”Gij geheel anders” met windmolens waait wél met de wind mee
Hoe voorkomt de reformatorische gezindte dat zorg voor het milieu een modedingetje wordt? Door Bijbels-theologische herbezinning, vinden twee opiniemakers uit de kring.
Alle twee zijn ze gedreven principieel als het over het milieu gaat, drs. Jan Schippers, in het dagelijks leven directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, en ir. Wim Eradus, gepensioneerd docent-onderzoeker aan Wageningen University. En toch is er verschil.
Een gesprek met Schippers en Eradus is als het rijden in een auto – met een bijna lege accu (we rijden elektrisch voortgedreven) en: over een weg vol kuilen. Schippers houdt het stroompeil in de gaten, Eradus heeft oog voor gaten en stenen. Schippers wil vooruit, Eradus ook, maar: voorzichtig.
Eigenlijk best een efficiënte combinatie, die twee. Ook als wegwijzers voor de reformatorische gezindte zijn ze verdienstelijk als ze hun zorg voor het milieu delen. Dat er dingen anders moeten in die kring, is voor beiden zonneklaar.
Eerst maar eens naar de uitkomst van enkele enquêtevragen. Wat valt u daarin op?
Schippers: „Dat rentmeesterschap enerzijds als de belangrijkste motivator van handelen wordt gezien, maar het krijgt vervolgens heel weinig handen en voeten. Gewoonte en financiële redenen zijn dan de verklaring voor het niet in actie te komen.”
Eradus: „Daarbij zie je wel een verschil tussen lezers van het RD en het ND. Het ND slaat een veel bezorgdere toon aan over het milieu. Als het gaat om de klimaatproblematiek zijn zij net zo alarmistisch als veel milieubewegingen. Dat zie ik terug in de enquete”.
Wordt het tijd voor een minder uitgesleten begrip dat weer wél motiveert?
Schippers: „Nee, dat rentmeesterschap geeft toch wel het wezenlijke van de christelijke benadering aan. We zijn als mens niet als heersers boven, maar als beheerders in de schepping geplaatst. Daar zit iets van verantwoording in.”
Daarmee nemen christenen afstand van twee andere benaderingen van de schepping, legt Schippers uit: „De antropocentrische, waarbij de mens en zijn wil centraal staan, en de benadering van de milieubeweging, waarin het belang van het milieu allesbepalend is, en de mens nog slechts een onderdeel van dat milieu is.”
Christenen zijn te veel beïnvloed door die antropocentrische benadering: het eigen ik in het middelpunt, inclusief mijn gemak en mijn comfort, vindt Schippers. „Rentmeesterschap vraagt van mij keuzes te maken, tegen mijn eigen wensen en voorkeuren in, en: tegen de stroom van de samenleving in. Als mijn buurman zijn auto voor ieder dingetje gebruikt, dan mag ik niet zeggen: laat ik het ook maar doen. Levende vissen herken je aan het zwemmen tegen de stroom in.”
Wat is er toch mis met die christelijke visie op het milieu?
Eradus: „Er wordt weleens gezegd: Het ligt aan de predikanten, aan de toonaangevende geestelijke leidslieden, maar dat vind ik te gemakkelijk. Dat neemt niet weg dat in het verlengde van de tweede tafel van de wet, die gaat over de liefde tot de naaste, ook de zorg voor de schepping meer aandacht mogen krijgen.”
Schippers: „Als we eerlijk zijn komen we tot de conclusie dat christenen zelfzuchtig zijn: als ik het maar goed heb en in mijn eigen autootje rijd. Daarmee hebben we het wereldse egocentrische denken helemaal binnengehaald.”
Tegelijkertijd was die wereldse milieuzorg nodig om ons christenen wakker te schudden.
Schippers: „Ja, de milieubeweging toont ons de onbetaalde rekening van de gereformeerde gezindte. Ik voel me erdoor aangesproken, omdat blijkt dat ik in mijn rentmeesterschap tekortschiet. Vervolgens moeten wij als christenen wel eigen accenten leggen.”
Nog een keer: Hoe komt het dat we daar op eigen kracht niet achter zijn gekomen? Wat is er mis bij ons?
Schippers: „Ik moet denken aan wat Maarten Luther eens zei. Dat de mens geneigd is om in zichzelf te keren, en dat hij zich daarmee van God áfkeert. Dat noemde hij een oerzonde van de mens, ook van de religieuze mens. Reformatorische christenen koesteren die introspectie, dat naar binnen gerichte, maar we vergeten dat ze daardoor het risico lopen ook God niet meer te zien en evenmin Zijn schepping.”
Schippers zegt te willen denken in relaties. „Dat we als mens in een verhouding staan met God, met Zijn schepping en met onze medemens.” Het is iets wat we volgens hem onder invloed van de wereldse tijdgeest zijn kwijtgeraakt.
Eradus ziet het gehanteerde onderscheid tussen geest en lichaam als oorzaak van mankerend milieubesef binnen de reformatorische gezindte. „De mens is alleen nog maar ziel, maar we vergeten dat als de ziel lijdt ook het lichaam, het stoffelijke dat doet. Die geestelijke, verticale lijn krijgt alle aandacht, de horizontale verbindingen veel minder. Gebeurt dat wél, dan wordt dat vaak als geestelijk oppervlakkig gezien.”
Terecht toch? Al die milieukerken hebben niet zo veel met de geestelijke rijkdom van de Bijbel, die Luther tijdens de Reformatie heeft ontdekt.
Schippers: „Maar reformatorische christenen koesteren evengoed een eenzijdige Reformatie. Dat exclusief je concentreren op die verticale relatie met God –zuiver geestelijk en naar binnen gericht– is ook een afwijking van wat de Reformatie beoogde.”
