Bevindelijk leven in Friesland
In Friesland was er in de achttiende eeuw veel bevindelijk-gereformeerd godsdienstig leven. Daarover is de projectgroep ”Gereformeerd piëtisme in de achttiende eeuw” het eens. Friesland als het nieuwe onderzoeksterrein.
In de ondergrondse boekenbunker van prof. dr. J. Hoek in Veenendaal zitten vier leden van de projectgroep. Het zijn historica drs. M. W. van Rooijen-van Kempen (echtgenote van de hersteld hervormde predikant ds. R. P. van Rooijen), prof. dr. W. Verboom (emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme), voorzitter prof. dr. J. Hoek (hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven) en secretaris G. H. Leurdijk (promovendus aan de Vrije Universiteit Amsterdam).
„De Nadere Reformatie werd vooral gekoppeld aan de zeventiende eeuw”, zegt oud-voorzitter prof. Verboom. „Aanvankelijk bleef de achttiende eeuw, met uitzondering van enkele figuren zoals Theodorus van der Groe, buiten beschouwing bij het onderzoek van de Stichting Studie Nadere Reformatie.”
Leurdijk voegt eraan toe dat de achttiende eeuw een belangrijke tijd geweest is voor het christendom in de Nederlanden, omdat er sprake was van nieuwe ontwikkelingen, zoals het cartesianisme en het empirisme. „De vraag is dan hoe die nieuwe ideologieën de vroomheid hebben beïnvloed.”
Prof. Verboom wijst op een belangrijk „extra” van de projectgroep. „Aanvankelijk ging het bij de bestudering van de Nadere Reformatie vooral om de doorwerking van de middeleeuwse vroomheid en de bestudering van het Engelse puritanisme. Het bleek steeds meer dat het Nederlandse bevindelijke christendom ook invloeden kende vanuit het oosten, vanuit Duitsland.”
Bremen
De projectgroep richtte zich in haar onderzoek na het SSNR-congres van 2004 –dat ging over het Duitse piëtisme en de Nadere Reformatie– vooral op Bremen. In deze Duitse stad kwamen het calvinisme en het lutheranisme samen en leefden diverse calvinistische stromingen in betrekkelijke harmonie met elkaar.
Van Rooijen: „Hier was mogelijk wat in Nederland botste. Coccejanen, met een sterke nadruk op het verbond, verenigden zich met piëtisten, die meer nadruk op de bevinding legden. Samen ontwikkelden ze een programma voor het leven.”
Een belangrijke figuur was Theodor Undereyck (1635-1693), de vader van het Bremer piëtisme. In de eerste helft van de achttiende eeuw was de bekende Utrechtse hoogleraar Friedrich Adolph Lampe predikant en hoogleraar in de Duitse stad. „Dit piëtisme is via Oost-Friesland naar ons land gekomen”, aldus Van Rooijen.
In de zomer van 2016 hebben de leden van de projectgroep ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan een reis naar Bremen gemaakt. Prof. Verboom werd geraakt door de klanken van het carillon van de Martinikerk. Tot zijn verrassing hoorde hij enkele verzen van Joachim Neander, de predikant-dichter van Bremen die ”Lobe den Herren, den mächtigen König der Ehren” (”Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere”) maakte. „Dat lied hebben we ook samen onder orgelbegeleiding gezongen in de nieuwe St. Ansgariuskerk”, aldus de emeritus hoogleraar.
Leurdijk zegt dat de reis hem veel gedaan heeft. „Er is nog heel wat van het verleden in Bremen overgebleven. Niet alleen de Martinikerk, maar ook het historische raadhuis, dat dateert uit het begin van de vijftiende eeuw. Dat fysieke contact met het verleden doet me wat. Bijzonder is ook dat er in deze stad nog steeds een Bijbeltrouwe predikant in de Martinikerk staat, namelijk ds. Olaf Latzel.”
Groningen
Vorig jaar zijn de leden van de projectgroep naar Groningen en Oost-Friesland geweest. “In dat gewest werkten de predikanten Johan Verschuir (1680-1737) en Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750),” zegt drs. Van Rooijen. “Zij ondergingen de invloeden van het Bremense piëtisme van Undereyck en Lampe. Schortinghuis is in de Duitse plaats Weener tot bekering gekomen. Het gebeurde wel vaker dat Nederlanders predikant werden in de grensstreek. Een gesprek tussen Schortinghuis en zijn collega ds. Henricus Klugkist was de aanleiding tot zijn bekering. In Weener dichtte hij zijn “Bevindelijke Gezangen” en “Geestelijke Gezangen”.
