Wethouders CU en SGP zitten stevig in het zadel
Wethouders van ChristenUnie en SGP, CDA en D66 komen minder snel ten val dan hun collega-bestuurders van andere partijen. Lokale lijsten en de SP blijken juist niet zulke constante bestuurderspartijen.
Dat blijkt uit onderzoek dat bureau De Collegetafel deed in opdracht van het Reformatorisch Dagblad. Van de 1483 wethouders die in 2014 aan de nieuwe bestuursperiode begonnen, moesten er 164 voortijdig aftreden. Dat is omgerekend een op de negen wethouders, oftewel 11 procent.
In het onderzoek zijn alleen de wethouders meegeteld die niet werden opgevolgd door een partijgenoot.
Een op de vijf SP’ers
Van de wethouders van lokale partijen moest een op de zeven het veld ruimen: 59 van de 393 (15 procent), van de SP-wethouders vertrok zelfs een op de vijf (11 van de 53) vanwege een politieke crisis.
Van de 144 wethouders met een ChristenUnie-, SGP- of gecombineerde CU-SGP-achtergrond moesten er 8 aftreden, omgerekend een op de achttien (6 procent).
Ook CDA en D66 deden het goed. Van de wethouders met die politieke achtergrond trad zo’n 8 procent af vanwege een politieke crisis; minder dan het gemiddelde van 11 procent. Rond dit percentage zitten VVD (11), PvdA en GroenLinks (beide 12).
Meer kwijt dan erbij
Partijen kregen er tussentijds ook wethouders bij. De meeste partijen raakten in absolute aantallen meer van deze gemeentebestuurders kwijt dan dat ze erbij kregen.
ChristenUnie, SGP en CU-SGP-combinaties waren de enige partijen die per saldo meer wethouders overhielden: plus 3. Dit duidt erop dat coalitiepartijen die na een politieke crisis de oorspronkelijke coalitie voortzetten, relatief vaak ChristenUnie en/of SGP uitkiezen als nieuwe coalitiepartner.
In het onderzoek is ook gekeken naar de reden waarom een wethouder moest aftreden. De belangrijkste reden waarom wethouders vroegtijdig moesten vertrekken, ligt in een breuk of verstoorde verhoudingen binnen de coalitie.
De afgelopen collegeperiode kostte dat 85 wethouders de kop. Het gros van hen was bestuurder namens een lokale partij (7,6 procent), gevolgd door de PvdA (6 procent).
Een gebrek aan integriteit was voor 34 wethouders de reden om op te stappen. Dit gebeurde het meest bij wethouders van lokale partijen (3,3 procent) en de VVD (3,1 procent).
Hun bestuursstijl of gedrag was de oorzaak voor het vertrek van 33 wethouders. Het meest waren ze van de SP (7,5 procent) en GroenLinks (5,3 procent).
Breuk met eigen fractie
Andere oorzaken waren een breuk met of binnen de eigen coalitiefractie (29 wethouders), het nemen van verantwoordelijkheid voor het mislukken van een bestuursdossier (21), een breuk met collega-wethouders (17), de bestuurscultuur (15), gebrekkige communicatie (10) en een politieke afspraak voorafgaand aan de collegeperiode (7).
Van de ChristenUnie sneuvelden er drie wethouders, van CU-SGP vijf. De drie wethouders van de ChristenUnie en vier van de vijf CU-SGP’ers stapten op vanwege verstoord geraakte verhoudingen; één CU-SGP’er vanwege zijn gedrag „op het grensvlak met integriteit”, aldus De Collegetafel.
Veel in de wacht
Met name CDA, ChristenUnie en SGP wisten in 2014 relatief veel wethouderzetels in de wacht te slepen. Het CDA kreeg 22 procent van alle wethouderposten, terwijl de partij 14 procent van alle raadszetels bemachtigde.
De CU en de SGP samen hadden bijna 10 procent van alle wethouderposten, terwijl ze 7 procent van de zetels verwierven. De VVD kreeg 1 procent meer wethouders(13) dan raadszetels (12).