Forse kritiek op uitspraak Raad van State inzake Iraanse bekeerling
Is de bekering van een Iraanse asielzoeker geloofwaardig? Ja, oordeelt godsdienstpsycholoog dr. J. van Saane. Nee, zegt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Asieladvocaat mr. F. W. Verbaas verwijt de IND „willekeur en amateurisme.”
Een Iraniër maakt door contacten met een Armeniër in zijn land kennis met het christelijk geloof. Na zijn vlucht naar Nederland wordt hij hier christen en laat zich in augustus 2014 dopen. De IND wil hem nu uitzetten naar Iran, waar de 30-jarige asielzoeker als bekeerling gevaar vreest.
Mr. C. E. Stassen-Buijs, advocaat in Amsterdam, maakte namens de Iraniër bezwaar tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Op 30 december stelde de Raad van State (RvS) de IND echter in het gelijk. In tegenstelling tot godsdienstpsycholoog dr. Van Saane, verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, vindt de IND de bekering van de Iraniër „ongeloofwaardig.”
Asieladvocaat mr. F. W. Verbaas, die bekend is met de zaak van de Iraniër, bracht de uitspraak maandag naar buiten. Hij noemt het „opmerkelijk” dat de Raad van State oordeelt dat IND-ambtenaren deskundiger zouden zijn in bekeringszaken dan een hoogleraar godsdienstpsychologie.
De IND stelt dat hij bij de toetsing van een bekering evenals Van Saane gebruikmaakt van het zogeheten Rambo-model, dat verwijst naar een Amerikaanse godsdienstwetenschapper. De IND zou de verschillende fasen van een bekering echter niet in een wetenschappelijk kader onderbrengen.
Volgens Stassen heeft de IND onvoldoende rekening gehouden met het onderzoek van Van Saane naar haar cliënt. De IND daarentegen wijst er onder meer op dat Van Saane meewerkt aan cursussen voor medewerkers van de dienst en dat de bijdragen van de godsdienstpsycholoog „indirect van invloed” zijn op de methode van beoordeling.
Van Saane zei maandag desgevraagd dat de uitspraak van de Raad van State haar „erg heeft verbaasd.” De IND wekt volgens haar ten onrechte de indruk dat haar onderzoeksmodel alleen is gebaseerd op dat van de Amerikaan Rambo. „Het is een van de modellen die ik gebruik.” Van Saane wijst erop dat dit „klassieke model” niet altijd goed toepasbaar is op asielzoekers.
Kritisch is ze ook over de passage waarin de IND stelt dat haar werkwijze zou zijn geïntegreerd in de aanpak van de IND. Ze zegt dat ze één keer heeft meegewerkt aan een masterclass waarbij veertig tot vijftig medewerkers aanwezig waren.
Volgens Verbaas, die meerdere zaken van bekeerlingen heeft behartigd, is het „volstrekt onduidelijk” welke deskundigheid IND-ambtenaren hebben die „vergaande uitspraken” doen over de geloofwaardigheid van een bekeerling. De uitspraak van de Raad van State noemt hij strijdig met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat stelt dat rapporten van deskundigen moeten worden betrokken bij de beoordeling.
Ook zegt Verbaas dat de IND op basis van Europese regelgeving moet beschikken over een eigen deskundige op het gebied van religieuze kwesties. „Die heeft de IND nog steeds niet.” Hij spreekt van „willekeur en amateurisme” bij de IND.
Van Saane zegt dat ze die conclusie „niet snel zal overnemen. Ik heb bij de IND mensen ontmoet die oprecht bezig zijn een goed oordeel te vellen over verhalen van asielzoekers en de bereidheid hebben om te leren.”
Van Saane beoordeelde vorig jaar 35 tot 40 situaties van bekeerlingen. Ze kan niet aangeven in hoeveel gevallen die zij als geloofwaardig bestempelde, de IND tot dezelfde conclusie kwam.
Ze stelt dat de RvS het in zijn recente uitspraak over de Iraanse bekeerling met haar oneens is „op basis van argumenten die niet deugen. Ik betwist bijvoorbeeld dat ik bij mijn beoordeling geen rekening zou houden met de situatie in het land van herkomst van een asielzoeker.”
Het oordeel van de RvS roept, aldus Van Saane, „de vraag op hoe nuttig het nog is dat ik me over dit soort zaken buig.” Naar aanleiding van de uitspraak gaat ze met asieladvocaten overleggen of het zinvol is hiermee door te gaan.
Advocaat Stassen nam maandag na haar vakantie voor het eerst kennis van de uitspraak. Zij overweegt de zaak van de Iraniër aanhangig te maken bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Een woordvoerster van de IND zegt in een reactie dat „medewerkers van de IND goed zijn opgeleid om na te gaan of iemand die hier asiel aanvraagt, ook echt bescherming nodig heeft of niet. Als een asielzoeker het niet eens is met de beslissing in zijn zaak, kan hij daartegen in beroep gaan. Dat is hier ook gebeurd en de rechter heeft zich erover uitgesproken. Over individuele zaken doet de IND verder geen uitspraken.”