Christen denkt na voordat hij post op sociale media
Onlinecommunicatie vraagt om zelfdiscipline, stelt Mark Dever. Ook van discussies en reacties op sociale media moet je rekenschap afleggen aan God.
Ik poneer hier twaalf vragen die je kunt stellen voordat je een blog, Facebookbericht of tweet publiceert. Zie ze als waarschuwingslampjes die een piloot controleert voordat hij opstijgt.
1. Is het opbouwend, zet het aan tot een zinvol gesprek? Bouwt het anderen op? Is alles wat we doen in overeenstemming met het bevel om God en onze naaste lief te hebben (Ef. 4:29)? Vermeerdert dit hun kennis, geloof of liefde? Geef ik standpunten waarmee ik het oneens ben accuraat weer? Heb ik mijn feiten gecheckt? Als het goed is staat ons leven niet volledig in het teken van de onbeduidende dingen waar internet vol van staat. De theoloog John Piper stelde eens: „Een van de voordelen van Twitter en Facebook is dat ze op de jongste dag getuigen dat ons gebrek aan gebed niet kwam door een gebrek aan tijd.”
2. Kan het gemakkelijk verkeerd uitgelegd worden? De beslotenheid van een persoonlijk gesprek beperkt misverstanden. Publieke bijdragen kunnen op iemand die ons kent anders overkomen dan op iemand die ons niet kent. Negatieve beoordelingen kunnen het best privé gedeeld worden, of helemaal niet. Velen van ons hebben op pijnlijke wijze geleerd, op het werk of in de kerk, dat e-mail een verschrikkelijk medium is om kritische opmerkingen te communiceren. Wat betreft onlinepublicaties, stel jezelf de vraag: is er iets wat mij diskwalificeert als de juiste persoon om over dit onderwerp te schrijven?
3. Bereikt het de mensen voor wie het bedoeld is? Als je iemand wilt corrigeren, kan dat het best voor een breed of voor een beperkt publiek? Staan je lezers wel open voor correctie? Als je sociale media gebruikt, bedenk dan wie er meekijken. Vergelijk het ermee dat jouw hele gemeente een persoonlijk gesprek van je staat af te luisteren. Zoiets gebeurt online heel veel.
4. Helpt het mij te evangeliseren? Zal wat je van plan bent te gaan zeggen mensen die je met het Evangelie wilt bereiken aantrekken of afstoten (Kol. 1:28)? Zal het in hun ogen de waarde die de Bijbel voor jou heeft doen toe- of afnemen?
5. Zal het overbodige en doelloze controverse voortbrengen (Tit. 3:9)? Denk diep na over meningsverschillen. Het verschil tussen een bevlogen uitwisseling van ideeën en een soort sociale oorlog is soms waterdun. Zit er iets goeds in de uitwisseling van argumenten waar ik aan bij wil dragen? Of zou het schadelijk kunnen zijn? Hoeveel tijd gaat het me kosten? Is het van primair en wezenlijk belang, of maakt het in feite weinig uit of we het eens of oneens zijn? Bestaat de kans dat een dergelijk debat uiteindelijk resulteert in verdere verdeeldheid in de plaatselijke gemeente?
6. Zet je reactie iemand voor gek of stuit ze iemand tegen de borst? Natuurlijk is niet alles waar een ander zich aan ergert direct verkeerd, maar we moeten wel zeker weten dat de kwestie de confrontatie waard is.
7. Geeft het uiting aan mijn zorg voor anderen (1 Kor. 12:21-26)? Zullen degenen die het aangaat mijn motieven waarderen? Privacy in gesprekken geeft aan dat je om de ander geeft, dat je de persoon die de informatie ontvangt, respecteert. Het gesprek met je dokter hoort thuis in een besloten ontmoeting. De supermarktadvertentie leent zich voor een groot publiek. Als iemand liever benaderd zou willen worden op persoonlijke wijze, waarom zou je daar dan niet voor kiezen?
8. Leidt het tot meer waardering voor de ander? Post iets wat Gods genade laat zien in het leven, het werk of de argumenten van een ander. Als je iets voor het voetlicht haalt dat bewondering wekt voor een ander eer je God en spoor je anderen aan Zijn werk in hen te zien.
9. Is het opschepperij (Spr. 27:2)? Wat je online deelt, vestigt dat de aandacht meer op jouw persoon dan op het onderwerp? Denk je dat dit geestelijke schade kan berokkenen? Geeft het anderen een accuraat beeld van wie je echt bent? Of geef je gewoon toe aan de verleiding om je kennis te etaleren? Wat was de laatste keer dat je iets publiceerde waarvoor je je schaamde of wat je verkeerd gedaan hebt?
10. Past de toon bij de tekst? Zullen mensen het goede in je bericht begrijpen en oppakken? Weet je zeker dat het vriendelijk, geduldig en mild overkomt? In een gesprek ondersteunen je intonatie en gezichtsuitdrukking wat je zegt (2 Joh. 1:12). Het is in zo’n geval gemakkelijk om te achterhalen wat je verder moet verduidelijken. Internet is geen excuus voor boosheid en frustratie.
11. Is het erg om niets te zeggen? Is het echt jouw kans of taak om iets te zeggen? Sommigen hebben hier hun werk van gemaakt. Heb je relaties opgebouwd met familie, vrienden en volgers die steeds verwachten dat jij ergens iets over gaat zeggen? De vrijheid van meningsuiting is een kostbaar goed; spring er wijs en verantwoord mee om.
12. Wat adviseren anderen je? Als je op het punt staat iets provocerends te zeggen, heb je dan anderen die kunnen helpen om in te schatten wat het effect zal zijn? Bouw je de tijd in om je te bezinnen voordat je iets post? De snelheid van reageren is zowel een zegen van internet als een verleiding om te snel te spreken (Jak. 1:19). Bedenk dat je verantwoording af moet leggen van elk woord dat je typt (Matth. 12:36). Voel je de verleiding dat je op afstand dingen zegt die je in het bijzijn van de persoon nooit zou zeggen?
Misschien is het een idee om deze twaalf vragen op te schrijven en een vriend te vragen met deze vragen in zijn achterhoofd naar jouw posts te kijken. Het zou nog beter zijn om het aan iemand te vragen met wie je online onenigheid hebt gehad.
De auteur is predikant van de Capitol Hill Baptist Church in Washington en auteur van onder andere ”Nine Marks of a Healthy Church”. Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website 9marks.org.