Kinderen die kou lijden en volwassenen die zichzelf snijden. Maar ook een hongerstaking van vluchtelingen en een brand in een overvol kamp. Martha van den Herik (25) uit Opheusden maakte het mee nadat ze haar baan als leerkracht opzegde en naar Lesbos vertrok.
Een militair terrein vol goedkope koepeltentjes, omringd door betonnen muren met prikkeldraad erop. Dat is kamp Moria, vertelt Van den Herik, thuis op de bank in Opheusden. Ze is even terug in het ouderlijk huis om bij te tanken. Binnenkort vertrekt ze opnieuw naar Lesbos, waar ze zich sinds april als langetermijnvrijwilliger inzet voor ontheemden.
Eind vorig jaar vloog Van den Herik voor het eerst naar het Griekse eiland. Wekelijks komen daar via de Middellandse Zee vluchtelingen en migranten aan vanuit Turkije. Ze besteedde haar kerstvakantie aan vrijwilligerswerk in Moria. Wat ze er aantrof? „Chaos. Het was superkoud, een gevoelstemperatuur van min 14 graden. Regelmatig stonden tenten onder water of braken tentstokken. Ik was de hele dag bezig dit soort problemen op te lossen. Ook moest ik soms een deel van het kamp bewaken waar de kwetsbaarste groepen iets betere opvang hadden.”
Aan het eind van de kerstvakantie keerde Van den Herik terug naar Nederland. „Zaterdagavond kwam ik thuis, zondag heb ik er met m’n ouders over gesproken en maandag heb ik m’n baan als leerkracht van groep 2 op de Johannes Calvijnschool in Veenendaal opgezegd.” Ze nam die beslissing niet impulsief. „Toen ik in het kamp was en de depressieve blik in de ogen van al die vluchtelingen zag, wist ik al snel: ik kom hier terug. In die weken heb ik er veel over nagedacht, ervoor gebeden en er met anderen over gepraat. Ik kwam tot de overtuiging: God wil dat ik dit werk voor langere tijd ga doen.”
Anonieme giften
Hoe ze het financieel zou gaan rooien, overzag ze op dat moment niet. „Ik moet zelf m’n vliegtickets betalen. Op Lesbos huur ik woonruimte en moet ik in m’n levensonderhoud voorzien. Voor de eerste periode had ik wat spaargeld. Ook haalde de school waar ik werkte geld op met een actie. Anderhalve week voordat ik in april vertrok, hoorde ik van de kerk, de hersteld hervormde gemeente in Opheusden, dat er veel anonieme giften waren binnengekomen om mijn werk mogelijk te maken. Een thuisfrontcommissie regelt nu de financiële zaken.”
Van haar terugkeer naar het Griekse eiland, waar ze werkt voor de organisatie Euro Relief, kreeg Van den Herik geen spijt. Wel ervaart ze dat het werk lichamelijk en emotioneel zwaar is. „Moria heeft officieel plek voor 2000 mensen, maar er verblijven er bijna 7000. Toen ik in april arriveerde, zat het vol alleenstaande mannen. In de winter waren er drie overleden. Later kwamen er veel gezinnen met kinderen. Het grijpt me aan als ik die kleintjes in vieze kleren rond zie lopen. Als een moeder vraagt om een extra deken voor haar kind dat kou lijdt, moet ik nee verkopen. Er is een tekort aan tenten, aan dekens, aan alles.”
Als heftigste moment noemt Van den Herik dat ze bij een zwangere Syrische vrouw werd geroepen. „Zij was net aangekomen en zat in een deel van het kamp waar ze niet uit mocht, maar ze bloedde en had dringend hulp nodig. Ik belde de dokter die boven in het kamp zat, maar die kon niet komen. Halverwege de weg was een rel gaande. Hij kon daar niet veilig langs. De politie zei geen tijd te hebben om een ambulance te bellen. Toen heb ik dat zelf gedaan, hoewel dat officieel niet mag. De vrouw werd opgehaald, haar man mocht niet mee. Ik ben in een auto achter de ambulance aan gereden. In het ziekenhuis werd de vrouw onfatsoenlijk behandeld. Haar kind bleek door de stress te zijn overleden. Na middernacht kwam ik terug in het kamp en moest ik haar man vertellen dat hun kindje niet meer leefde.”
Er zijn ook meer ontspannen momenten. Geregeld biedt Van den Herik ontheemden afleiding door een potje voetbal of volleybal met hen te spelen. Samen met Hanneke Mauritz, een andere Nederlandse vrijwilliger, organiseert ze ook speciale activiteiten voor vrouwen.
Internationale diensten
Op zondag gaat ze met vluchtelingen naar de kerk. Afrikanen die een mis willen bijwonen, brengt ze naar de rooms-katholieke kerk in Mytilini. Zelf bezoekt ze met andere vluchtelingen de internationale diensten van een Amerikaanse mennonietengemeente, niet ver van Moria.
Soms kan Van den Herik iets kwijt over het christelijk geloof. „Je mag daar van de organisatie niet zelf over beginnen. Ik laat hier vooral zien Wie God voor mij is door er voor de mensen te zijn, naar hen te luisteren en hun liefdevol te benaderen. Bijzonder was dat een vluchteling een keer vroeg: „Zusje, wil je voor me bidden, want ik zie dat jij dicht bij God leeft.””