Kerstvloed 1717 teistert waddenkust
De Kerstvloed van 1717 vergde nog veel meer slachtoffers dan de watersnood van 1953. Falend dijkbeheer leidde tot rampspoed die in het kustgebied van Nederland, Duitsland en Scandinavië ruim 13.000 mensen het leven kostte en enorme schade aanrichtte.
Aangrijpende verhalen zijn daarover opgetekend, met name door predikanten uit het rampgebied. „Abel Jacobs, van Pieterburen, zag zijne vijf kinderen verdrinken, welk lot ook zijne meid trof, schoon zij zich aan eenen boom had vastgeklemd; hijzelf, zijne vrouw en zijn knecht dreven op een stuk van het huisdak rond, de man viel eraf zonder dat zijne vrouw of zijn knecht zulks bespeurden, en verdronk; de vrouw werd gered — o, treurig geredde vrouw! beroofd van gade en kinderen!”
Het watergeweld van drie eeuwen geleden, in de nacht van 24 op 25 december 1717, was de laatste grote overstroming in Noord-Nederland. De stormvloed kende eenzelfde aanloop als de Allerheiligenvloed (1570) en de Sint-Maartensvloed (1686): eerst had een zuidwesterstorm het water dagenlang vanuit het zuidelijke deel opgestuwd naar het noordoosten; vervolgens ruimde de wind naar het noordwesten, zodat de watermassa aandrong op de waddenkust, kilometers dijk wegvaagde of eroverheen kolkte.
Weggevaagd
Het water kwam in de nacht en overrompelde mensen in hun slaap. „Op Midwinterdagh des morgens om drie uijren heeft God de Heer ons alhijr besogtht met een overgroote watervloet”, schreef de dominee van Leens.
Een groot deel van het gewest Groningen liep onder. Overal beierden de alarmklokken. Dorpen als Den Andel en Westernieland, pal achter de zeedijk, werden volledig verwoest. In delen van de stad Groningen stonden enkele decimeters water, op het platteland reikte het wel een paar meter hoog.
In Friesland overstroomden gebieden rond Dokkum en Stavoren –het gewest betreurde 150 doden–, in Overijssel het land bij Zwolle en Kampen en in Noord-Holland drong de zee Amsterdam en Haarlem binnen en stonden tal van polders blank.
Op Vlieland stroomde de zee over de duinen, waardoor het al eerder beschadigde dorp West-Vlieland bijna geheel door de golven werd verzwolgen. Op Texel, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog spoelden dijken en huizen weg. De Ierse graaf die Rottumeroog had opgekocht, moest het eiland ijlings ontvluchten. Met zijn vriendinnen, van wie er één nog diezelfde nacht in een boerderij op een Groningse terp beviel van een zoontje, dat na een paar dagen overleed.
Malaria
Alleen al in de provincie Groningen verdronken 2276 mensen (zo’n 450 meer dan het aantal Nederlanders dat bij de watersnood van 1953 omkwam), 11.666 koeien, 3200 paarden en 21.214 schapen, en er werden 1560 huizen vernield.
Het werkelijke aantal slachtoffers zal nog hoger zijn geweest, doordat mensen later overleden door de opgelopen koude of verminderde weerstand. Bovendien was de zomer van 1718 heet, zodat de malariamug optimaal de kans kreeg zich te ontwikkelen in de brakke modderpoelen.
Plunderingen
Pamfletten deden verslag van „treurige tafereelen.” Het was een watersnood zoals „geen onser oudsten geheugde”, volgens de dominee van Woltersum. Uithuizermeeden betreurde –net als in 1686– het hoogste dodental: 208. In Delfzijl brak het westelijke deel van de wal door en liepen huizen, het fort en de kerk onder water.
De stad Groningen zette alle beschikbare schepen in voor de reddingsoperatie. Zelfs bakkerstroggen en de kuipen van bierbrouwerijen werden ingezet om mensen naar het droge te halen. Ze werden vervolgens bij gezinnen in de stad ondergebracht. Tot in het Academiegebouw aan toe stond er gered vee.
Niet iedereen spande zich in voor zijn medeburgers. Zoals vaak na een ramp –recent nog op Sint Maarten– werden huizen en boerderijen leeggeroofd door mensen die deden alsof ze anderen wilden redden.
Duitsland
Tussen Tønder in Sleeswijk en het Oost-Friese Emden verdronken zo’n 9000 mensen. De zwaarst getroffen gebieden lagen in het graafschap Oldenburg, rond Jever, Kehdingen en het vorstendom Oost-Friesland. Op het schiereiland Butjadingen verdronk 30 procent van de bevolking. Alleen al in Oost-Friesland spoelden 900 huizen weg. Er was enorm veel schade aan dijken en sluizen (zijlen).
