Geschiedenis

Prof. S. Groenveld: Nederland ontstond uit revolutie

Nederland ontstond in de zestiende eeuw uit een revolutie. De Staten van Holland en de Staten-Generaal trokken op illegale manier bevoegdheden naar zich toe, zegt prof. dr. Simon Groenveld.

Jan-Kees Karels
14 May 2018 08:48Gewijzigd op 16 November 2020 13:17
Prof. dr. S. Groenveld.                   beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. S. Groenveld. beeld RD, Anton Dommerholt

Een beeltenis van J. S. Bach, een piano en een orgelpositief verraden de muzikale voorkeur van de bewoners van het huis aan de Rijksstraatweg in Wassenaar. Prof. S. Groenveld begeleidde tot voor kort iedere zondag de samenzang tijdens de eredienst. Echtgenote Heleen B. van der Weel vertrekt tijdens het gesprek naar het Vredespaleis in Den Haag, waar ze de beiaard bespeelt.

Van der Weel studeerde parttime geschiedenis aan de Leidse universiteit waar Groenveld hoogleraar was. Terwijl Groenveld de laatste hand legt aan zijn publicatie ”Facetten van de Tachtigjarige Oorlog” (uitg. Verloren), rondt Van der Weel een boek af bij dezelfde uitgever: ”François en Pieter Hemony”, over stadsklokken- en geschutgieters in Zutphen, Amsterdam en Gent in de zeventiende eeuw.

Bewust houdt Groenveld vast aan de term ”Tachtigjarige Oorlog”. „Met name Engelse historici spreken van ”The Dutch Revolt”, legt hij uit. „In Nederland is de term Nederlandse Opstand wel wat gemakkelijk overgenomen. Als ik vanuit het Nederlandse standpunt kijk, vind ik de term „opstand” erg beperkt tot het begin van de oorlog. Ze slaat vooral op de revolutie tegen koning Filips II: voor hem waren de Nederlanders rebellen. Maar voor de Nederlanders ging het opstandige element plaatsmaken voor een steeds internationaler wordende oorlog tegen Spanje, met buitenlandse hulp van Engelsen, Fransen en Duitsers.”

De Slag bij Heiligerlee wordt wel beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog, wat anderen bestrijden. Wat vindt u?

„De ontwikkelingen begonnen in de zuidelijke Nederlanden en verplaatsten zich naar het noorden. Al vóór 1568 traden in het zuiden troepen van Margaretha van Parma gewelddadig op. Ik vind het daarom niet acceptabel om de Slag bij Heiligerlee als begin te noemen.”

„Het is duidelijk dat zowel de Staten van Holland als de Staten-Generaal nu langs revolutionaire weg de bevoegdheden hadden bemachtigd die Filips II hun niet had willen toestaan”, schrijft u. De Republiek is dus op een illegale manier ontstaan?

„In feite wel. De Republiek is ontstaan uit een revolutie. Colleges zoals de Staten van Holland en de Staten-Generaal trokken bevoegdheden naar zich toe die door de vorsten niet waren afgestaan. Ze deden dingen die helemaal niet mochten doen. Zo stelden de Staten van Holland in 1572 Willem van Oranje als stadhouder aan – een bevoegdheid die hoe dan ook bij de vorst of diens landvoogd lag.”

U schetst een ontwikkeling van de Statenvergaderingen naar het latere parlement in de negentiende eeuw. Hoe lopen deze lijnen?

„Onderzoekers vergeten weleens dat sinds de late middeleeuwen niet alleen de monarchieën zich versterkten, maar ook de Statenvergaderingen. Je ziet in Frankrijk de parlementen opkomen, in Engeland versterkt een parlement zich, en in de Nederlanden ontstaan de Statenvergaderingen. En allemaal hebben ze dezelfde wens: meeregeren.

Het opvallende is dat deze wens in de Nederlanden ook wordt gerealiseerd, zij het via een revolutie. In de zeventiende en de achttiende eeuw ontwikkelen de soeverein geworden Statenvergaderingen nieuwe methoden, omdat er steeds meer werk op ze afkomt. Je ziet dan commissies ontstaan. Zo’n commissie neemt ten slotte besluiten en legt deze aan de Statenvergadering voor. Het lijkt bijna een tweekamersysteem in wording. Dit onderwerp moet nog verder worden bestudeerd.”

