Op enkele tientallen scholen zijn leerlingen sinds kort in de weer met het programmeren van een heuse robot. Interactive Robotics in Delft wil kinderen de technische mogelijkheden tonen. Tegelijkertijd willen we te hoge verwachtingen bijstellen, zegt ondernemer-wetenschapper Joachim de Greeff. „Er kan veel, maar nog niet alles.”
Op commando heet het poppetje ons welkom. Toegerust met speakers, camera, sonar en infrarood en getooid met een shirtje met de naam ”Nao nou”, bedacht door de kleuters op de school in Rotterdam die momenteel met deze robot werken. Als het poppetje rechtop staat, meet het 60 centimeter. Klein genoeg om kinderen geen angst in te boezemen.
„Ze vinden het een grappig mannetje”, aldus De Greeff. „Bewust hebben we wat menselijke trekjes gezocht. Maar ook weer niet te veel. Want een robot wordt nooit een mens.” In een hoek staat Nao nou’s collega Pepper, bijna 1,5 meter hoog. De menselijke vormen zijn bij Pepper nog wat nadrukkelijker aanwezig. Het robotfiguurtje wordt verkocht aan grote bedrijven en instellingen die het inzetten voor het begroeten van gasten.
Interactive Robotics probeert sinds 2016 de software voor de educatieve robotjes te verkopen aan basisscholen. Enkele tientallen, voornamelijk in de Randstad, werken al met het circa 6000 euro kostende poppetje. Dat wordt via de laptop, tablet of smartboard aangestuurd. Daarvoor zijn apps ontwikkeld die aansluiten bij het kennisniveau en de leefwereld van verschillende leeftijdsgroepen. Zo wordt kleuters geleerd om puzzelstukjes toe te voegen, waardoor je het robotje bewegingen meegeeft, zinnetjes laat zeggen, een rondedansje laat maken en –aarzelend– een beetje laat lopen door het klaslokaal. „Zo leer je algoritmisch denken. Echt een vaardigheid van de 21e eeuw.”
De Greeff stapte met twee aan de Technische Universiteit Delft verbonden collega’s vorig jaar in het ondernemerschap. Dat wordt uitgeoefend in RoboValley, op enige afstand van de universiteit en dé plek voor de start-ups in de robotisering. ”Silicon Valley van Delft” wordt de stadswijk wel genoemd.
„We waren bij de universiteit, waaraan we nog verbonden zijn, steeds veel met robots en educatie bezig. We merkten dat er ondanks allerlei ontwikkelingen, nog maar weinig maatschappelijke toepassingen voor robots bestonden. Anderzijds hebben veel mensen er gedachten over die weinig realistisch zijn, gebaseerd op wat zij in films zien.”
De gedachte dat robots alles kunnen, moet van de bedenkers van Interactive Robots zo snel mogelijk de wereld uit. Ze wijten het ook aan de Japanse aanpak, waarbij wordt geprobeerd om robots een zo menselijk mogelijk uiterlijk te geven. „Grote onzin en vaak ook doorgestoken kaart”, zegt De Greeff. „Zoals de gedachte dat robots straks geheel kunnen zorgen voor onze ouderen. Dat zou treurig zijn, maar het is ook niet mogelijk. Het menselijke contact moet blijven. Daarom is het goed dat robotisering steeds onderwerp van publieke discussies wordt.”
De robot voor het basisonderwijs is van Franse makelij. „Wij zorgen voor de software.” Leerkrachten hoeven volgens hem niet bang te zijn dat hun taak verdwijnt. „Hooguit kan er een presentatie met quizvragen worden gedaan. Kinderen kunnen dan via tablet of telefoon antwoorden geven. Er zijn rekenspelletjes in ontwikkeling. Wij zien het als een leermiddel, net als de smartboards die nu vrijwel overal een plek hebben gekregen.”
Nieuwe markten zijn de komende jaren het middelbaar onderwijs en –via Pepper– detailhandel, bedrijven en instellingen. „Het is op deze wijze uniek voor Nederland en ik denk voor wat betreft de app-ontwikkeling ook daarbuiten.”
Dit is het tweede deel in een serie over robotisering. Zaterdag in Accent deel 3.