Overlevenden bleven lange tijd ongewis over het lot van vermiste familieleden. Van de 284 vermiste personen uit Werdum in Oost-Friesland waren er bijvoorbeeld op 5 februari 1718 nog maar 32 teruggevonden.
Dijkherstel
In de getroffen dorpen leden de overlevenden vaak armoede. Een paar dagen na deze vloed trad strenge vorst in en joegen sneeuwbuien over het geteisterde land. IJsschotsen richtten zo veel schade aan dat de Duitsers spraken van de IJsvloed.
Het land lag nog grotendeels open toen het in de nacht van 25 op 26 februari 1718 door een nieuwe stormvloed werd getroffen. Het herstel van de dijken zou nog jaren duren, mede door gekissebis tussen Stad en Ommelanden over de kosten ervan. Burgers die de voeten drooggehouden hadden, weigerden soms mee te betalen. Bij Aduard werd een opstand neergeslagen van mensen die vonden dat ze te veel moesten betalen voor het dijkherstel.
De ramp leidde uiteindelijk tot een revolutie in de kustverdediging. Tot die tijd waren grondeigenaren verantwoordelijk voor de kwaliteit van de dijken, en die besteedden daar lang niet altijd genoeg geld aan. Nu kwam de vloedkering onder beheer van de overheid. Onder leiding van voormalig scheepskapitein Thomas von Seeratt, die een jaar voor de Kerstvloed al had gewaarschuwd dat de dijken te zwak waren, werd de waterwering hersteld en verbreed. De dijken langs de waddenkust werden sterker dan ze ooit geweest waren.
>>kerstvloed1717.nl
Pelgrimstocht
Prof. dr. Piet H. Nienhuis (79), geboren Groninger, publiceerde recent het boek ”Kerstvloed 1717. Een pelgrimstocht” (uitg. Lutjewolde, Bedum; ISBN 978 90 5294 080 9; 172 pag.; 17,50 euro), „het eerste boek over deze dramatische gebeurtenis.” Hij beschrijft wat er in die rampnacht gebeurde, geeft impressies van zijn zwerftochten door het gebied –op zoek naar sporen die de overstroming naliet– en noemt voorouders die er woonden. Terwijl Nienhuis wandelde, „groeide de inhoud van dit boek uit tot een persoonlijke pelgrimstocht, een zoektocht naar mijn eigen verleden.”
Bij de beschrijving van zijn bezoek aan Ulrum kan Nienhuis het „als oude ‘cocksioan’” niet laten even een uitstapje te maken naar de breuk in de protestantse landskerk die hier 117 jaar na de Kerstvloed begon. Maar met de zin „vijftig jaar later splitsten de Afgescheidenen zich onder leiding van Abraham Kuyper nogmaals op en toen ontstonden de Gereformeerde Kerken in Nederland” slaat hij de plank mis.
Bij het boek verscheen een wandelgids langs de sporen van de Kerstvloed (ISBN 978 90 5294 088 5). Er kan een gratis app van VEEEW worden gedownload die de wandelaar onderweg van foto’s, video’s, animaties en tips voorziet. In het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen wordt tot 11 maart een tentoonstelling over de Kerstvloed gehouden.
Geen avondmaal
Ds. W. van Elselo, predikant in Bellingeweer en Ranum: „Als den tijt dan weder verscheenen was om het H. Avontmael te Celebreren hielde wij hetselve na voorgaaende visitatie en proefpredicatie tot Bellingeweer den 12 Dec. En konden het op het verloop des vierendeel jaers voor deese tijt tot Ranum niet Celebreren, alsoo op den 25 decemb. sijnde Kers morgen, tussen 3 en 4 uijren door een geweldige storm wint uijt den Noordwesten, welke des daeghs te vooren uijt den Zuijdwesten alsoo geweldigh was geweest, alle dijken wel 3 a 4 ja 5 voeten hoch het zeewater overstroomde, waerdoor de Geheele Provincie jammerlijk wierde bedeckt met zoute wateren, en een zee geleek, een groot getal menschen en beesten verdroncken, en veele huijsen weghspoelden, alsoo dat voor den 6 Feb. 1718 niet dan over ijs tot Ranum konde koomen prediken, als wanneer het zeewater noch in ’t lant was.”
De zwaarste ramp
De Groningse schrijver Albert Ebbo Crous –vertaler van Bunyans ”Christinnereis”– schreef na de Kerstvloed: „Onder alle regtvaardige plaagen en straffen waarmeede de Allmagtige, een land weegens de boosheeden der geener die daar in woonen siet en bezoekt, is er geen grootere nog swaarder drukkende als wanneer Hij, Die alleen regtveerdig is, en wiens oordeelen ten allen tijden geregt zijn, ’t selve met den woedende en inswelgende zeebaren komt te overstroomen.”