Hoe waardeert u de rol van prins Willem van Oranje? Was hij opportunist, militair leider, pleitbezorger van verdraagzaamheid?

„Ik denk dat al deze aanduidingen wel opgaan. Alleen de mate waarin is lastiger. Willem van Oranje wordt niet voor niets de Zwijger genoemd. Hij weet buitengewoon goed achter te houden wat zijn eigenlijke bedoelingen zijn. Hij kent de vorstelijke belangen. Hij gaat bijvoorbeeld niet voor niets met Anna van Saksen trouwen: zo hoopt hij de steun van de Duitse vorsten te krijgen.

Willem van Oranje heeft ook politiek inzicht. Dat blijkt uit het feit dat hij niet, zoals Egmond en Horn, in de Nederlanden blijft als Alva komt. Hij wijkt uit, omdat hij weet dat blijven geen gezonde bezigheid is. En je ziet bij hem, zeker naar zestiende-eeuwse maatstaven, een behoorlijke mate van tolerantie. Anderzijds laat hij in Antwerpen een aantal beeldenstormers terechtstellen. Zijn tolerantie kent grenzen. Maar het gaat om een totaal andere mentaliteit dan Filips II, die fel antiprotestants en fel katholiek is. Oranje is niet zo dogmatisch. Lange tijd is zelfs niet duidelijk voor zijn tijdgenoten of hij nu luthers, calvinistisch of katholiek is. Geleidelijk aan gaat hij in protestantse richting denken – wat dat dan ook voor protestantisme mag zijn.”

Welke rol speelde godsdienst in het conflict?

„Opvallend vind ik dat de tegenstellingen binnen lokale gemeenschappen vaak veel minder scherp zijn. Als jouw goede buurman, ook al is hij van een ander geloof, wordt bedreigd door de landsheer – voor wie neem je het dan op? Voor je buurman. Een promovendus van mij heeft onderzoek gedaan naar de doopsgezinden op Texel. Je ziet op zo’n eiland opmerkelijke gebeurtenissen. De landsheer zetelt ver weg, buiten de horizon van de burgers. Als er een bedreiging is, neemt men het rustig op voor medeburgers van een andere religie.

Je moet je realiseren dat de meeste mensen in de Nederlandse gewesten een geestelijke horizon hadden van zo’n 10 à 20 kilometer. Men trouwt binnen z’n eigen dorp. Men verplaatst zich heel langzaam: als je 10 kilometer van je dorp af bent, moet je diezelfde dag nog 10 kilometer teruglopen over diezelfde zandwegen. Het is voor ons moeilijk voor te stellen, maar de belemmeringen in communicatie waren enorm. Dat werkte ook door in de godsdienst. Lokaal liepen de opvattingen sterk uiteen, ook tussen calvinisten onderling.”

Simon Groenveld

Prof. dr. Simon Groenveld (1941) studeerde geschiedenis en Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam (1959-1966). Van 1975 tot aan zijn emeritaat in 2006 was hij verbonden aan de Universiteit Leiden, laatst als hoogleraar in de geschiedenis en cultuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Van zijn hand verscheen een groot aantal publicaties over de Nederlandse geschiedenis, zowel over binnen- en buitenlandse politieke en institutionele onderwerpen, als over cultuur-, sociaal- en kerkhistorische thema’s.

In 1995 sprak Groenveld zijn oratie uit, die verscheen onder de titel: ”Huisgenoten des geloofs. Was de samenleving in de Republiek der Verenigde Nederlanden verzuild?” (Hilversum, 1995).

Deze maand verschijnt bij uitgeverij Verloren in Hilversum een bundel verzamelde artikelen over de Tachtigjarige Oorlog: ”Facetten van de Tachtigjarige Oorlog. Twaalf artikelen over de periode 1559-1652”. De artikelen illustreren de breedte van zijn onderzoeksveld. Aan de orde komen onder meer Filips van Montmorency, Sir Philip Sydney, de regenten van Breda, het Plakkaat van Verlatinghe, prins Willem II en de bevelvoering, Frederik Hendrik en Antwerpen en de binnenlandse verhoudingen tijdens het sluiten van de Münsterse vrede.

serie De Tachtigjarige Oorlog

Verhalen over de langste oorlog uit de Nederlandse geschiedenis. Deel 5: interview met prof. S. Groenveld (slot).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer