Oud-medewerkers van de huishoudelijke dienst van het Witte Huis spreken nog steeds met grote waardering over Barbara Bush. „Onze lieve oma”, noemen ze de vrouw van president George Herbert Walker Bush. Die wil daar zelf ook niets van afdoen. Hij noemde haar „de nationale schat.” Maar de president waarschuwde stafmedewerkers en journalisten die tegen haar ingingen wel dat „de zilvervos” gevaarlijk kan zijn.
Furieus was Barbara Bush toen studenten van het Wellesley College, een universiteit waar uitsluitend vrouwen werden toegelaten, protesteerden dat ze zou komen spreken bij de afstudeerceremonie. Honderdvijftig studenten tekenden een petitie tegen haar komst. Ze waren „woedend” dat de first lady was uitgenodigd enkel en alleen omdat ze getrouwd was met de president. „Afgezien van het baren van zes kinderen heeft zij niets gepresteerd”, zo stelden de studenten. Barbara ging fel te keer. Ze belde de twee studentes die het verzet leidden en vertelde hun dat ze hen voor schut zou zetten. In haar speech zei de first lady dat vrouwen altijd eerst voor hun gezin moesten kiezen en pas daarna konden denken aan hun eigen carrière, „als daar tenminste ruimte voor is in het leven van hun man.”
De rolverdeling in het gezin Bush was ook traditioneel: Zij deed het huishouden, hij de business. „Ik heb me altijd gelukkig gevoeld met die taakverdeling”, zei de voormalige first lady toen ze in 2015 zeventig jaar gehuwd was. Barbara Pierce trouwde in januari 1945 op 19-jarige leeftijd met de één jaar oudere George H. W. Bush. Vanwege haar huwelijk brak ze haar studie af, om zich geheel te wijden aan haar gezin. En dat vroeg het nodige. Niet alleen omdat George en Barbara zes kinderen (vier jongens en twee meisjes) kregen, ook omdat Bush een nogal rusteloze natuur had. Het echtpaar verhuisde in zijn huwelijk 29 keer. Als George weer wilde verkassen, keek Barbara hem aan en zei: „Ik wil daar zijn waar jij wilt zijn.” Haar kinderen kunnen zich niet herinneren dat hun moeder een keer protesteerde als vader weer verhuisplannen had. Barbara bleef opgewekt. „Ik word alleen maar depressief van feministen die me weer eens vertellen dat ik mijn leven heb vergooid door voor mijn gezin te zorgen”, zei ze soms tegen vriendinnen.
Voorname contacten
Materieel had de familie Bush het goed. Zowel George als Barbara behoorde tot families met geld. In de jaren vijftig, zestig bouwde Bush een fortuin op met activiteiten in de Texaanse olie-industrie. Dat leverde hem ook voorname contacten op. Bush was bevriend met leden van het koningshuis van Saudi-Arabië en ook met de schatrijke familie Bin Laden. „Maar”, waarschuwde Barbara vaak, „geld maakt niet gelukkig.”
Ze wist waarover ze sprak. In oktober 1953 overleed hun dochtertje Robin op 4-jarige leeftijd aan leukemie. Aan het begin van dat jaar was het meisje op een morgen wakker geworden en klaagde zo moe te zijn. Een bezoek aan de huisarts leerde hun dat hun kind ongeneeslijk ziek was. De dokter vertelde dat het meisje het hoogste aantal witte bloedcellen bezat dat hij ooit had gezien. Volgens hem had Robin nog maar twee weken te leven.
