Land- en tuinbouw gaat gebukt onder droogte en hitte
De droogste junimaand sinds 1962 trekt een zware wissel op de land- en tuinbouw. De huidige hitte verergert de situatie. Wie zijn gewassen kan beregenen, is er dag en nacht druk mee. „Maar een mooie regenbui heeft meer effect.”
Het neerslagtekort –het verschil tussen de gevallen millimeters regen en de verdamping berekend vanaf 1 april– bedroeg dinsdag volgens het KNMI gemiddeld over heel Nederland 161 millimeter. Daarmee hoort 2018 nu al bij de 5 procent droogste jaren sinds 1906. In Zeeuws-Vlaanderen en op Walcheren heeft het in juni op sommige plaatsen maar enkele millimeters geregend.
Water, dat is wat aardappelen, uien, graan en groenten nu nodig hebben. Ook gras heeft het moeilijk. Sommige boeren in het oosten voeren hun koeien al kuilgras uit de wintervoorraad.
Maandag besloot waterschap Vallei en Veluwe dat boeren in een groot deel van zijn werkgebied de komende tien weken niet mogen beregenen met oppervlaktewater. Dat moet schade aan de natuur voorkomen. Ook in delen van Noord-Brabant en Limburg mag niet meer beregend worden.
„Kijk, zo geel is het graan normaliter over een maand pas”, zegt Jaap van Wenum, voorzitter van LTO-vakgroep akkerbouw. De aren blinken in de zomerzon. „Je ziet ze noodrijp worden. Het wordt een vroege graanoogst. Over een week kan het eraf.”
Op het land van Van Wenum tussen Kootwijkerbroek en Stroe viel bijna drie weken geleden de laatste regen. „Op de Noord-Veluwe en in de Achterhoek en Twente is het al langer droog. De situatie verschilt per regio, maar het begint nu overal wel droog te worden.”
Krullen
Tijdens een rondrit wijst Van Wenum op een strook mais die platligt. „Weinig vocht in de cellen en daardoor zijn de stengels minder stevig. Bij een stevige windvlaag gaan ze plat.” De bladeren van de mais krullen op. „Zo beschermt de plant zich tegen de zon.”
„Het valt me nog mee”, zegt de akkerbouwer als hij een perceel aardappelen op loopt. „De grond is hier vrij vochtig; dat scheelt.” De planten liggen laag op de grond; normaal staan ze een halve meter hoog. Hier en daar vertoont het groene veld gele plekken. „Je ziet dat bladeren beginnen af te sterven.”
Boeren op kleigrond zijn voor hun beregening vaak afhankelijk van oppervlaktewater, maar in hun gebieden geldt het beregeningsverbod vaak nog niet.
Van Wenum: „Landbouwers op zandgrond hebben bijna altijd ook een bron waaruit ze water halen en dat mag nog steeds. Wij kunnen dus blijven beregenen. Maar voor deze droogte hebben we onvoldoende capaciteit. Daarom beregenen we alleen de gewassen die veel opbrengen. Wij houden de aardappelen en de uien aan de groei; de rest maken we niet nat. Graan bijvoorbeeld; dat levert nooit zo veel op. Ook het perceel bieten hier is al flink verdroogd. Het scheelt dat het niet extreem warm is. Bij temperaturen boven de 30 graden gaat de verdroging veel harder.”
Aardappelprijs
De aardappelprijs loopt inmiddels op. „Financieel zijn droge jaren voor boeren de beste jaren, als het land tenminste wat opbrengt. Vroeger profiteerden we wel meer van dergelijke prijsstijgingen; nu liggen er veel prijzen in contracten vast. Aan het eind van het jaar geldt voor een boer toch vooral wat de opbrengst is geweest. Op dit moment is er zeker nog geen sprake van een ramp. We zijn volop aan het werk om een zo goed mogelijke oogst te krijgen.”
Van Wenum is de derde generatie op de boerderij die zijn opa een eeuw geleden liet bouwen. „Uit 1976 herinner ik me dat er niks groeide. Voer voor de koeien moesten we uit de polder halen en daarna moesten we alle moeite doen om een voedselvoorraad voor de winter op te bouwen. In 2003 hadden we ook een droge zomer.”