Binnenland
Weermarkt heeft de wind in de zeilen

Ooit was het KNMI alleenheerser op het gebied van weersverwachtingen. Sinds begin deze eeuw ging de markt met het weer aan de haal. Nu zijn er tal van commerciële weerbureaus en steeds meer mensen verdienen hun brood met praten over regen en zonneschijn.

Commerciële bedrijven verdienen aan weersvoorspellingen. beeld RD, Jos Ansink
Commerciële bedrijven verdienen aan weersvoorspellingen. beeld RD, Jos Ansink

In de weerkamer van MeteoGroup Nederland loopt het storm. Er gaan meerdere telefoons tegelijk, de printer spuwt wat weerkaartjes uit en de toetsenborden rammelen. Beeldschermen tonen radarbeelden en bewegende weerkaarten. Een donkerrode vlek boven de Noordzee verraadt dat het weleens hard kan gaan waaien. Het is enkele dagen voor de tweede westerstorm van dit jaar.

„Klanten willen weten hoe erg het gaat worden”, verklaart weerman Reinier van den Berg de drukte. Hij staat op van zijn bureaustoel en gaat naar de kantine voor een koffiepauze. Collega Margot Ribberink loopt met hem mee.

„Heb jij donderdag vrij?” vraagt Ribberink. „Ik zal eens in mijn agenda kijken. Het zou natuurlijk mooi zijn als ik naar Scheveningen of Hoek van Holland kan om de storm van dichtbij te bekijken”, antwoordt Van den Berg. Ribberink: „Ik zou graag met je meegaan, maar ik heb dienst. Anders zou ik bijvoorbeeld naar Terschelling gaan. Daar kan het echt gaan spoken.” Ze baalt zichtbaar dat ze de storm vanaf een computerscherm moet meemaken.

Energiesector

MeteoGroup Nederland is het grootste commerciële weerbureau van Nederland. Het is onderdeel van het internationale moederbedrijf MeteoGroup, waar zo’n 400 werknemers in 17 verschillende landen voor werken. Het bedrijf verdient zijn geld vooral aan klanten in de scheepvaart, bouw en energiesector. De website weer.nl is in handen van MeteoGroup.

Naast MeteoGroup zijn er nog twee grote Nederlandse weerbureaus: Meteovista en Infoplaza, het bedrijf achter weerplaza.nl. Die website trok in december vorig jaar ruim 1,5 miljoen bezoekers. Weerplaza leest ook weerberichten op het Radio 1 Journaal.

Meteovista is het op een na grootste weerbureau van Nederland. De website weeronline.nl is een product van Meteovista en trok in december 2017 bijna 1,8 miljoen bezoekers.

Een vierde grote speler op de Nederlandse weermarkt is buienradar.nl, de best bezochte weerwebsite van Nederland. Vorige maand kwamen er bijna 5 miljoen mensen op af. Buienradar is echter niet door een weerbureau, maar door een IT-bedrijf opgericht. De website werd in 2011 door RTL Nederland overgenomen.

Jaarrekeningen

De Nederlandse weermarkt trekt aan. Dat is te zien op de jaarrekeningen. MeteoGroup Nederland had in 2013 bijvoorbeeld 110 mensen in dienst, twee jaar later waren dat er 140. Onder die mensen zijn veel weermannen en weervrouwen, maar ook ICT’ers, verkopers en de receptioniste. Het eigen vermogen van het Wageningse weerbedrijf nam ook sterk toe. Van 4,4 miljoen in 2013 naar 7,6 miljoen in 2015.

De andere grote weerbureaus laten vergelijkbare groeicijfers zien. Meteovista had in 2014 bijvoorbeeld 15 mensen in dienst. In 2015 waren dat er 24.