George en Barbara besloten daarop vanuit Texas naar New York te gaan om te kijken of specialisten daar een behandeling konden geven. Een opname in het Memorial Sloan Kettering Hospital volgde. Robin leefde nog zeven maanden. Al die tijd bleef Barbara bij haar dochtertje. George pendelde tussen New York en Midland (Texas), waar hun twee zoontjes George en Jeb waren achtergebleven. Als vader George op bezoek kwam, eiste Barbara dat hij flink was. Hun dochtertje moest niet door de tranen van haar ouders gaan beseffen hoe ziek ze was. Als George zich even niet kon beheersen stuurde Barbara hem onverbiddelijk en op strenge toon naar de gang. Zelf bleef ze naar haar kind blijheid uitstralen. Aan haar ziek- en sterfbed liet ze geen traan. Maar toen hun dochtertje was overleden braken alle sluizen open. „Ik ben onbedaarlijk gaan huilen en dacht dat het nooit meer zou ophouden”, zei ze later. In de week na het overlijden werd het donkerblonde haar van Barbara binnen enkele dagen zilvergrijs. Hoewel ze nog maar 28 jaar was, besloot ze het niet te verven – als eerbetoon aan haar dochtertje. Dat vertelde ze overigens alleen maar aan intimi. Tegen buitenstaanders zei ze: „Nee, ik verf het niet, want ik wel kunnen blijven zwemmen.”
Heel hecht paar
Het verdriet over het sterven van Robin zorgde er volgens Bush voor dat hij en Barbara een „heel hecht” paar vormden. „We denken nog bijna elke dag aan onze lieveling”, zei Barbara Bush jaren later. „En ik moet nog huilen als ik eraan denk hoe ze in het ziekenhuis vaak haar mollige armpjes om me heen sloeg.”
De latere president stelde in een gesprek met het blad Christianity Today dat het sterven van Robin ook het geloofsleven van hem en zijn vrouw verdiepte. Kerkelijk behoorde de familie Bush in die tijd tot een presbyteriaanse gemeente, waar George diaken en vervolgens ouderling was. Later sloten ze zich aan bij een episcopale kerk. „Natuurlijk steunden we elkaar toen Robin ziek was. Maar ons geloof heeft ons op de been gehouden. De pijn van het verlies en het verdriet leerde ons hoe afhankelijk we zijn van God en hoe belangrijk het geloof is. Op zulke momenten is het enige wat je overhoudt: God. Die gedeelde ervaring geeft een diepe band met elkaar.”
Toen George Bush in de jaren zestig politieke ambities kreeg, legde Barbara hem geen strobreed in de weg. Bush streed met wisselend succes om afgevaardigde en later om senator te worden. Waar mogelijk ging Barbara met hem op campagne. Maar alleen als de thuissituatie het toeliet. Dat stak ze ook niet onder stoelen of banken. „Ik heb thuis een paar pubers”, was soms haar simpele excuus voor een afmelding.
De tweede plaats
Tegen veler verwachting in koos Ronald Reagan in de zomer van 1980 niet oud-president Gerald Ford als zijn running mate maar George H. W. Bush. Reagans overwinning bezorgde Barbara Bush de officieuze titel ”second lady”. En dat moest ze volgens first lady Nancy Reagan maar goed beseffen ook: ze stond op de tweede plaats. Tussen de twee vrouwen boterde het absoluut niet. In de acht jaar dat Bush de vicepresident van Reagan was, werd Barbara zelden op het Witte Huis uitgenodigd. Algemeen was bekend dat Nancy jaloers was op de welgestelde afkomst van de familie Bush. Maar niet alleen daarop. George Bush schreef in juni 1988 in zijn dagboek: „Nancy moest niets van Barb hebben. Ze voelt dat Barb juist die dingen heeft, die zij mist. Barb is zo hartelijk, zo aardig, zo oprecht en ze cijfert zich vaak helemaal weg. Ik denk dat Nancy daar jaloers op is.” Ook Barbara Bush zelf wist hoe de verhoudingen lagen. Toen er een moordaanslag op president Reagan was gepleegd, vroegen journalisten of ze niet naar de presidentsvrouw moest. „Ik denk dat Nancy nu vooral behoefte heeft aan een vriendin”, zei ze.
