Maria als moeder
Maria is van ons allemaal. Dat is zo’n beetje de gedachte achter de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent over het leven van de moeder van Jezus. In de Bijbel valt het licht vooral op haar Zoon, maar de eeuwen door komt ook zij steeds meer in de schijnwerpers te staan. Maria, symbool van liefde, verdriet, troost en bescherming.
Het Utrechtse rijksmuseum voor christelijke kunst pakte nooit eerder uit met zo’n grote tentoonstelling. De hele bovenverdieping van het voormalige klooster is aan Maria gewijd. Haar levensverhaal vormt de rode draad, maar er is ook aandacht voor „andere oermoeders”, voor devotie en bedevaarten, voor Maria in de moderne kunst.
Legenden
Over het leven van Maria is eigenlijk maar weinig bekend. De evangelisten beschrijven haar vooral als de moeder van Jezus. Een engel kondigt Zijn geboorte aan en bij het kruis rouwt ze om haar Zoon. Naast wat andere passages komt Maria verder niet heel veel meer in de Bijbel voor.
De eerste christenen wilden eigenlijk wel wat meer weten over Maria. In het midden van de tweede eeuw verschijnt het zogenoemde proto-evangelie van Jakobus, waarin het leven van de moeder des Heeren wordt beschreven. Het is één grote lofzang op de zuiverheid van Maria. De kerk beschouwt dergelijke boeken niet als canoniek –ze hebben geen officieel gezag– maar in de hoofden (en harten) van de gelovigen zijn de verhalen over Maria op een gegeven moment niet meer weg te denken. Er komen allerlei legenden en volksverhalen in omloop die het leven van Maria wat meer inkleuren: haar godvruchtige ouders Joachim en Anna, haar wonderbaarlijke jeugd, haar sterfbed en tenhemelopneming. Maria wordt een navolgenswaardig voorbeeld.
Kraamhulp
De tentoonstelling laat goed zien hoe Maria de eeuwen door is afgebeeld. Op een groot eikenhouten paneel uit 1470 overhandigt een vroedvrouw de pasgeboren Maria aan haar moeder Anna. De baby is ingebakerd, en rond het bed staan kraamhulpen klaar met schone doeken en een waskom met water.
Het meisje uit Nazareth staat ook op een laatmiddeleeuws koorkapschild, een rijk geborduurd bovenstuk van een mantel. Ze kijkt op van haar boek, wanneer de aartsengel Gabriël zwierig naar binnen vliegt. Dan doet hij zijn aankondiging (annunciatie): Maria zal de moeder worden van de lang beloofde Verlosser. Met haar hand sluit ze de woorden letterlijk op in haar hart. Gouden stralen regenen vanuit de hemel over haar neer, planten schieten spontaan in bloei. De witte en lichtblauwe bloemetjes symboliseren Maria’s zuiverheid, kuisheid en trouw.
Misschien wel de populairste afbeelding van Maria is die van moeder en Kind. Vaak is ze eigentijds gekleed, als een gewone vrouw. Dat maakt haar menselijk en herkenbaar. Die moederlijke Maria wordt vaak Madonna genoemd, naar het Latijnse ”mea domina”, mijn vrouwe.
Een piëta (letterlijk: medelijden) verbeeldt het verdriet van een moeder om haar gestorven kind. Maria houdt de gestorven Christus op haar schoot, terwijl het bloed uit Zijn kruiswonden stroomt. Met een slip van haar mantel droogt ze haar tranen.
Devotie
In bijna elke rooms-katholieke kerk is wel een Maria te vinden. Bij haar beeld of altaar branden kaarsjes, aangestoken door mensen die troost, bescherming en hulp zoeken.
Mariavereerders hebben thuis vaak ook een altaartje. Glazen stolpen met een Mariabeeld eronder, omringd door bloemen en fruit, staan op de kast. Als een gesloten tuin, symbool voor Maria’s maagdelijkheid.
Wijwatervaatjes en ingelijste Maria’s hangen aan de muur. Meestal is de „koningin van de hemel” gekleed in het blauw, met een wit onderkleed aan (teken van reinheid). En dan zijn er nog talloze beeldjes, hangers en bidprentjes.
In de ”Mariastudio” in de dakkamer van het museum kunnen bezoekers een filmpje opnemen en vertellen over hun band met Maria. Anderen kunnen die persoonlijke verhalen dan weer beluisteren. De Mariadevotie blijkt nog springlevend, ondanks de ontkerkelijking. „Maria is voor mij een voorbeeld”, vertelt een vrouw. „In haar zie ik liefde, lijden, verlangen en geluk – alles wat een mens meemaakt. Wat dat betreft is Maria van ons allemaal.”
