Prof. Oldenhuis: Scheiding kerk en staat toe aan herijking
Er moet een staatscommissie komen die de betekenis van de scheiding tussen kerk en staat opnieuw doordenkt, vindt prof. mr. Fokko Oldenhuis.
De scheiding tussen kerk en staat in Nederland dateert uit 1796. De situatie is nu heel anders. Dat vraagt om een nieuwe doordenking, betoogt prof. Oldenhuis, hoogleraar religie en recht aan de Rijkuniversiteit Groningen, dinsdag in een interview met dagblad Trouw. „Het is een uitstekend beginsel, maar niet eenduidig. Het is geen wiskundeformule.” De hoogleraar, die dinsdagavond ook spreekt op een debatavond in Zwolle, licht zijn oproep desgevraagd toe.
Wat is een staatscommissie precies?
„Een staatscommissie wordt door het kabinet ingesteld om advies te geven over grote kwesties. Sinds 2000 is er vier keer zo’n commissie van deskundigen geweest.”
Waarom is er nu zo’n commissie nodig?
„Ik krijg de laatste jaren voortdurend vragen over de gang van zaken in sekten. Het gaat er daarin feller aan toe dan vroeger. De ons omringende landen hebben daar veel meer aan gedaan. De gang van zaken na de staatsgreep in Turkije heeft mij ook aan het denken gezet. De regeringspartij van Erdogan had toen via de Turkse staatsmoskee (Diyanet) rechtstreekse invloed in Turkse moskeeën in Nederland. Dat is anders dan we hier gewend zijn. De scheiding tussen kerk en staat wordt de laatste tijd ook veel meer verabsoluteerd dan vroeger.”
Hoe bedoelt u dat?
„Prof. Paul Cliteur uit Leiden vindt bijvoorbeeld dat je op een universiteit geen hoofddoek, kruisje of keppeltje mag dragen. Ik heb altijd een hugenotenkruisje gedragen. Soms levert dat gesprekken op. Dat hoort juist zo op een rijksuniversiteit. Het is kletskoek dat zoiets in strijd is met de scheiding van kerk en staat. Die scheiding bestaat helemaal niet, het is een onderscheid. Met de WMO zijn de kerken bijvoorbeeld meer dan welkom bij de overheid. Geloof doet ertoe voor mensen. Maak er dan ook gebruik van.
Wel moeten we veel meer met elkaar praten. We roepen te snel naar de andere kant: je bent hooghartig.”
Gaat het in de christelijke kerken ook weleens mis als het gaat om de scheiding van kerk en staat?
„Een goed voorbeeld is de kerkorde van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Daarin staat dat de rechtspositie van predikanten wordt beheerst door het kerkelijk recht en niet door het wereldlijk recht. Dat is één brug te ver. Het eerste mag je zeggen, het laatste niet. De rechter heeft altijd het laatste woord.”
Wat moet de commissie gaan doen?
„Zo’n groep van deskundigen kan alles op een rij zetten en dan hopelijk zeggen welke kant het op moet. Ik heb zelf stelling genomen tegen de gewetensbezwaarde trouwambtenaar. Ik hoor juist van seculiere collega’s dat ik daarmee de zaak op de spits drijf. Ik laat me graag onderwijzen. Het gaat niet om wat ik vind, maar of we met elkaar verder kunnen komen in de samenleving.”
U vindt dat het SGP-programma met artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in strijd is met ons huidige recht. Moet de commissie daar ook naar kijken?
„Dat is inderdaad een lastig punt. De NGB dateert uit 1561. Na 1848 kun je dit zo niet meer zeggen. Ik ben beëdigd raadsheer. Als ik zou werken volgens artikel 36, zou ik handelen in strijd met mijn ambtseed. Mr. D. Vergunst heeft dat onlangs in uw krant ook gezegd. Ab Klink heeft ooit betoogd dat de SGP haar vrouwenstandpunt mag hebben, maar dat artikel 36 grond is om de partij subsidie te onthouden. Daarin heeft hij gelijk, volgens mij. Voor de SGP is artikel 36 echter een dode letter. In de praktijk handelt de partij er niet naar. Je hierover druk maken is hetzelfde als wat D66 doet met ”Bij de gratie Gods”. Een digitale beeldenstorm noem ik dat. Zo’n staatscommissie zou overigens hooguit kunnen signaleren dat het SGP-standpunt niet kan. Uiteindelijk zal de SGP zichzelf moeten aanpakken.”
Als het kabinet u vraagt om lid te worden van zo’n commissie, doet u dan mee?
„Absoluut. Ik zit niet om werk verlegen, maar loop er niet voor weg.”