rijden en geïnteresseerd naar huizen kijken. Soms staan auto’s minutenlang stil op een parkeerterrein, met de inzittenden erin. Dat zou drugshandel kunnen betekenen. Dan heb je het gevoel dat het niet helemaal pluis is.”
„Soms lopen we in zo’n geval een extra rondje”, vult Schermer Voest aan. „Als we de zaak niet vertrouwen, doen we een melding via 1-1-2. De politie heeft ons op het hart gedrukt hier vooral niet terughoudend in te zijn. Op basis van andere meldingen die ze binnenkrijgen, bekijken ze vervolgens of ze iets met onze melding doen.”
Schermer Voest en De Vries hebben zich „nog nooit onveilig” gevoeld tijdens het lopen. „Er zijn wel vrouwenkoppels die bepaalde donkere en bochtige stegen ’s avonds niet in durven”, weet Schermer Voest. In het pikdonker tussen schuttingen en heggen wordt begrijpelijk waarom. Zonder zaklamp struikelt de argeloze passant gemakkelijk over een losliggende stoeptegel.
Het werk van de buurtpreventie is niet zonder risico. „Pas viel tijdens onze ronde de straatverlichting uit”, vertelt De Vries. „Er kwam alleen wat licht vanuit de huizen op de straat.” „Het was unheimisch”, beaamt Schermer Voest. De Vries: „Maar zelfs in die duisternis weten wij aardig onze weg te vinden. We liepen toen ergens over een fietspad toen er een fietser aankwam die op de verkeerde helft reed. Hij kwam dus recht op ons af, maar we hoorden of zagen hem niet. Ineens kregen we van alles naar ons hoofd geslingerd. Daar schrokken we wel even van. Blijkbaar stelt niet iedereen onze aanwezigheid op prijs. Maar dan heeft het lopen van de rondes klaarblijkelijk effect.”
Beide mannen letten altijd op of ze tijdens het patrouilleren geschaduwd worden. De Vries ging eens via allerlei brandgangen en steegjes met een omweg naar zijn huis omdat iemand hem leek te volgen. Schermer Voest vult aan: „Soms krijgen we uitdagende opmerkingen: Zijn jullie weer aan het opletten? Denk je dat wij criminele activiteiten ondernemen? De kunst is om daarboven te staan. We leggen dan uit dat we er zijn voor de veiligheid van alle wijkbewoners.”
Grof geweld
Het effect van de buurtpreventie is moeilijk te meten, maar beide coördinatoren denken dat hun acties zeker nut hebben. Zelf hebben ze zich gewapend tegen mogelijke inbrekers. „Je moet grof geweld gebruiken om mijn huis binnen te komen”, aldus De Vries. „Bij mij ook”, lacht Schermer Voest.
De gemiddelde Polderbuurtbewoner blijkt echter een stuk minder alert. De Vries zag eens een poort openstaan in een donkere brandgang. „Ik scheen er met mijn zaklamp in. Toen kwam de bewoner naar buiten. Ik zei: De boel staat hier wagenwijd open. De bewoner was nota bene verbaasd dat we hem erop aanspraken. Kun je nagaan hoe gemakkelijk een inbreker bij sommige mensen binnenkomt.”
Daarom blijven ze trouw hun rondes doen, avond aan avond. Om kwart voor tien is het mooi geweest. Op naar huis.
„Veiligheid is zaak van iedereen”
Peter Oet, woordvoerder van de gemeente Gouda, kijkt positief aan tegen de buurtpreventieteams. „De gemeente Gouda stimuleert bewonersinitiatieven die een positief effect hebben op de stad en faciliteert deze waar mogelijk. De politie kan niet zonder de oplettendheid en meldingen van bewoners.”
Sinds halverwege 2017 is het volgens Oet redelijk rustig in de wijk Goverwelle. „Het aantal inbraken is sterk teruggelopen en jeugdgroepen zijn aangepakt. Dit jaar is er wel sprake van jeugdoverlast, maar niet veel meer dan in andere wijken van Gouda.”
Veiligheid is een „zaak van iedereen”, zegt de woordvoerder. „Bewoners zijn zelf verantwoordelijk voor goedgekeurde sloten van hun woning en goede verlichting van hun tuin en achterpad. De gemeente stimuleert het aanbrengen van goed hang-en-sluitwerk en verlichting door middel van subsidies en het geven van voorlichting.”
Tegelijkertijd kunnen bewoners niet zonder daadkrachtig optreden van de politie, stelt Oet. „Een buurtpreventieteam kan en mag nooit de rol van de politie overnemen. In de beginfase moeten politie en vrijwilligers dan ook afspraken maken over hun handelen bij verdachte situaties.”
„Burger doet graag iets voor leefbaarheid van zijn wijk”
Bestuurskundige Carola van Eijk, universitair docent aan de Universiteit Leiden, promoveerde in 2017 op de samenwerking tussen overheid en burgers bij publieke dienstverlening. Burgers willen zelf graag iets doen voor de leefbaarheid in hun wijk, bleek uit haar onderzoek. „Enerzijds vloeit dit voort uit een verlangen naar samenwerking, anderzijds uit teleurstelling omdat de overheid volgens de burger niet genoeg doet.” In de helft van de Nederlandse gemeenten zijn een of meerdere preventieteams aanwezig die de straat opgaan.
Leefbaarheid gaat volgens Van Eijk veel verder dan alleen over veiligheid. „Het heeft te maken met een kapotte straatlantaarn, een loszittende stoeptegel of overlast door jongeren.” Voor politie en gemeente zijn de buurtpreventieteams de extra oren en ogen. „Burgers kennen hun wijk. De leden van het preventieteam gaan zelf bewuster over veiligheid nadenken. Ze kunnen hun buren daarin ook het goede voorbeeld geven.”
Sommige teamleden slaan door in hun enthousiasme. Mensen die dat soort cowboygedrag vertonen, haken volgens de universitair docent echter „snel af.” „Ze komen erachter dat het buurtpreventiewerk niet zo spannend is als ze dachten. Aangezien burgers een professionele achtergrond missen, moeten ze niet de rol van de politie op zich gaan nemen. Dit risico op doorslaan zie ik als nadeel aan de buurtpreventieteams.”
Ook een gebrek aan begeleiding, een niet-representatieve afspiegeling binnen sommige teams (leden zijn vaak ouderen), het feit dat politie en gemeente te weinig kunnen doen met de informatie die de teams leveren en het risico op afhaken, vormen volgens Van Eijk nadelen. „Het is daarom belangrijk dat gemeente en politie goed samenwerken met het buurtpreventieteam.”
Initiatieven uit de wijk
Nederlanders voelen zich steeds veiliger, bleek uit cijfers die het Sociaal Cultureel Planbureau begin deze maand publiceerde. In 2017 gaf 34 procent aan zich weleens onveilig te voelen, ten opzichte van 37 procent in 2012. Nederlanders zijn daarnaast minder vaak slachtoffer van verschillende vormen van criminaliteit. Initiatieven als buurtpreventie en -bemiddeling dragen bij aan de mate waarin een burger zich veilig voelt. In het eerste deel van een tweeluik over burgerinitiatieven komt de buurtpreventie aan bod. Woensdag het slot: de buurtrechter.