Het gezelschap bezocht ook Midwolda in de provincie Groningen, de plaats waar Schortinghuis later stond en waar hij zijn bekendste werk schreef: “Het innige christendom”. Hier zongen de deelnemers in de kerk verzen van Schortinghuis en Verschuir, onder andere “Roep mij uit het duister tot uw licht” en “Soete Jesu, zie op mij”. Verschuir stond in Zeerijp, de plaats die dit jaar door de aardbeving getroffen werd. Het voornaamste geschrift van deze late vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie is: “Waarheit in het binnenste of bevindelyke Godtgeleertheit” (1737).
Friesland
De werkgroep heeft nu de focus verlegd naar Friesland, weer verder naar het westen. Prof. Hoek: „Het piëtisme in de achttiende eeuw in Friesland is een witte vlek in het onderzoek. Het gaat hier om een breed onderzoeksveld. Wel is al duidelijk dat er een tweetal hoofdonderwerpen is. Een daarvan is het Friese Hof. Maria Louise van Hessen-Kassel (1688-1765) was een vrome vrouw die heel veel betekend heeft voor het godsdienstig leven in Friesland in de achttiende eeuw. Leeuwarden was in de eerste helft van die eeuw een brandpunt van gereformeerd piëtisme.”
Een andere belangrijke plaats in Friesland is Franeker, die in die tijd een universiteit bezat. Daar werden ook predikanten opgeleid. De hoogleraar Campegius Vitringa sr. heeft veel invloed gehad. „Hij droeg zijn theologie over aan zijn studenten, die deze weer uitdroegen in de gemeente waar ze stonden.”
De drie andere werkgroepleden hebben ook nog andere ideeën. Ze noemen Herman Venema (1697-1787), de opvolger van Vitringa jr., die modernere inzichten had. Natuurlijk komen ook de namen van Theodorus en Wilhelmus à Brakel langs, die beiden in Friesland gestaan hebben. Hermannus Witsius, predikant in onder meer Leeuwarden, hoort er ook bij. Zijn boek ”Twist des Heeren met Zijn wijngaard” beleefde vele drukken.
Minder bekende namen die voorbijkomen zijn die van Herman Alexander Roëll, hoogleraar te Franeker, en van Johannes Ratelband, predikant te Leeuwarden en van 1765 tot 1791 hoogleraar te Franeker.
Prof. Hoek: „We zullen ons moeten beperken in het onderzoek, anders wordt het onoverzichtelijk. Een belangrijke onderzoeksvraag is of er in de achttiende eeuw reformatieprogramma’s waren in Friesland en wat het effect daarvan was. Daarmee leggen we meteen de link naar de Nadere Reformatie. Misschien komen we er ook aan toe om de lijnen vanuit het piëtisme naar het Friese Reveil te traceren.”
De werkgroep gaat eerst inventariseren welke publicaties er over het Friese piëtisme in de achttiende eeuw verschenen zijn. Daarna volgt bronnenonderzoek, in archieven te Leeuwarden en Franeker en andere plaatsen in de provincie.
Aan het einde van het traject, dat mogelijk vier jaar gaat duren, zullen een of meer publicaties volgen. En natuurlijk komt er een groepsexcursie. De vier weten nu al een aantal steden waar ze naartoe gaan. Maar wie weet welke verrassende plaatsen er nog aan het lijstje toegevoegd worden. Het lijkt in ieder geval een meerdaagse excursie te worden.
Stichting Studie Nadere Reformatie
De Stichting Studie Nadere Reformatie (SSNR) is in 1983 opgericht. De SSNR beoogt het bevorderen van de bestudering van de Nadere Reformatie en het kweken van belangstelling hiervoor. De stichting doet dit onder meer door het uitgeven van publicaties in het Documentatieblad Nadere Reformatie en het organiseren van een jaarlijkse wintercursus en het najaarscongres.
Met de digitale bibliografie ”Pietas” wordt de Nederlandstalige gereformeerde vroomheidsliteratuur geïnventariseerd. Pietas richt zich op auteurs die tot 1800 actief waren. Pietas is een belangrijk hulpmiddel voor de studie naar de protestantse vroomheid en boekcultuur in het Nederland van de zeventiende en achttiende eeuw. Momenteel telt Pietas ongeveer 6500 titels.
Diverse projectgroepen richten zich op aspecten van de Nadere Reformatie. Een daarvan is de projectgroep ”Gereformeerd Piëtisme in de achttiende eeuw” die is opgericht in 1986. De werkgroep, die nu bestaat uit dertien personen, richtte zich eerst op het Nederlandse piëtisme in de 18e eeuw in het algemeen, daarna op het Duitse piëtisme, met als kern Bremen. Vervolgens verschoof de aandacht naar Groningen. Op dit moment oriënteren de leden zich op de provincie Friesland.