Schippers: Nieuwe stervenswet zorgvuldig ontwerpen
Het kabinet zal zorgvuldig te werk gaan bij het ontwerpen van een nieuwe stervenswet. Dat zei minister Schippers (VWS) dinsdagmiddag op een symposium over ”voltooid leven”.
De bijeenkomst werd belegd naar aanleiding van het proefschrift van onderzoekster E. van Wijngaarden over ouderen die hun leven willen beëindigen omdat ze het als voltooid beschouwen.
Recent kondigde het kabinet een stervenswet aan die hulp bij zelfdoding door stervensbegeleiders legaal moet maken. Een elementair onderdeel van de wet zal zijn dat hulpverleners pas dodelijk middelen mogen verstrekken, nadat de duurzaamheid van iemands stervenswens grondig is onderzocht, aldus Schippers dinsdag. Wat het kabinet dus niet voor ogen staat, is dat mensen te allen tijde op een door henzelf te bepalen moment moeten kunnen beschikken over een laatstewilpil.
Van Wijngaarden volgde 25 ouderen met een doodswens, interviewde hen soms meerdere malen en concludeert dat zij worstelen met existentiële problematiek. Hun stervenswens is ambivalent.
Bij de kabinetsbrief waarin Schippers de wet aankondigde zijn volgens Van Wijngaarden kritische kanttekeningen te plaatsen. Bijvoorbeeld: hoe kunnen de complexe, existentiële problemen waar ouderen mee worstelen door een stervensbegeleider aan de orde worden gesteld? Én, in hoeverre valt zo’n stervenswens op te vatten als een individuele aangelegenheid, waarbij sociale druk geen enkele rol speelt?
Doel van de wet is in de eerste plaats dat hulpverleners met ouderen met een doodswens in gesprek kunnen gaan, zei Schippers daarop. Een onverwachte uitkomst van die gesprekken zou kunnen zijn dat mensen toch verder willen. Dat zou, zegt Schippers „geweldig” zijn.
De vrees voor ongewenste neveneffecten van de wet mag volgens de minister niet leidend zijn. „We moeten levensmoede ouderen niet in de steek laten uit angst voor een hellend vlak, we moeten proberen het vlak minder hellend te maken”, aldus Schippers dinsdag.
Kritisch op de kabinetsbrief was ook geestelijk verzorger A. van der Woude. Zij verbaast zich erover dat Schippers steeds benadrukt het legaliseren van stervenshulp als barmhartig te zien. „Valt degene die zijn medemens de weg wijst naar de dood te vergelijken met de barmhartige Samaritaan? Die uitleg heb ik nog nooit gehoord.”
In het publieke debat geldt alleen het verlenen van stervenshulp nog als barmhartig, waarschuwde ook prof. dr. F. de Lange, als hoogleraar ethiek verbonden aan de Protestants Theologische Universiteit in Kampen. Onterecht, aldus de ethicus. „Een arts kan barmhartig zijn door dodelijke middelen toe te dienen. Zo is de term ook in de euthanasiewet beland, als ruggesteun voor de arts die met de rug tegen de muur stond en het lijden alleen nog kon verzachten door het leven te beëindigen. Wie er in het voltooid-leven-debat voor pleit om eerst eens goed te luisteren naar degene met een stervenswens is daarmee echter niet opeens hardvochtig of armhartig. Het is allebei mogelijk; een patiënt dodelijke middelen toedienen of goed naar hem luisteren, maar het werkt polariserend als de voor- en tegenstanders van een stervenswet het monopolie claimen op barmhartigheid.”
Van der Woude ziet in plaats van stervensbegeleiders liever levenskunstbegeleiders opgeleid worden. De Lange pleitte voor eenzaamheidsbestrijders. „In een samenleving die voor een kwart bestaat uit 65-plussers met ruim 3 miljoen 65-plussers en een kwart miljoen 85-plussers span je het paard achter de wagen als je alleen inzet op stervenshulp en niet op een fundamentele herwaardering van de ouderdom.” Wel plaatste hij een kanttekening: „Zeg niet te gemakkelijk dat de doodswens van levensmoede ouderen vanzelf wel verdwijnt als er meer wordt geïnvesteerd in zingeving. Het is als met een boterkuipje. Er valt lang iets te halen door te blijven schrapen, maar op een gegeven moment is het echt leeg. Laten we waken voor de dictatuur van de zingeving.”
Lees meer artikelen in het thema Stervenshulp.