Ook de bezoekersaantallen van de verschillende weerwebsites laten zien dat de weermarkt in de lift zit. De website buienradar.nl trok bijvoorbeeld in september 2017 5,6 miljoen bezoekers. In dezelfde maand in 2013 waren dat er nog maar 2,8 miljoen. Weeronline.nl groeide in diezelfde maanden van 1,4 naar 2,3 miljoen bezoekers, blijkt uit cijfers van Vinex, een organisatie die onderzoek doet naar onlinebereikbaarheid.

Grilligheid

De weermarkt wordt dus steeds groter. Hoe komt dat? Hoogleraar meteorologie Bert Holtslag van Wageningen University noemt meerdere redenen. „De voedingsbodem voor de groei zit in ons weertype. Het Hollandse weer is heel veranderlijk en grillig. Elke dag is het weer anders en door het veranderende klimaat neemt die grilligheid alleen maar toe. Kijk naar de afgelopen twee weken. Het is stralend weer geweest, het heeft gevroren, er zijn warmterecords gebroken en het heeft gestormd. Daar valt veel over te zeggen en te schrijven.”

We hebben ons lange tijd volledig aan die grilligheid aangepast. „Als je naar de winkel moest en het plensde, bleef je thuis of trok een regenjas aan”, legt Holtslag uit. „Tegenwoordig willen mensen vrij en onafhankelijk van het weer zijn. Ze laten zich niet meer natregenen door een buitje. Doordat het dankzij technologische vooruitgang mogelijk is om op je telefoon te zien wanneer het gaat regenen, willen de mensen dat ook weten. Het winkelbezoek wordt tussen de buien door gepland.”

Het veranderlijke Hollandse weer levert weerbureaus veel werk op vanuit de industrie. De bouw kan bijvoorbeeld veel last hebben van weersomstandigheden. Van den Berg: „Als er in de openlucht een betonvloer moet worden gestort, is het wel handig om te weten of het droog blijft. Aan een vage weersverwachting –droog met af en toe een bui– hebben bouwbedrijven niets. Ze willen preciezere verwachtingen. Wij leveren die tegen betaling.”

Door de groeiende economie zijn er steeds meer bedrijven die een eigen weersverwachting willen. Daarnaast heeft de komst van groene energie er bijvoorbeeld voor gezorgd dat ook de energiesector afhankelijk is geworden van het weer. Holtslag: „Bedrijven als Eneco of Nuon willen het liefst precies weten wanneer de windmolens op volle toeren draaien, of wanneer de zonnepanelen veel stroom leveren. Dan weten ze wanneer de gas- of kolencentrales wat minder hoeven te stoken.”

Ten slotte kent de Nederlandse weermarkt volgens Holtslag een bijzondere geschiedenis die ervoor zorgde dat er veel ruimte was voor commercie. „Eind jaren 90 stootte het KNMI onder druk van de politiek zijn commerciële taken af. Een wet uit 2001 verbiedt het KNMI zelfs om bijvoorbeeld specifieke verwachtingen voor bedrijven te maken. Daardoor kwam er veel ruimte voor weerbedrijven.”

Competitie

De privatisering van de weermarkt heeft ook een schaduwkant. Holtslag: „Commerciële weerbureaus zijn onderling in competitie. Ze willen graag zo veel mogelijk lezers, luisteraars en kijkers naar hun website toetrekken. Ze doen dat bijvoorbeeld door sterk te focussen op weersextremen en records. Een paar jaar geleden ging dat heel ver. In 2013 spraken weerbureaus in juni veel over een hitterecord dat bij lange na niet werd verbroken. Dat jaar werd een voorspelde Elfstedentocht ook nooit verreden.”

Tegenwoordig zijn weerbureaus volgens Holtslag wat realistischer. „Ze durven nu te benoemen hoe onzeker de verwachtingen kunnen zijn. Dat is echt een verandering ten opzichte van een paar jaar geleden. Toen werden verwachtingen meer als zekerheden gebracht.”

