Meer ruimte nodig voor grutto, kievit en scholekster
Weidevogels hebben het al decennialang moeilijk. Afspraken van boeren met provincies om de populaties te herstellen, leveren nog geen klinkende resultaten op. De boeren zien vooruitgang, natuurorganisaties houden hun hart vast en willen grotere stappen zetten.
De eerste grutto’s melden zich deze week luidkeels boven de Oostpolder even ten westen van Gouda. Sinds enkele dagen is het drassige gebied, net ten zuiden van de spoorlijn Utrecht-Den Haag, niet meer voor het publiek toegankelijk. Zodoende kunnen de vogels in alle rust nestelen en zorgen voor nageslacht.
Landbouw en natuur gaan lang niet overal harmonieus samen. En zodra het beter gaat met roofvogels en vossen, gaat dat nog weleens ten koste van kieviten, grutto’s en scholeksters omdat hun eieren of kuikens tot ergernis van de natuurbeschermers alsnog worden opgegeten.
In een brandbrief riepen de provinciale Natuur en Milieufederatie, Natuurmonumenten, het Zuid-Hollands Landschap en het Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid IVN het bestuur van de provincie Zuid-Holland eind vorige maand op tot aanvullende maatregelen.
Ze zijn teleurgesteld in het resultaat van de afspraken met de boeren en pleiten ervoor „snel een nieuwe aanpak te ontwikkelen met concrete doelen en extra middelen”, omdat de achteruitgang anders niet meer te keren is. „Voor de weidevogels is het twee voor twaalf.”
Kruidenrijke graslanden
„Er zijn te weinig geschikte gebieden voor weidevogels”, licht Danny Eijsackers van de Natuur- en Milieufederatie toe. „De gebieden die er zijn, zijn te klein en bieden opgroeiende kuikens onvoldoende veiligheid en voedsel. Jonge vogels hebben vochtige kruidenrijke graslanden nodig waar planten groeien die insecten aantrekken en waar ze zich kunnen verschuilen.”
Uit onderzoek blijkt dat weidevogels hun jongen beter grootbrengen als de gebieden waar ze nestelen groter zijn en als ze met veel bij elkaar nestelen.
Sinds vorig jaar maken collectieven waaraan boeren vrijwillig meedoen afspraken met provinafspraken over agrarisch natuurbeheer. Die gaan over de bedrijfsvoering en over het realiseren van kruidenrijk grasland en het tijdstip waarop gras wordt gemaaid, zodat weidevogels in de broedperiode niet worden gestoord.
De Zuid-Hollandse natuurorganisaties zijn kritisch over deze samenwerking.
Weilanden bevatten vooral productiegras voor koeien. Voor kuikens met korte poten, zoals de kievit en de scholekster, is het gras soms te lang zodat ze er meer last van hebben dan gemak. Juist voor deze vogels kan het een voordeel zijn dat er koeien lopen die het gras kort houden.
Voorzitter Alex Datema van boerennatuur.nl, dat de veertig collectieven in het land verenigt: „De afspraken zijn nog recent, het vergt jaren om de kruidenrijkdom te vergroten.”
Geld uit samenleving
Hij is het eens met de natuurorganisaties dat er te weinig ruimte is voor weidevogels. „Maar die bal ligt niet bij ons, daar is extra geld voor nodig en dat moet uit de samenleving komen.”
Datema maakt er geen geheim van dat boeren op de eerste plaats aan hun bedrijf denken. „Maar als het inpasbaar is in de bedrijfsvoering, werken we graag mee aan het verbeteren van de natuur.”
Niet alleen maaien boeren later en ontzien ze de nesten, ook zetten ze stukken land onder water zodat de vogels in de broedperiode in deze ”plas-drasstukken” voldoende voedsel vinden.
Dat ziet ook Aad van Paassen van LandschappenNL. Hij onderzocht in 2005 samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland en Alterra de problemen met de weidevogels als gevolg van het roven van eieren en kuikens door zoogdieren als vos en hermelijn en door vogels als zwarte kraai en reiger. „Er is nu een zekere kentering bij boeren. Een aantal blijft vol gaan voor productie op de wereldmarkt, maar anderen krijgen meer oog voor de natuur.”
Nationale vogel sterk bedreigd
De grutto (Limosa limosa) is vorig jaar verkozen tot nationale vogel. Met recht want van de Europese grutto’s broedt ruim 80 procent in Nederland. Het gaat echter niet goed met deze steltloper, die het moet hebben van de weilanden.
In de jaren 70 waren er volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland nog zo’n 120.000 broedparen. De afgelopen 25 jaar is het aantal telkens met 5 procent afgenomen. Vogelbescherming Nederland houdt het erop dat het aantal paartjes nu zo’n 30.000 bedraagt. Vorig jaar zouden er niet meer dan 4000 kuikens groot zijn geworden, terwijl er 11.000 nodig zijn om de stand gelijk te houden.
De grutto broedt in open graslanden op vochtige klei- en veengronden, vooral in Friesland, Noord-Holland en het Groene Hart van Holland.
Met zijn lange en gevoelige snavel pulkt de vogel regenwormen en andere voedseldiertjes uit de bodem. Jonge grutto’s eten voornamelijk insecten.
Tussen begin maart en eind mei worden drie tot vier eitjes gelegd, die in ruim drie weken worden uitgebroed. Na een week of zes, zeven zijn de jongen volgroeid.