Analyse formatie: De draai van Pechtold
Op de langste dag van het jaar maakte D66-leider Pechtold een beslissende draai. Sinds woensdag mag de ChristenUnie van hem meeregeren, nadat alle door hem genoemde voorkeurscoalities zijn gestrand.
„Als ik ergens aan begin, is de kans heel groot dat het gaat slagen.” Blakend van zelfvertrouwen staat D66-leider Pechtold in het Tweede Kamergebouw, bij de plenaire vergaderzaal. Even daarvoor heeft hij de media uitgenodigd voor een spontaan persmoment. Het nieuws: nadat hij de ChristenUnie eerst de deur wees, wil hij nu toch met de partij in zee.
Kan deze formatiepoging nog eindigen in een debacle? is de vraag. Wat Pechtold betreft dus niet. Nog een vraag: Vindt de fractie het wel goed als hij gaat proberen een VVD/CDA/D66/CU-kabinet in elkaar te sleutelen? Weer een kwinkslag: „Ik denk dat ze me de komende weken nog scherper gaan controleren dan ze nu al doen.”
Geen protestpartij
Pechtold is bij D66 de belangrijkste man. Híj trok het in 2006 tot drie zetels gereduceerde ”redelijk alternatief” uit het slop en bracht de partij weer in het centrum van de macht. Daarom: als hij linksaf slaat, volgt de fractie; als hij rechtsaf slaat ook. Een maand geleden schoffeerde hij Segers, omdat hij het gevoel had „dat de mogelijkheid om er met GroenLinks uit te komen nog te weinig was onderzocht”, voerde hij woensdag als verklaring aan.
Inmiddels kan D66 de partij van Klaver wegstrepen uit het lijstje van mogelijke coalitiepartners, de PvdA ook. De electorale concurrenten SP, GroenLinks en PvdA verbannen zichzelf dus vrijwillig naar de oppositiebankjes, D66 is bereid regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Pechtold heeft daar een verhaal bij, niet onbelangrijk in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. „Steeds meer partijen afficheren zich als protestpartij of belangenpartij, en intussen willen ze allemaal schone handen houden”, foetert hij.
De tegenstelling die hij zoekt, is duidelijk. Zijn partij wil niet horen bij GroenLinks, de SP, de PVV en alle andere roepers langs de zijlijn. Pechtold vertrouwt erop dat zijn achterban hem in maart opnieuw gaat belonen voor zijn constructieve houding. Eigenlijk zoals zijn kiezers dat bij voorgaande verkiezingen, lokaal en landelijk, steeds hebben gedaan.
Pechtold de fixer en D66 de regeringspartij; dat profiel acht hij inmiddels veelbelovender dan dat van Pechtold de losgeslagen radicaal en D66 de debatpartij.
Resteert één vraag: Hoeveel gaat hij straks toegeven aan de onderhandelingstafel? Welk zwaarwegend thema mag worden geparkeerd en welke concessies richting de CU zijn bespreekbaar? Waar Pechtold eerder opvallend heldere taal uitsloeg en concrete eisen stelde, is hij op deze warme woensdag opvallend mild. Als het regeerakkoord straks wordt gefileerd geeft één criterium de doorslag: de achterbannen van beide partijen, D66 en CU, „moeten straks het gevoel hebben serieus genomen te zijn.”
Kortom, de onderhandelaar Pechtold is niet langer alleen maar onverbiddelijk en onverzoenlijk. De formatiepoging kan nog altijd stranden, maar voorlopig is ”geven en nemen” ook voor D66 het devies.