Psalm 123: Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit
Jeruzalem viert vijftig jaar hereniging, sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967. Aan de hand van de opgangspsalmen doet het RD verslag. Vandaag: Psalm 123: „Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit.”
AMONA. Het Israëlische hooggerechtshof was onverbiddelijk. De nederzetting Amona was illegaal en moest worden ontruimd. Van de ene op de andere dag kwamen Yair en Ateret met zes kinderen op straat te staan. Onterecht, vinden ze. Want: „Dit land is van het Joodse volk.”
Een beetje aarzelend loopt de familie Movshovitz over de rotsachtige bodem van Samaria richting Amona. Hoewel, Amona bestaat sinds begin dit jaar officieel niet meer. Bulldozers hebben de Joodse nederzetting met de grond gelijk gemaakt. Her en der is nog zichtbaar dat hier mensen hebben gewoond.
Zoals het fundament van de synagoge. Er staan nog steeds een paar plastic stoeltjes. Want elke sabbat wordt hier nog altijd een dienst gehouden – in de openlucht. Vanaf de heuveltop is het Bijbelse Ofra zichtbaar, waar ooit richter Gideon werd geboren. Aan de andere kant het Palestijnse Ramallah. In de verte glinstert het water van de Dode Zee.
Besluit uitgesteld
Ofra en Ramallah. Die combinatie tekent precies de dilemma’s in dit gebied. Joden claimen dat zij op Bijbelse gronden recht hebben om zich waar dan ook tussen de Jordaan en de Middellandse Zee te vestigen. Palestijnen verzetten zich op hun beurt tegen Joodse nederzettingen op grond waarvan zij eigenaar zeggen te zijn.
Het Israëlische hooggerechtshof bepaalde enkele jaren geleden al dat de in 1995 gestichte ‘buitenpost’ Amona illegaal was. Maar het daadwerkelijke besluit tot ontruiming werd alsmaar uitgesteld.
Op 1 februari was het echter zo- ver. „Opeens kwamen er honder- den agenten op ons huis af”, ver- telt Yair. „Sommigen hebben zich verzet en moesten worden weggedragen. Anderen, onder wie wij- zelf, gingen vrijwillig. Het laatste wat ik in Amona heb gedaan, is de mezoeza aan de deurpost gekust.”
Zijn vrouw Ateret loopt naar de plaats waar tot een paar maanden geleden hun huis stond. „Hier was de keuken”, wijst ze. „En daar was onze woonkamer. We hadden ook een groot balkon.”
Een paar vloertegels liggen er nog. Als stille getuigen van de ontworteling van dit gezin. Ze zijn voor het eerst terug op de plaats waar ze jaren hebben gewoond. Oom Gideon vertaalt, maar kan zijn emoties niet bedwingen. Met een zakdoek in de hand loopt hij weg. Een stoere Israëlische man, tot in het diepst van zijn ziel geraakt. Maar als hij terugkomt is hij vol vuur. „Ik zie de verwoesting. Maar ik zie ook dat de bomen weer bloeien. Ze zullen alleen maar meer vrucht geven. Dat is de kracht van God. En daarom zal de toekomst goed zijn. We zijn sterk.”
Popje gevonden
En dan, opeens, slaakt dochter Tal een kreet. Ze heeft haar popje gevonden. In de chaos van de ontruiming was ze dat kwijtgeraakt. Wonder boven wonder is haar lievelingsvoorwerp weer terug.
De familie Movshovitz woont tijdelijk in een provisorisch onderkomen in Ofra. Maar de regering heeft toegezegd een nieuwe nederzetting te bouwen in de buurt van Shilo. Dat zal het volgende thuis voor het gezin worden. En nog altijd in Samaria.