Groenteteler Dekker (Westkapelle): Buitje wint het van beregening
Walcheren is momenteel het droogste stukje Nederland. Volgens het KNMI viel er in Vlissingen in de hele maand juni slechts 1 millimeter neerslag. Groenteteler Bart Dekker uit Westkapelle is dankbaar dat hij zijn gewassen kan beregenen.
In heel Nederland schreeuwen de gewassen om water: grasland, akkerbouwgewassen zoals aardappelen en granen en vollegrondsgroenten. Beregenen is niet overal mogelijk. Op de Zeeuwse eilanden bijvoorbeeld is geen geschikt oppervlaktewater beschikbaar, terwijl het grondwater er meestal zilt is. Daar kunnen de gewassen niet tegen.
Toch houden de planten het op Walcheren lang vol. Volgens Dekker is dat te danken aan de Zeeuwse klei: die houdt het regenwater dat in de winter en het voorjaar is gevallen langdurig vast, dit in tegenstelling tot de zandgronden in Noord-Brabant of het oosten van het land. Op ”opdrachtige” grond kunnen gewassen er maandenlang op teren.
Dekker zelf heeft een behoorlijk intensief bedrijf. In tegenstelling tot de meeste andere groentetelers op Walcheren teelt hij van zijn hoofdgewassen broccoli en bloemkool twee rondes, van elk ongeveer twaalf weken. De plantjes voor de tweede teelt zitten nog maar pas in de grond.
Dekker kan dat doen, omdat hij wél kan beregenen. Zijn grond ligt op een kreekrug, een verhoging in het landschap waar de grond ook wat minder zwaar is. „Onder de rug zit op een diepte van tot wel 35 meter een grote zoetwaterbel. Die wordt gevoed door de regen en door water dat uit de duinen komt zakken. Die smalle zoetwaterbaan loopt dwars over Walcheren, wij zitten er middenin.”
Voor zijn beregeningsinstallatie pompt Dekker het zoete grondwater op. Maar hij is erg voorzichtig. „Het zoute water zit dichtbij. Als ik te veel oppomp, is er kans dat het zoute water onder mijn land doordringt. Dat zou dan weleens blijvend kunnen zijn.”
De groenteler, die ook aardappelen, asperges en andere groenten verbouwt voor zijn boerderijwinkel, meet daarom regelmatig de zogeheten EC-waarde van het water uit zijn bron. Dat is een maat voor de zoutconcentratie.
Bovendien gaat hij zo zuinig mogelijk met het zoete water om. „Wij beregenen niet met een kanon, maar met een beregeningsboom. Die brengt het water gelijkmatig op de juiste plaats, zonder last te hebben van de hier vaak stevige wind. Daardoor nemen de planten het water beter op en gaat er minder verloren door verdamping.”
Bij de jonge plantjes neemt hij nog een andere maatregel. „De rijen staan 75 centimeter uit elkaar. Als de plantjes nog klein zijn, is dus veel grond onbegroeid. Al die grond natmaken is nutteloos. We brengen het water met een aangepaste giertank precies op de rij plantjes, dicht bij de wortels, vier rijen tegelijk. De collega’s in Noord-Holland, waar de meeste kooltelers zitten, zouden er vreemd van opkijken: die hebben IJsselmeerwater in overvloed.”
Het beregenen gaat momenteel dag en nacht door. Dat vergt heel wat organisatie, maar het loont de moeite: Dekker weet zijn gewassen tot nu toe in productie te houden.
Eén kanttekening maakt hij nog: „We kunnen de natuur nabootsen, maar een regenbui van 15 millimeter op een donkere dag heeft meer effect dan twee beregeningsbeurten van 20 millimeter bij het straffe weer van nu.”
Zonder bron gaat het op zand knellen
Sommige waterschappen op de zandgronden in Oost-Nederland hebben boeren inmiddels verboden om hun gewassen met oppervlaktewater te beregenen. Volgens LTO-bestuurder Henk Jolink uit Drempt (Achterhoek) kunnen de meeste akkerbouwers zich redden met grondwater uit bronnen die ze op hun land geslagen hebben. Zelf is hij melkveehouder. Door de droogte groeit het gras niet goed meer en moet hij zijn koeien bijvoeren.
In Jolinks regio is nog geen beregeningsverbod van kracht. Hij zei dinsdag dat hij zo’n verbod wel verwacht, want als boeren veel water uit sloten en beken pompen veroorzaakt dat problemen in de natuur. Telers van aardappelen, bieten en grove tuinbonen zonder bron in de nabijheid van hun percelen, komen dan in problemen. „Dan gaat het echt knellen”, zegt Jolink.