Pleidooi voor ‘Dordt’
Toegegeven, het is al enkele decennia geleden dat ds. C. den Boer, destijds hervormd predikant te Wageningen, zijn mening gaf over het preken vanuit de Dordtse Leerregels. In de inleiding op zijn boek ”Om ’t eeuwig welbehagen” is het te lezen. Het was voor hem geen vraag; hij verdedigde het zonder enige reserve.
Door middel van de catechismuspreek heeft „menige dienaar des Woords zijn gemeente het merg van de Heilige Schrift weten toe te reiken.” Ook het onderwijs uit de leerregels van Dordt kan daartoe dienen. Nodig is het dat het goud van onze gereformeerde belijdenis in het hart van de gemeente wordt in gedragen. „Niets is in onze verwarrende tijd, waarin zo veel dwaalgeesten gretig geloofd worden, zo noodzakelijk als het onderwijs in de grote stukken des geloofs, waaraan de zaligheid van de Kerk hangt. En het is ook al vaak bewezen dat wij, waar dit onderwijs niet gegeven wordt, met heel ons gemeente-zijn spoedig de mist in gaan.” Aldus ds. Den Boer in 1973.
Inmiddels zijn we 45 jaar verder. En nu klinken er ineens (?) andere geluiden. Nog wel uit de mond van predikanten die zich gereformeerd noemen. De bakens zijn verzet, zo lijkt het wel. Als ik althans afga op het verslag van de debatavond in Nijkerk van woensdag. De Dordtse Leerregels kregen daar de handen niet op elkaar, zo liet de verslaggever ons weten. Dat een remonstrantse hoogleraar zover niet te krijgen is, wil ik aannemen. Maar van voorgangers die zich tot de gereformeerde beweging rekenen, mochten we dat toch wel verwachten.
Preken over de Dordtse Leerregels is not done in deze tijd, zo is de opinie. Er moet eerst zo veel stof worden weggenomen voordat je bij de kern bent. Dan hebben jongeren, maar ook ouderen, al lang afgehaakt. Het punt is dat jongeren van nu andere vragen stellen dan die in de Dordtse Leerregels aan de orde komen. Ga vooral op hun vragen in, bijvoorbeeld die naar het bestaan van God, liever dan te gaan spreken over verkiezing en genade, over bekering en volharding… Die dingen sluiten namelijk niet aan op hun wereld. Zo ongeveer klonk het deze week op de forumavond in Nijkerk.
Ik zou er een stelling tegenover willen plaatsen. Laat ik het doen op de wijze van een vraag. Wat zou er de oorzaak van zijn dat veel gemeenten van nu zich niet herkennen in zaken als de verdorvenheid van de mens, de verkiezing van eeuwigheid, de soevereine genade van God, de noodzaak van de wedergeboorte, de doding van het vlees en de volharding in het geloof? Zou het soms zijn omdat ze hierover vanaf de kansel maar nauwelijks meer horen? En als ze er al iets over vernemen, dan op zo’n algemene en oppervlakkige manier dat het de harten niet raakt. Het wordt hun niet gepredikt „in de ontzaglijke realiteit van het leven” (H. Bavinck). Niet door een heldere en krachtige bediening van de sleutels van het hemelrijk. Zou dat misschien de oorzaak kunnen zijn?
Zo ja, is het dan een wonder dat de diepe tonen van de Dordtse Leerregels onverstaanbaar geworden zijn? De woorden zijn niet meer bekend, laat staan de zaken. „De jongeren, en ook de ouderen, van nu stellen andere vragen”, zo werd in Nijkerk gezegd. De laakbare oorzaak is dat de dienaars en de ambtsdragers nalaten om hun gemeenten de juiste vragen te leren stellen, zo vrees ik. Vooral de vraag naar een genadig God voor een verloren en schuldig mens.
„Waar u eindigt, begint het pas!” aldus ds. G. Boer in zijn bekende gedachtewisseling met dr. H. Berkhof (1956). „U vraagt: is er wel een God? Maar dieper dan de aangevretenheid van de moderne mens gaat de ontdekking van de Heilige Geest, wanneer wij met onze schuld gesteld worden in de ontmoeting met de levende God. Wie voor God staat, blijft alleen de schreeuw om genade over.”
Op vragen als deze geven de leerregels van Dordt een heilzaam antwoord. Ook in 2018 nog steeds bestemd voor jongeren en ouderen.