Meteorologie is een vrij beroep. Daardoor kunnen weerbureaus zelf bepalen welke verwachtingen ze de wereld in slingeren. Volgens Menno Bom van Weerplaza is er eind jaren 90 wel gesproken over een registratie of certificering voor weerbureaus, maar is dat nooit van de grond gekomen. „Gelukkig scheidt het kaf zich vanzelf van het koren. Als een weerbureau te vaak verwachtingen maakt die niet uitkomen, verliest het zijn geloofwaardigheid en haken bijvoorbeeld de websitebezoekers vanzelf af.”

Tornado’s

De wijzers van de klok gaan naar kwart voor drie. „Ik moet zo even weg; weerpraatje voor de radio houden”, mompelt weervrouw Margot Ribberink. Ze weet nog wel een reden waarom weerberichten steeds meer aftrek vinden. „Door het veranderende klimaat komen er de laatste jaren steeds meer extremen voor. Regenbuien worden bijvoorbeeld steeds intenser. Mensen willen weten hoe die extremen ontstaan.”

Volgens Van den Berg heeft de komst van sociale media ook gezorgd voor meer betrokkenheid bij het weer. „Tornado’s in Amerika, de extreme kou in Siberië en de heftige sneeuwval in Zwitserland: iedereen kan tegenwoordig het weer van over de hele wereld op zijn telefoon zien. Mensen willen weten hoe die weersverschijnselen ontstaan. We worden regelmatig gebeld of gemaild met de vraag of we een verschijnsel kunnen verklaren.”

Vanochtend werd Van den Berg bijvoorbeeld gebeld door ouderenomroep MAX. „Ze hadden gehoord dat het deze week kon gaan sneeuwen en wilden weten hoeveel centimeter er dan komt te liggen. Ik vertelde dat het zo’n vaart niet zal lopen; het blijft bij een enkel buitje natte sneeuw.”

Volgens Ribberink en Van den Berg hebben Nederlanders steeds meer kennis van het weer. „Ik durf nu tijdens mijn weerpraatje termen uit de meteorologie te gebruiken die ik vijf jaar geleden echt niet noemde. Een koufront, isobaren, de straalstroom, dat soort woorden”, vertelt Ribberink. „Ik heb het idee dat veel mensen wel weten wat dat is. Ik leg het wel altijd kort nog even uit. Het moet voor iedereen te begrijpen zijn.”

Grafiekjes, een bewegend radarbeeld of een andere illustratie zorgen er ook voor dat mensen steeds meer van het weer afweten, denkt Van den Berg. „Als je niet kunt laten zien dat een straalstroom een soort kolkende rivier van lucht, op zo’n 10 kilometer hoogte, is, zullen mensen het minder snel onthouden.”

Sneeuwstorm

Bert Holtslag, hoogleraar meteorologie, geeft een college over lagedrukgebieden en orkanen. In de zaal van Wageningen University zitten zo’n zeventig studenten die de bacheloropleiding ”bodem, water en atmosfeer” volgen. Halverwege het college komt een meteoroloog van MeteoGroup vertellen over zijn werk. „Wie van jullie wil later weerman of -vrouw worden?” vraagt Holtslag voorafgaand aan de presentatie. Zeven handen gaan de lucht in.

Een van de studenten die later weerman wil worden, is Daan van den Broek (20). „Toen ik vier jaar oud was, wist ik dat al. Van jongs af aan ben ik gefascineerd door het weer. Vooral onweersbuien en winterse perikelen vind ik prachtig. Een sneeuwstorm, daar kan ik echt van genieten.” De weerman in spe ging in december met een vriend naar Hoogsoeren, om daar het 40 centimeter dikke pak sneeuw te bewonderen.

Van den Broek kijkt eigenlijk nooit naar een weerpraatje. „Ik lees de weerkaarten en zie dan zelf wat voor weer het wordt.” De student heeft zelfs al een bijbaantje als weerman. „Ik schrijf voor de website alpenweerman.nl. Dat is een website voor mensen die willen weten wat voor weer het in de Europese wintersportgebieden is. Ik maak artikelen over het weer in de Benelux.”

