Vijftien oude Fordjes in historische papiermolen
Het ruikt naar auto’s in het Ford Museum in Beekbergen. Bij binnenkomst in de voormalige papiermolen valt een lichte oliegeur op. „Deze oude auto’s lekken weleens een druppeltje olie.”
Eigenaar Nico Bredenoord (69) uit Klarenbeek had altijd al wat met oude auto’s. „Ik heb een oude Citroën en een Renault gehad. Mijn vader reed begin jaren 60 in een nieuwe Ford, een 12M. Door zijn voorkeur ging ik oude Fordjes opknappen en weer verkopen.”
Begin jaren 70 kocht een kennis vier oude A-Fords, een type dat de Amerikaanse fabriek tussen 1928 en 1931 maakte. Bredenoord nam er één over en was meteen verkocht. Sindsdien knapte hij een reeks A-Fords op, reed erin en verkocht ze weer.
Toen hij als eigenaar van een aggregatenfabriek met pensioen ging, had hij zijn handen helemaal vrij voor zijn hobby. In 2008 kocht hij de uit 1535 stammende Tullekensmolen. Die had 25 jaar leeggestaan. „Je kon hier wel zwemmen”, zegt hij.
Na een stevige renovatie van het gemeentelijk monument ging het museum in Beekbergen in 2011 open, met zo’n vijftien Fords en één Pontiac, allerlei Fordattributen en een stel fietsen en solexen.
Sindsdien is Bredenoord drie middagen per week, negen maanden per jaar, te vinden in zijn museum in het Gelderse dorp. In de winter is het gebouw wegens de kou gesloten.
„De auto’s kunnen allemaal rijden”, zegt hij. Welke hij het liefste neemt? „Die zwarte.” Vooraan tooit nummerbord AL-7743 de glanzende schoonheid. „Daar rijd ik in de zomermaanden met mijn vrouw in. Kijk, de kinderen konden via die metalen blokjes in de auto stappen.”
Eigenlijk kost het rijden in zo’n A-Ford niet zo veel, zegt Bredenoord. Omdat er nog veel van zijn, zijn ze relatief goedkoop. „Per stuk zijn ze 25.000 à 50.000 euro waard. Belasting hoef je er niet over te betalen, omdat het oldtimers zijn. Verzekeren via de oldtimersclub KNAC is niet duur. Ze rijden op super 98, eigenlijk relatief zuinig: 1 op 7.”
Niet verwonderlijk, want er liggen motoren van 3,2 liter in het vooronder. Daarmee produceren de 40 paardenkrachten in de vooroorlogse mobielen een snelheid van zo’n 60, 70 kilometer per uur. „Als ze sneller reden, gingen ze stuk.”
Naast het dozijn A-Fords –die destijds zo’n 2000 gulden kostten– staan er ook twee van het bekende type, de T-Ford. En een bedrijfsauto- en brandweerwagenversie van de A-Ford.
In zijn privémuseum leiden Bredenoord en een vrijwilliger jaarlijks zo’n 1500 mensen rond, voor het symbolische bedrag van 2,50 euro. „Hier komen veel bussen met bejaarden.” Maar ook Fordfreaks en andere autoliefhebbers.
Wie ooit het privémuseum moet overnemen, weet Bredenoord niet. „Op overheidssubsidie hoef je niet te rekenen. Het grote Fordmuseum in Hillegom is sinds eind 2016 dicht, omdat oprichter Den Hartogh is overleden. Ik vrees dat de collectie uit elkaar valt, net als recent bij het oldtimermuseum in Oostvoorne. Dealers hebben geen interesse in historische auto’s. De klanten blijven daarnaar kijken, maar die moeten komen voor de nieuwe auto’s, zeggen zij.”
serie Privémusea
Dit is het eerste artikel in een serie over privémusea.