De tentoonstelling ”Maria” is tot en met 20 augustus te zien in Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38, in Utrecht. Het bijbehorende boek ”Geen dag zonder Maria” (uitg. Waanders, Zwolle) kost € 24,95. www.catharijneconvent.nl
Waar Maria (niet meer) wordt vereerd
In het kerkgebouw waar nu de hersteld hervormde gemeente van Abbenbroek samenkomt, vereerden pelgrims eind vijftiende en begin zestiende eeuw Maria van de Zeven Smarten. De Zuid-Hollandse plaats was destijds een internationaal bedevaartsoort, dankzij tientallen mirakels die daar zouden hebben plaatsgevonden.
De populariteit van de Mariadevotie in Abbenbroek was groot, maar duurde niet lang. Door de Reformatie verdween de verering van Maria, net als op veel andere plekken in de Nederlanden.
In sommige delen in Nederland leeft de Mariadevotie nog steeds heel sterk. Zoals in Den Bosch, waar de kapel van de „zoete moeder” in de Sint-Janskathedraal jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekt. „Met name in de Mariamaanden mei en oktober is het er heel druk”, zegt de Bossche bisschop mgr. G. J. N. de Korte. „Er worden in de kapel jaarlijks 400.000 waxinelichtjes aangestoken voor Maria.”
Hij spreekt van een „Mariale onderstroom” in het bisdom Den Bosch. „Maria wordt gezien als een warme, begrijpende en troostende moeder. Ze weet wat het betekent om een volwassen Zoon te verliezen.”
De Rooms-Katholieke Kerk heeft Maria altijd verbonden aan de kerk en aan Christus, benadrukt dr. De Korte. „Ze is een beeld van de kerk. Zoals Maria was, zou iedere gelovige moeten zijn: bescheiden, beschikbaar, dienstbaar, vol overgave. Ze staat aan onze kant, aan de zijde van de gelovigen. Als moeder van de Heer brengt ze ons naar Christus. „Doe wat Hij u zeggen zal”, zei ze tijdens de bruiloft in Kana tegen de bedienden. Maria staat het dichtst bij het geheim van de incarnatie. Zij mag het Christuskind de wereld indragen. Daarom staat er in de Schriften: „Al de geslachten zullen mij zalig prijzen.””
Het is de vraag of gewone rooms-katholieken dat altijd helder voor ogen hebben.
„Niet altijd, nee. Als Maria zelfstandig wordt vereerd, probeert de kerk de volksvroomheid in de verkondiging te corrigeren. Maria moet altijd naar de kerk en naar haar Zoon verwijzen.”
Leidt de verering van Maria niet af van Christus?
„Dat kan, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Maria en de andere heiligen brengen als het goed is de katholiek dichter bij Christus. De spiritualiteit van Rome verschilt hierin met die van de Reformatie. Overigens is mijn eigen spiritualiteit sterk christocentrisch. Vanzelfsprekend bid ik het ”Wees gegroet”, maar in een vrij gebed richt ik mij tot de Zoon of de Vader.”
Beeldenstorm bij de bloemist
Maria is de meest afgebeelde vrouw ter wereld. De oudst bekende voorstelling stamt uit de tweede helft van de tweede eeuw. Op een schildering in de catacombe van Priscilla in Rome is Maria te zien met haar Zoon aan de borst. Boven hen schijnt de ster van Bethlehem.
Wie weinig van dergelijke afbeeldingen moesten hebben, waren de protestanten. De beeldenstormers haalden in de zestiende eeuw zo veel mogelijk heiligen, inclusief Maria, van hun voetstuk. Maar ook planten en bloemen die in hun naam naar Maria of Onze-Lieve-Vrouw verwezen, waren niet meer wenselijk. Zo werd onzelievevrouwemantel in het vervolg vrouwenmantel genoemd en het onzelievevrouweschoentje kreeg de naam pantoffelplantje. En de Mariasleutel? Die ging voortaan als sleutelbloem door het leven.
Wees gegroet
Misschien wel het bekendste gebed in de rooms-katholieke traditie is gericht aan Maria: het ”Wees gegroet”. Waar komt de tekst ervan vandaan?
„Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U.”
Met die woorden begroet de aartsengel Gabriël Maria in het evangelie van Lukas. Hieraan heeft het gebed zijn naam te danken. Het ”Wees gegroet” gaat dan verder met de woorden die Maria’s nicht Elizabeth tegen haar zegt (Lukas 1:42):
„Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.”
Het oecumenische concilie van Efeze keurt in 431 de titel ”Moeder Gods” officieel goed. Maria is immers niet alleen de baarster van Christus, maar ook van het vleesgeworden Woord, dat één is met God. Daarom:
„Heilige Maria, Moeder van God.”
