Hoe twee Joodse gemeenten op Curaçao herenigden
Honderd jaar na een heftige scheuring vond in 1963 op het eiland Curaçao de opmerkelijke hereniging plaats van een orthodoxe en een liberale Joodse gemeente. De samensprekingen verliepen uiterst moeizaam, totdat plotseling kort na elkaar twee broers overleden.
Ontsnapt aan de rooms-katholieke inquisitie komt in 1651 de eerste groep Spaans-Portugese Joden aan op Curaçao. Daar heerst godsdienstvrijheid onder Nederlandse vlag. En het klimaat lijkt er meer op hun Zuid-Europese thuislanden dan dat in het koude Amsterdam.
De gemeenschap groeit en bloeit. In 1732 wordt in hartje Willemstad een monumentale synagoge in gebruik genomen, naar het voorbeeld van de Portugees-Israëlietische Synagoge in Amsterdam. Het internationaal geroemde gebouw heet nu kortweg de Snoa.
Concurrentie
Midden negentiende eeuw besluit het Nederlandse koloniale bestuur de stadsmuren van Willemstad te slopen. De opdracht hiervoor gaat naar de conservatieve Joodse familie Levy Maduro. Dat is een doorn in het oog van de concurrerende liberale familie Jesurun.
Deze zakelijke concurrentie, die vergezeld gaat van sluimerende religieuze conflicten, leidt in 1864 tot een scheuring. De liberaal georiënteerde leden splitsen zich af van de conservatieve gemeente en vormen een eigen Nederlands Hervormde Israëlitische Gemeente. Op een steenworp afstand van de Snoa bouwen zij een tweede imposant bedehuis, later kortweg de Tempel genoemd. Beide gebouwen bepalen, samen met de gereformeerde Fortkerk, nog altijd de skyline van Willemstad.
Leegloop
Van de Joodse welvaart in de zeventiende en de achttiende eeuw blijft steeds minder over. Na de Tweede Wereldoorlog vertrekken veel leden naar Nederland, de Verenigde Staten of Panama. Ook kiest men –zoals ook elders in de wereld– steeds vaker voor een niet-Joodse partner.
Als gevolg van deze krimp gaan de kosten van twee gemeenten, twee rabbijnen en twee onderhoudsgevoelige monumenten steeds meer drukken. Bezoekersaantallen van de diensten nemen sterk af. Het vereiste van ”minjan” –de regel dat er ten minste tien mannelijke leden bij een dienst aanwezig moeten zijn– geldt niet in de liberale Tempel, maar wel in de orthodoxe Snoa. De onderlinge verschillen tussen beiden gemeenten zijn groot, maar uit nood geboren start men samensprekingen.
Positie vrouw
Steeds vaker moet de orthodoxe Snoa er namelijk op uit om Albert Jesurun op te halen om minjan te maken. Albert en zijn oudere broer Morris zijn beiden licht verstandelijk beperkt en altijd onafscheidelijk, met dit verschil dat Morris bij de Tempel hoort en Albert bij de Snoa. Iedereen kent hen en zij kennen iedereen. Beide broers worden geregeld in een auto door de binnenstad van Willemstad gereden. Ze zwaaien dan vanaf de achterbank naar het publiek, als waren ze voorname vorsten.
Tijdens de fusiebesprekingen moeten er vijf belangrijke knopen worden doorgehakt. In welke van de beide bedehuizen zal de gefuseerde gemeente voortaan samenkomen? Ook de liturgie is een heet hangijzer: welk van de twee gebedenboeken gaat men voortaan gebruiken? En moeten alle mannen hun hoofden bedekt hebben tijdens de dienst? Worden de sabbat en de feestdagen op één of op twee kalenderdagen gevierd? Tot slot, niet onbelangrijk voor de liberalen: mogen vrouwen straks tijdens de dienst bij de mannen zitten en krijgen ze gelijke rechten?
De gesprekken verlopen uiterst moeizaam.
Doorbraak
Dan overlijdt plotseling Albert Jesurun, op 3 april 1963. Hij wordt begraven op de Joodse begraafplaats van Berg Altena, de ceremonie wordt geleid door de uiterst orthodoxe rabbijn van de Snoa.
Een week later overlijdt plotseling ook broer Morris. Zijn begrafenis wordt geleid door de liberale rabbijn van de Tempel. Het duograf met gemetselde tussenmuur is klaar.
De week na het overlijden van Albert heeft het echter vreselijk geregend. Als de liberale rabbijn bij de begrafenis van Albert op het graf van Morris staat om zijn toespraak te houden, begeeft ineens de door de regen niet voldoende uitgeharde tussenmuur tussen beide graven het. De rabbijn glijdt in het open graf van Morris. De omstanders kijken elkaar aan en iedereen weet het: als de muur tussen Morris en Albert het begeeft, moet het nu ook maar eens tot een doorbraak komen in de besprekingen tussen de Snoa en de Tempel.
Gebedenboek
De gesprekken raken in een stroomversnelling, er worden compromissen bereikt. Zo komt er een nieuw liberaal gebedenboek uit de VS. Dit bevat een groter gehalte aan ceremonieel ritueel dat beter aansluit bij de traditionele Spaans-Portugese dienstonderdelen van de Snoa. De viering van religieuze feestdagen wordt beperkt tot één dag. De conservatieven krijgen hun zin rond de eredienst: mannen zitten met het hoofd bedekt in waardige en niet rommelige diensten. De liberalen mogen vasthouden aan hun emancipatie: vrouwen mogen beneden tussen de mannen zitten en tellen ook mee voor minjan.
De plaats van samenkomst is van meet af aan voor iedereen duidelijk: de fusiegemeente Mikvé Israël-Emanuel zal de Tempel afstoten en voortaan bijeenkomen in de monumentale, fraaiere en oudere Snoa. Daar krijgen dan voor het eerst ook liberale rabbijnen toegang tot de preekstoel.
Openbaar ministerie
In het uiteindelijke akkoord gaat het vooral om het overleven van de Sefardisch-Joodse traditie op Curaçao. Het is voor beide partijen geven en nemen geweest. Leden van de Tempel stemmen unaniem voor de nieuwe statuten. Door de jaren heen zijn ook steeds meer leden van de Snoa liberaler geworden, uiteindelijk stemt een kleine 20 procent tegen. Sommigen kunnen de nieuwe situatie niet verkroppen en blijven nog jaren weg. Vrouwen krijgen eind 2000 volledig gelijke rechten.
Van de gebroeders Jesurun zijn geen familieleden meer woonachtig op het eiland. De Snoa is nog steeds in gebruik bij de gemeente Mikvé Israël-Emanuel, die nog amper honderd leden telt. In de Tempel werd na een grondige restauratie het openbaar ministerie gehuisvest.
Asjkenazische gemeenschap
Op Curaçao bevindt zich ook nog een kleine, maar actieve Asjkenazisch-Joodse (Hoogduitse) gemeenschap, die over een gloednieuwe eigen synagoge beschikt. Zij stammen af van Joden die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog als vluchteling uit Oost-Europa op Curaçao kwamen. Deze gemeente is uiterst orthodox. Samensprekingen met de liberalere, van oorsprong uit Zuid-Europa gevluchte Sefardische Joden zijn niet aan de orde.