Pluimveehouder: Kennelijk waren we toch gevoelig voor mooie woorden
„Ik heb ChickFriend wel gevraagd wat er in het goedje zat”, zegt Helmus Torsius uit Putten. Hij is niet de enige pluimveehouder die zo zijn vragen had bij het ‘wondermiddel’ waarmee ChickFriend bloedluis bestreed en wat inmiddels het tegenovergestelde daarvan blijkt te zijn.
Waarom gingen ze dan toch met het Barneveldse bedrijf in zee? Bloedluis bestrijden is dweilen met de kraan open, legt Torsius uit. „Alles wat vet is werkt, maar wel tijdelijk en alleen bij levende luizen. Want er zijn ook nog de eitjes; dat zijn er al snel miljoenen. Je bent soms elke maand de stallen aan het ontsmetten. Als er dan een bedrijf is dat het benodigde keurmerk heeft én spul gebruikt waarmee het probleem beter beheersbaar wordt, vraag je je niet direct af of het wel goed zit. Bovendien promootte ChickFriend het middel als „biologisch afbreekbaar.” Dat klonk mooi, hoewel ik me ook wel even heb afgevraagd of dat echt zo was.”
Hoe gaat zoiets verder? Sommige boeren proberen dat nieuwe middeltje dan uit, vertelt Torsius. Vervolgens merken ze dat het werkt en gaan ze rondvertellen dat ze iets nieuws hebben gevonden. „Ik bestrijd bloedluis meestal zelf, met silicapoeder. Dat is een soort zand dat ook in tandpasta zit. In februari hadden we een drukke tijd en toen heb ik ChickFriend één stal laten behandelen.” Met alle gevolgen van dien: in de eieren van Torsius’ bedrijf werd een te hoge waarde fipronil vastgesteld. De Puttenaar moest 200.000 eieren vernietigen.
Torsius heeft de medewerkers van ChickFriend in februari gevraagd wat er in het middel zat, maar kreeg geen antwoord. „Vanuit concurrentieoverwegingen hielden ze dat voor zich, zeiden ze. „Want anders gaat iedereen het spuiten.” En daarmee hadden ze wel een punt, vond ik.” Het middel bleek goed te werken, constateerde ook Torsius.
De pluimveehouder zal voortaan kritischer kijken naar leveranciers. „Maar als wij elk bedrijf juridisch moeten gaan napluizen, dan kunnen we wel stoppen met ons werk.”
Ook Bertus van de Heg, pluimveehouder in Lunteren, ging te goeder trouw met ChickFriend in zee. Of als gevolg daarvan zijn kippen besmet zijn, weet hij nog niet. „De NVWA heeft monsters genomen, ik wacht op de uitslag.”
Van de Heg kreeg van het bedrijf te horen dat het bestrijdingsmiddel etherische oliën bevat. „Dan denk je: Dat kan echt niet beter. Achteraf misschien naïef. Maar ja, het moet toch ook niet zo zijn dat je niemand meer kunt vertrouwen?”
Niemand in de sector wist dat er fipronil in het bestrijdingsmiddel zat, zegt Van de Heg, die behalve pluimveehouder bestuurslid is van LTO Gelderse Vallei. „Als dat wel zo was, hadden we ons wel drie keer achter de oren gekrabd.” Hij werkte altijd met een bedrijf dat van verder weg kwam. „ChickFriend zat dichterbij, wat minder voorrijkosten betekende. Twee vliegen in één klap, dacht ik. Het leek allemaal oké. Ze stonden op beurzen, je kwam ze overal tegen. Heel bizar, dit.”
Gaat hij in de toekomst voorzichtiger te werk? „Ik denk wel dat we hiervan mogen leren. Aan de andere kant: als iemand een ander middel gebruikt dan wat hij zégt te gebruiken, wat kun je dan?” Het is allemaal achteraf gepraat nu, zegt Van de Heg. „Kennelijk waren we toch gevoelig voor mooie woorden en verdiep je je er daarom maar niet in. Als iemand zegt dat er etherische oliën in een bestrijdingsmiddel zitten, dan is je eerste gedachte: goed bezig!”