CGK zijn wel besluitvaardig maar hebben tijd nodig
Dat het GTU-besluit van de christelijke gereformeerden laat kwam, had zeker ook te maken met bezorgdheid over lokale samenwerking met vrijgemaakt gereformeerden, betoogt Wim Zeeders.
Prof. dr. Stefan Paas vertolkt zijn mening over de naar zijn gedachten daadwerkelijke oorzaken van het niet tot stand komen van de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU) in nogal prikkelende bewoordingen (RD 18-10). Na een vergelijking tussen de kledingstijl op de generale synodes van de vrijgemaakt gereformeerden en die op de generale synodes van christelijke gereformeerden concludeert hij dat dát (en dus niet een ander) cultuurverschil bepalend geweest moet zijn bij de besluitvorming van de christelijke gereformeerde generale synode.
Hierbij ontgaat mij de logica dat de kledingkeuze van de vrijgemaakten („vooral geruite overhemden met korte mouwen”) blijk zou geven van homogeniteit, terwijl de stijl van de christelijke gereformeerden („overheersend stemmig driedelig grijs en zwart”) juist op heterogeniteit zou wijzen. Zelf zou ik eerder twee keer homogeniteit opmerken, hoewel elk van een andere soort.
De door prof. Paas genoemde heterogeniteit in uiterlijkheid lijkt hij te willen linken aan „de grote interne verdeeldheid binnen de CGK en daaruit voortvloeiend het onvermogen van dit kerkverband om grote beslissingen te nemen.” Dat het kerkverband nogal heterogeen is, zal niemand durven ontkennen, maar des te meer betreuren. Maar het vermeende „onvermogen” kan met feiten weersproken worden. Zo’n feit is nu juist het besluit van 10 oktober om niet verder te gaan op de weg naar een GTU. Alsof dat geen grote beslissing genoemd kan worden!
Piketpaaltjes
Wel is het waar dat het nogal eens lang duurt voordat er een grote beslissing wordt genomen. Dat heeft inderdaad met de heterogeniteit te maken en met de wil en de zoektocht om elkaar als leden van hetzelfde kerkverband vast te houden. Een nobel streven, lijkt me. Maar zelfs dan zijn niet alle besluiten alle leden even welgevallig. Bij elk besluit dat na ampele overwegingen en in biddend opzien tot de Koning van de Kerk genomen is of wordt, zal de een dankbaar en de ander teleurgesteld kunnen zijn. En dat is niet alleen binnen de CGK een realiteit. Dat prof. Paas het genomen besluit betreurt, mag duidelijk zijn. Dat is zijn goed recht. Dat het mij dankbaar stemt, wil ik ook niet verhelen.
Tegelijk hebben er juist in de periode die de CGK-synode extra nodig had om tot een besluit te komen, binnen de GKV ontwikkelingen plaatsgevonden die naar mijn bescheiden mening weleens van meer invloed geweest kunnen zijn dan de interne verdeeldheid binnen ons kerkverband. Vrijgemaakt gereformeerden willen op meerdere terreinen en in gemeenten graag samenwerken met christelijke gereformeerden. En op verschillende plaatsen heeft dat geresulteerd in een vorm van samenwerking. Maar zowel binnen de GKV als binnen de CGK mag nagenoeg bekend zijn dat een niet-onaanzienlijk deel van laatstgenoemd kerkverband hier heel veel moeite mee heeft. Er zijn en worden van tijd tot tijd ook van CGK-zijde signalen in die richting afgegeven. Zelfs buiten de landsgrenzen gaven gelijkgezinde kerkverbanden blijk van bezorgdheid en verontrusting en riepen ze op tot inkeer. Tot nu toe helaas zonder gewenst effect.
Dat samenwerking moeilijker wordt en het isolement van de CGK groeit, zoals prof. Paas stelt, kan toch niet los hiervan gezien worden? Is het slaan van piketpaaltjes, anders gezegd het stellen van grenzen, hetzelfde als „wantrouwen en angst”? Dat prof. Paas zijn grenzen anders zou willen leggen dan een groot deel van de synodeafgevaardigden zal waar zijn, maar daar horen toch geen kwalificaties als wantrouwen en angst bij?
Ootmoed
In de laatste alinea gebruikt prof. Paas zowel in de openings- als de slotzin het woord „ootmoed.” Daartussen lees ik met pijn in mijn CGK-hart de boude bewering dat er gepraat wordt over de waarheid zonder deze te doen. En ik wrijf mijn ogen uit bij de bewering dat er te veel gekeken wordt naar „achterbannen” die „beheerd” moeten worden met goed en vroom klinkende woorden in dienst van het narcisme van het kleine verschil.
Het lijken mij beweringen die in tegenspraak zijn met de door prof. Paas gebruikte definitie van ”de waarheid doen”: de ander behandelen zoals we zelf behandeld willen worden en te allen tijde de eer en het goed gerucht van onze naaste bevorderen. Inderdaad past ons ootmoed.
De auteur is ouderling in de christelijke gereformeerde kerk van Dordrecht-Centrum.