Volgens Holtslag is het aantal studenten dat later weerman of -vrouw wil worden de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. „Gemiddeld voltooien jaarlijks zo’n vijftien studenten de masterspecialisatie meteorologie en luchtkwaliteit. Zij werken steeds vaker tijdens hun studie al voor een weerbureau. Dat zal alleen maar meer worden als de weermarkt de wind in de zeilen blijft houden.”

Buienradar verraste weerbureaus

Edwin Rijkaart (47) is de bedenker van Buienradar. Met een paar anderen, ontwikkelaars en programmeurs, maakte hij in 2006 de website, die al jaren veruit de meest populaire weersite van Nederland is. Bij de lancering van Buienradar schokte de Nederlandse weermarkt. In 2011 kocht mediabedrijf RTL Nederland de website op.

Hoe kwam u op het idee?

„Ik was in 2005 op vakantie in Amerika. Ik trok rond met een campertje. Op een weg van New Orleans naar Chicago stopte ik bij een openbare toiletvoorziening. Langs de parkeerplaats hingen schermen met radarbeelden. Ik wist dat het bestond, maar tijdens die vakantie merkte ik hoe handig het was.”

Hoe heeft u de website gemaakt?

„Ik ben IT’er van beroep, dus het maken van een website lukt me wel. Voor Buienradar hadden we echter heel veel data nodig van het KNMI. Voor die gegevens hebben we veel geld betaald. In 2006 was de website klaar. Hij zou eigenlijk op 1 mei online gaan, maar er werd voor Koninginnedag slecht weer verwacht, dus vervroegden we de lancering.”

Wat vonden de weerbureaus van Buienradar?

„Zij waren er niet blij mee. De weerbedrijven hadden namelijk onderling afgesproken dat ze radarbeelden niet gratis zouden verstrekken. Alleen klanten die daarvoor betaalden, kregen de beelden te zien. Dat verdienmodel verdween toen ik met Buienradar kwam. Ze waren verrast en genoodzaakt om hun werkzaamheden aan te passen. Weerbureaus gebruiken de deskundigheid van hun meteorologen nu vooral om specifieke verwachtingen voor bedrijven te maken.”

Van Pelleboer tot buienradar

1854: Het KNMI wordt op 31 januari bij besluit van koning Willem III door meteoroloog Buys Ballot opgericht. Het instituut is het eerste ter wereld met weerkaarten.

1954: Na enkele jaren voor het KNMI te hebben gewerkt, gaat Jan Pelleboer als zelfstandig weerman verder. Vanaf begin jaren 80 kon iedereen Pelleboer via nummer 05907 bellen voor het laatste weerbericht. Hij sprak driemaal daags een bandje in. Pelleboer was de eerste landelijk bekende weerman.

1975: Het Europese weermodel ECMWF wordt in het Britse Reading opgericht. Met een supercomputer worden weersverwachtingen gemaakt. De publieke weerdiensten van een groot aantal West-Europese landen –in Nederland het KNMI– financieren het ECMWF. Zij hebben daarom toegang tot de weerkaarten. Commerciële weerbureaus kunnen die gegevens kopen bij de nationale publieke weerdienst.

1986: Het eerste commerciële weerbureau van Nederland, Meteo Consult, wordt opgericht. Later zal het MeteoGroup gaan heten.

2001: De Wet op het KNMI wordt gemaakt. Hierin staat dat het KNMI zich niet meer met private zaken mag bezighouden. Een groeiend aantal weerbureaus neemt de commerciële taken graag over.

2006: Op 30 april gaat de website buienradar.nl online. Voor het eerst zijn radarbeelden voor iedereen gratis te bekijken. Binnen een halfjaar groeit Buienradar uit tot de grootste weerwebsite van Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer