Psalm 125: Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rond Zijn volk
Jeruzalem viert vijftig jaar hereniging, sinds 1967. Aan de hand van de opgangspsalmen doet het RD verslag. Vandaag: Psalm 125: „Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rond Zijn volk.”
JERUZALEM. Hij vocht zich met zijn eenheid in de Zesdaagse Oorlog een weg van de Olijfberg naar de Oude Stad van Jeruzalem. Om ten slotte de Klaagmuur te bereiken. Shimon Dunner: „Niet winnen was geen optie.”
Shimon Dunner wijst naar de Leeuwenpoort, aan de oostelijke kant van de Oude Stad van Jeruzalem. „Daar gingen we naar binnen”, vertelt hij. „Kort daarvoor had de Jordaanse luchtmacht ons nog op de Olijfberg gebombardeerd. Wij verloren daarbij 21 man.”
Sinds 1948 waren er geen Joden bij de Klaagmuur geweest, omdat Jordanië dat deel van Jeruzalem bezette. Het heroveren van de ”Kotel” was dan ook van groot symbolisch belang voor de Israëlische militairen in 1967. „Er was echter één probleem: we wisten de weg niet in dat deel van de Oude Stad. We waren er immers negentien jaar niet geweest”, legt Dunner uit.
Met vrijwel geen munitie meer over, wisten de Joodse soldaten toch tot de Klaagmuur door te dringen. „Ik heb gehuild”, herinnert Dunner zich. „Eindelijk kon ik de stenen van de tempel aanraken. Daar hebben we eeuwenlang naar uitgezien. Zelfs niet-religieuze mensen begonnen te bidden.”
Dat Dunner bij de bevrijding van Jeruzalem betrokken raakte, was eigenlijk niet de bedoeling. Toen de geruchten dat een oorlog ophanden was steeds meer toenamen, werd hij per helikopter naar de Sinaïwoestijn gedirigeerd, aan de grens met Egypte. Als paratroeper oefende hij negen weken lang op de strijd tegen het Egyptische leger.
Plotseling kwam het bericht dat zijn eenheid naar Jeruzalem moest. „Ik was heel blij”, zegt Dunner. „Jeruzalem was voor ons het centrum van de wereld. Daar lag ons hart. De oorlog brak op maandag uit, en op dinsdagavond waren wij in Jeruzalem. Er stonden files met bussen vol militairen. Wij kwamen uit de woestijn. We waren moe en vies. Eindelijk konden we weer eens douchen.”
En toen barstte de strijd om de Heilige Stad los. Twee dagen duurden de gevechten. „Ik weet nog dat we aan de Salah al-Dinstraat (net buiten de Oude Stad, RD) vier uur lang elk huis binnengingen, op zoek naar vijandige soldaten.”
Dat Israël in 1967 binnen zes dagen zijn vijanden versloeg, beschouwt Dunner aan de ene kant als een wonder. Tegelijkertijd heeft hij er ook een verklaring voor. „We zagen dit al jaren aankomen. We waren volledig voorbereid op een nieuwe confrontatie. We hebben de luchtmachten van Egypte en Syrië in de eerste uren van de oorlog uitgeschakeld. Daarmee was de grootste dreiging weggenomen.”
„Kom mee”, zegt de Joodse veteraan. We steken de weg over, recht tegenover de Leeuwenpoort, waar vijftig jaar geleden de eerste Joodse soldaten de Oude Stad binnengingen. Enigszins verloren langs de straat staat een eenvoudig monument. Ter herinnering aan de militairen die de bevrijding van Jeruzalem niet overleefden.
Dunner leest hun namen op. „Ik kende ze allemaal.”
Na de bevrijding van Jeruzalem was de oorlog voor Dunner niet voorbij. Hij moest naar de Golan om tegen de Syriërs te vechten. „Geschiedenis”, zucht hij diep.