Jihadisten troffen Spanje nog harder in 2004
Spanje is voor het eerst in ruim dertien jaar getroffen door een grote aanslag die vermoedelijk is gepleegd uit naam van de islam. Op 11 maart 2004 werd het land opgeschrikt door de grootste aanslag in de recente Spaanse geschiedenis. Vier volle treinen werden tijdens de ochtendspits opgeblazen in Madrid, met 192 doden en meer dan tweeduizend gewonden tot gevolg.
In eerste instantie wezen de autoriteiten met een beschuldigende vinger naar de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Maar in werkelijkheid bleken jihadisten erachter te zitten. Diverse hoofdverdachten blazen zichzelf op als de politie de flat waar ze verblijven wil binnenvallen. Mede daardoor wordt nooit helemaal duidelijk wie het brein achter de aanslagen was.
Al-Qaeda wordt veelvuldig genoemd, ook in berichten van obscure groeperingen die zeggen dat ze achter de aanslag zaten. Later veroordeelt de Spaanse rechter 21 betrokkenen voor hun aandeel. De hoogste straffen bedragen duizenden jaren celstraf.
Terreurbeweging Islamitische Staat (IS) heeft de verantwoordelijkheid opgeëist voor de aanslag van donderdag in Barcelona. Zo’n claim is niet te verifiëren. Over de twee verdachten en hun motieven hebben de Spaanse autoriteiten nog niets bevestigd.