Archeologen in Jeruzalem graven de weg op die het badwater van Siloam met de Tweede Tempel verbond. Pontius Pilatus, die stadhouder was van 26 tot 36 na Christus, legde de weg aan.
In de Tweede Tempelperiode (536 v. Chr.-70 n. Chr.) trokken Joodse pelgrims drie keer per jaar naar de tempel. Dat gebeurde tijdens Pesach, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Voordat ze de tempel binnentraden, namen ze een ritueel bad. Dat gebeurde in het badwater van Siloam. Het Nieuwe Testament noemt dit badwater in Johannes 9, in de geschiedenis van de genezing van een blinde man.
Afwatering
De weg liep omhoog. Het plaveisel bestond uit rechthoekige stukken steen, die ongeveer 2,6 ton per stuk wogen.
Onder de straat loopt een afwateringskanaal dat regenwater uit de stad Jeruzalem afvoerde. Toeristen kunnen nu door dit droge kanaal wandelen.
Inmiddels is 200 van de 600 meter lange route opgegraven. Enkele honderden meters naar het noorden is al een ander deel van de weg blootgelegd. Het kan zijn dat de weg verder doorliep langs de westzijde van de Tempelberg. Deze is al opengesteld voor het publiek en staat bekend als de tunnel van de Westelijke Muur.
Op en rond de pelgrimsweg hebben archeologen interessante ontdekkingen gedaan. Ze vonden onder andere juwelen, potten om eten in te koken en kruiken met overblijfselen van planten, zoals granen.
Raadselachtige verhoging
Op de weg bevindt zich ook een verhoging. Het is een raadsel waarvoor deze diende. Was het een podium waarop iemand kon staan voordat hij naar de Tempelberg ging? Gebruikten de Judeeërs het om voorwerpen te verkopen? Was het de plek voor gevonden en verloren voorwerpen waarover Joodse bronnen spreken? Of stond er misschien een palmboom op? Kunstzinnige afbeeldingen uit deze periode hebben soms een verhoging met een palmboom die als decoratie diende.
Archeologen vonden ook munten uit het tweede jaar van de eerste opstand tegen de Romeinen (66 n. Chr.-73 n. Chr.). De opstandelingen sloegen de geldstukken om hun onafhankelijkheid aan te tonen.
Ook andere objecten getuigen van de strijd tussen de Joodse rebellen en de Romeinse soldaten. Zo vonden archeologen ronde stenen van ongeveer een decimeter in doorsnee. Deze schoten de Romeinen met katapulten naar de rebellen over een afstand van ongeveer 500 meter.
Ook vonden ze pijlpunten van zowel de Romeinen als de Joodse rebellen. De opstandelingen verborgen zich in het afwateringskanaal onder de straat.
Arabische wijk
De opgravingen van de pelgrimsweg begonnen in 2013. De bedoeling is dat toeristen over enkele jaren dezelfde route kunnen nemen als de Joodse pelgrims vroeger, al ontbreekt dan de zon boven het hoofd. De weg loopt namelijk zo’n 8 à 9 meter onder de grond. Boven de weg bevinden zich huizen in de Arabische wijk Silwan.
Metalen boogconstructies houden de grond boven de weg op zijn plaats. Sensoren geven de kleinste beweging of drukverandering automatisch door. Technici kunnen indien nodig veranderingen uitvoeren, om instortingen te voorkomen.
Boven de weg bevinden zich ruïnelagen uit de Romeinse tijd (70-324 n. Chr.), de Byzantijnse periode (324-640 n. Chr.) en de islamitische Abbasidische periode (750-970 n. Chr.).
Omstreden
De opgraving in de Stad van David is politiek gezien niet onomstreden. Deze wordt verricht door de Israëlische Oudheidkundige Dienst in samenwerking met de Dienst voor Natuur en Parken en het Stad van David Fonds, of Elad. Elad streeft ernaar huizen van Palestijnen in Silwan op te kopen en er Joden in te laten wonen.
De Stad van David ligt in het Jerusalem Walls National Park. Dat omringt de hele Oude Stad van Jeruzalem. Critici zeggen dat dit park en andere parken in Oost-Jeruzalem bedoeld zijn om de bouw van huizen voor Palestijnen te belemmeren.