Het opschuiven van Barbara Bush van second naar first lady was voor het huishoudelijk personeel een verademing. Nancy was ongenaakbaar, Barbara was als een meelevende moeder die van grapjes hield en aandacht had voor iedereen. Dat lag overigens anders voor de stafleden. Zij probeerden vat op de vrouw van de president te krijgen, wilden kunnen beoordelen wat haar invloed op haar man was en waren benieuwd naar haar politiek-maatschappelijke ideeën. Maar Barbara Bush hield afstand. „Ik ga jullie niet vertellen hoe ik over dingen denk. Dat doe ik alleen aan George.”
Commentaar en advies
De president heeft in de vier jaar van zijn regering steeds volgehouden dat zijn vrouw zich nooit met staatszaken bemoeide. Maar het huishoudelijk personeel wist wel beter. Als de presidentiële echtelieden ’s morgens om kwart over zes wakker werden en in bed het ontbijt gebruikte, namen ze ook de kranten door. Dan gaf Barbara commentaar en adviezen. Bijna iedere morgen zei Bush, na een klein halfuur zijn vrouw te hebben aangehoord: „Barb, het is genoeg.” Hij wist dat zijn vrouw anders niet zou stoppen. Jaren later vertelde hij dat hij bij zijn eerste afspraakje met Barbara een auto had gehuurd met radio, hetgeen in de jaren vijftig nog een luxe was. „Ik wilde veiligheidshalve zo’n toestel hebben voor het geval er een ongemakkelijke stilte viel. Die is er in de afgelopen 75 jaar nooit geweest. Barbara ratelt altijd maar door.”
Voor bezoekers was Barbara vooral de gezellige gastvrouw die met haar belangstelling en humor mensen wist te vermaken. Een enkele keer ging ze met haar grapjes wel te ver. Zo zei ze eens van een voorbijlopende diplomate die een strakke pantalon droeg: „Kijk, het begrip stretch krijgt ook een andere inhoud.” Het leidde tot de nodige opschudding in de pers. Soms moest de president zijn vrouw remmen. „Hebben ze wel door dat je een grapje maakt?” vroeg hij dan subtiel.
Omgekeerd kon Barbara Bush venijnig zijn als ze door de media of door politici op de hak werd genomen. Met een ijzige blik kon ze dan zeggen: „Dit doe je niet weer.” Dat maakte dat ze bij het journaille niet zo’n beste naam had. „De dame met een lieve glimlach en een ijzeren vuist”, schreef een van hen.
Bij de Amerikanen kon Barbara Bush echter geen kwaad doen. Haar populariteitscijfers lagen doorlopend boven de 80 procent, ook toen haar man lager dan de helft daarvan scoorde. Veel mensen zagen haar als de „menselijker helft van het presidentschap van Bush.” Barbara vroeg aandacht voor mensenrechten, voor minderbedeelden en voor aidspatiënten. Dat laatste was vooral opmerkelijk omdat ze veel bezwaar had tegen de acceptatie van de homoseksuele levenswijze.
Toen de familie Bush in januari 1993 het Witte Huis verliet en terugkeerde naar Texas realiseerden ze zich dat ze twaalf jaar lang nooit voor hun eigen eten, de was en de schoonmaak hadden hoeven zorgen.
Barbara genoot van het leven zonder politiek. Dat maakte ook dat ze niet echt gelukkig was toen haar zonen George W. en Jeb politieke aspiraties kregen. „Zou je daar nu wel aan beginnen”, schreef ze in een briefje aan hun oudste zoon toen die zich in 2000 kandidaat stelde voor het presidentschap. Maar toen George W. doorzette, ging ze er zelf voluit voor en was ze trots toen hij werd gekozen. „Het is tenslotte je kind”, zei ze.
serie De first lady
Amerikaanse presidentsvrouwen sinds 1945. Deel 9: Barbara Bush (1925).