Gerechtshof doet inhoudelijke uitspraak in ontslagzaak predikant
Het gerechtshof Arnhem-Nijmegen heeft deze maand een inhoudelijke uitspraak gedaan over een kerkelijke ontslagprocedure. Dat blijkt uit een arrest van 2 januari inzake het ontslag van de Nederlands gereformeerde predikant P. R. Gort.
Dat de rechter zich inhoudelijk bemoeit met de gevolgde procedure bij het ontslag in 2008 van ds. Gort is uniek. Eerdere zaken rond ontslag, losmaking of afzetting van een predikant waarin de rechter om een oordeel werd gevraagd, eindigden steevast in de conclusie dat kerken een zelfstandige bevoegdheid hebben. De scheiding van kerk en staat was daarbij voor rechters leidend. Deze handelwijze werd in 2012 nog door de Hoge Raad bekrachtigd, in de zaak rond de afgezette christelijke gereformeerde predikant H. R. H. A. de Boer uit Zeewolde.
Een tweede opvallend element in het arrest is dat er volgens het hof tussen ds. Gort en de Nederlands gereformeerde kerk (Ngk) in Hattem –waarvan hij predikant was– sprake was van een arbeidsovereenkomst. Weliswaar stelt de kerkorde van de NGK dat er géén arbeidsovereenkomst bestaat tussen een predikant en een kerkelijke gemeente, maar het hof meent dat het arbeidsrecht voorrang heeft op de kerkorde. Het oordeelt dat de positie van beide partijen zodanig het karakter heeft van een arbeidsrelatie, dat de wederzijds vastgelegde rechten en plichten betiteld kunnen worden als een arbeidsovereenkomst.
Het hof meent om die reden dat het ontslag van ds. Gort op onderdelen „onredelijk” en „onrechtmatig” was. De Ngk Hattem moet hem daarom een schadevergoeding van 68.000 euro betalen – veel minder overigens dan de 1,3 miljoen euro die Gort had geëist.
Advocaat mr. Teunis van Kooten, die de kwestie namens ds. Gort voor de rechter bracht, zei vrijdag desgevraagd dat de uitspraak raakt aan de rechtspositie van predikanten binnen het overgrote deel van de kerken binnen de gereformeerde gezindte. Hij spreekt van een uitspraak „van vérgaande betekenis, juist ook voor andere kerkverbanden die de Dordtse kerkorde of varianten daarvan als statuut hebben.” Hij constateert dat de kerkelijke rechtsgang naar het oordeel van het hof „niet allesbeslissend en binnen de NGK niet voldoende is om de burgerlijke rechter op afstand te houden.”