De laatste strofe is een persoonlijke bede, toegevoegd in de tijd van het concilie van Trente (1545-1563):
„Bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood.”
Amen.
Minder Maria’s
Maria is een naam voor meisjes én jongens. In het vroege christendom is het niet gebruikelijk een kind Maria te noemen, uit eerbied voor de moeder van Jezus. Een van de eerste vermeldingen van een meisje met de doopnaam Maria dateert uit 236.
Als in de middeleeuwen de verering van Maria toeneemt, krijgen ook steeds meer kinderen haar naam. Uit dankbaarheid, als gebed om bescherming of om te laten zien dat Maria’s leven moet worden nagevolgd.
Vanaf de zestiende eeuw begint de naam Maria aan een onstuitbare opmars. Ook geestelijken noemen zich Maria, als tweede naam of in plaats van hun oorspronkelijke naam. Tijdens de Reformatie noemen veel rooms-katholieken hun kinderen Maria als daad van verzet.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog geven veel ouders hun kind de naam Maria, uit dankbaarheid voor de bescherming tijdens de oorlog. Maar na 1960 neemt het aantal Maria’s snel af. Nederland seculariseert en heiligennamen boeten aan populariteit in. Tegenwoordig worden er nog nauwelijks Maria’s geboren.
Volgens het Meertens Instituut, dat onderzoek doet naar voornamen, waren er in 2014 in totaal 333.861 vrouwelijke Maria’s en 641 mannelijke. Als doopnaam komt Maria beduidend meer voor: 480.981 keer bij de mannen en 1.111.220 bij de vrouwen. Maar dat zullen er dus steeds minder worden.
Vier dogma’s
Er zijn in de geschiedenis vier dogma’s (leerstellingen) over Maria afgekondigd:
Maria is de moeder van God (oecumenisch concilie van Efeze, 431).
Maria is maagdelijk (oecumenisch concilie van Constantinopel, 553).
De Rooms-Katholieke Kerk voegde er in de negentiende en de twintigste eeuw nog twee aan toe:
De onbevlekte ontvangenis van Maria (paus Pius IX, 1854).
Maria’s tenhemelopneming (paus Pius XII, 1950).
Paus Franciscus heeft een verzoek in overweging om een vijfde dogma af te kondigen: de erkenning van Maria als medeverlosseres. De kans dat hij daarmee instemt, is echter klein. De kerk van Rome stelt sinds het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig nadrukkelijk dat alle aandacht voor Maria moet leiden tot Christus.
De Bijbel zwijgt over Maria’s overlijden en tenhemelopneming. Waar nog steeds onduidelijkheid over is, is de theologische vraag of Maria zonder te sterven naar de hemel ging of dat ze na haar overlijden en begrafenis ten hemel voer. Het op 1 november 1950 afgekondigde dogma geeft daarover geen uitsluitsel:
„De Onbevlekte Moeder Gods, altijd Maagd Maria, is na het voltooien van haar aardse levensbaan, met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen.”
Wat de reformatoren ervan vinden
De reformator Maarten Luther had grote eerbied voor Maria. Terwijl hij ondergedoken zit op de Wartburg (1521), verschijnt zijn commentaar op de lofzang van Maria (het Magnificat). Luther vindt dat Maria vereerd mag worden als moeder van God. Ze is zalig te prijzen omwille van wat God aan haar heeft gedaan. Wat de kerkhervormer echter afwijst, is het aanbidden van Maria, alsof ze een godheid is. Ze is geen middelares. De voorspraak van Jezus Christus bij de Vader is uniek en genoegzaam.
De reformator Johannes Calvijn heeft ook oog voor de bijzondere positie van Maria: ze is een door God gegeven voorbeeld voor de gelovigen en daarom mag zij geëerd worden. Calvijn wijst echter de misstanden in de Mariaverering scherp af. Hij schrijft in 1541 in een traktaat over relieken: „Wat de maagd Maria betreft is de papisten –omdat ze geloven dat haar lichaam zich niet meer op aarde bevindt– de mogelijkheid ontnomen haar gebeente te eren. Anders hadden ze, denk ik, ons doen geloven dat Maria zo’n groot lichaam had dat ze er een schuur mee konden vullen. Overigens hebben ze wraak genomen met Maria’s haar en melk. Ze hebben haar in Rome, in Sainte-Marie-sus-Minerve, in Saint-Salvador in Spanje, in Cluny, in Noyers, in Saint-Flour, in Saint-Jacquerie, en in vele andere plaatsen. Wat betreft de melk is het al een hele opgave om de plaatsen te tellen waar zich die bevindt. (…) Er is er zoveel dat je zou denken dat de heilige Maagd een koe geweest is.”