Schippers haalt Psalm 107:33-35 aan, waarin hij het verband tussen het geestelijk leven en de toestand van de aarde Bijbels vertolkt ziet: „Hij maakt rivieren tot een woestijn, waterbronnen tot een dorstig land, vruchtbaar land tot een zoutvlakte, vanwege de slechtheid van zijn bewoners.”
Helemaal vrijuit gaat de zondagse prediking daarbij niet, vindt Schippers, en met een knipoog schetst hij als voorbeeld de situatie van twee ballonvaarders op zondagochtend. „Ze zijn de weg kwijt en vragen die aan een man die richting de dorpskerk loopt – hij lijkt op een dominee. „Waar u bent?” reageert de man. „U bevindt zich met uw ballon boven de aarde en onder de hemel.” „Dat is nu een typisch antwoord dat wij geven: het is wel waar, maar je hebt er in praktische zin niets aan.”
„Vaag en zwevend hoeven we hier- over niet te zijn”, vult Eradus aan. „Herhaaldelijk lezen we in Gods Woord over de concrete zorg voor de weduwen, de wezen en de vreemdeling. Breid dit maar uit tot ons leefmilieu.”
U hebt niet zo veel op met de milieubeweging en haar alarmerende boodschappen.
Eradus: „Dat angstaanjagende in hun verhaal, daar heb ik niets mee. Ik zie dat de milieubeweging steeds duidelijker religieuze trekken krijgt. Moeder Aarde, de goddelijke Gaia, heeft te lijden van het desastreuze handelen van de mensheid die natuurlijke evenwichten verziekt. Zij die de dogma’s van dit ”klimatisme” niet onderschrijven worden weggezet als ”ketters”.”
Die geruststellende boodschap wordt u in dank afgenomen. We hoeven dan niet in actie te komen.
Eradus: „Angst voor klimaatverandering kan je zeker bekruipen als je de continue stroom van onheilsprofetieën in de media ziet. Gaan we vertrouwen op de draconische maatregelen die de klimaatconferenties erdoor willen drukken? Maar waar blijft dan God, de Schepper en Onderhouder van onze aarde? Laten we niet in de greep komen van een angstig ”vijf-voor-twaalf”-activisme, alsof de toekomst van de planeet alleen van ons afhangt.”
Schippers: „In het schetsen van angstscenario’s schuilt zeker een gevaar, want als over tien jaar blijkt dat het loos alarm was, voelen mensen zich bedrogen en zijn ze helemaal niet meer in beweging te krijgen.”
Maar als we leven zoals we nu doen, gaat het een keer fout met deze aarde.
Eradus: „Nee, dan zouden de dingen verkeerd kúnnen gaan. Ik blijf me verzetten tegen allerlei onomkeerbare scenario’s. Dat willen politici wél graag, dat ik dat geloof. Ze gebruiken maar al te graag angstscenario’s om hun doel te bereiken.”
De ChristenUnie (CU) baseert haar zorg voor het milieu vooral op Romeinen 8, dat gaat over een schepping die zucht. „Hier gaat een wissel om”, schreef u.
Eradus: „Het ”straks” van na de jongste dag wordt op het hier en nu betrokken, en ik vind dat de CU daarmee te veel de milieubeweging achternaloopt, zij het dat de visies een christelijk sausje hebben gekregen.”
Schippers: „Wat ik zie is dat de CU te veel van de overheid verwacht. Die moet allerlei dingen afdwingen, wettelijk regelen. In feite is dat het afschuiven van verantwoordelijkheden. Het is beter als je mensen stimuleert in het veranderen van hun leefstijl.”
Schippers zegt meer nadruk te willen leggen op reformatorische noties als gerechtigheid, matigheid, dienstbaarheid en dankbaarheid, en wil die koppelen aan de omgang met de schepping. „Neem zoiets als dankbaarheid. Als je dankbaar in het leven staat –mag leven van het gekregene– zet dat aan tot een verantwoordelijk leven, maar het bevrijdt tegelijkertijd van de kramp: dat ík het milieu moet en zal redden.”
Schippers wil predikanten uitdagen deze klassieke reformatorische noties weer boven water te halen. „Ze preken nu nog vaak te eenzijdig. Ik hoop vurig dat ook de oudere generatie predikanten gaat beseffen: We hebben de gemeente tekortgedaan.”
Als de wereld straks weer aan andere thema’s de voorkeur geeft, is de zorg voor het milieu dan bij ons blijvend in goede handen?
Eradus: „Ik zie een positieve ontwikkeling. Een toenemende zorg voor het milieu begon ooit bij de jongeren van de SGP en ik zie dat die er nog altijd mee bezig zijn. En van hen moet het komen.”
Schippers: „Zolang ”gerechtigheid” nog te veel beperkt wordt tot de verticale relatie met God, is er het risico dat we straks weer terugvallen in desinteresse. De zorg voor het milieu verankeren we pas echt als ”gerechtigheid” ook in haar horizontale en bredere betekenis wordt gekoesterd.” Schippers denkt dat zo’n benadering door de oudere generatie nog gezien wordt als iets van lieden met „linkse hobby’s.” Hij voegt eraan toe dat het liberale, zeg maar rechtse verhaal –met de mens in het midden– evengoed on-Bijbels is.
Wat moet daarvoor gebeuren, wat is nodig?
Schippers: „Het moet van Gods Geest komen.”
Eradus: „Goed dat je dit vooropstelt, anders wordt het algauw activistisch.”
En daarna?
Schippers: „Als de Geest nieuw licht werpt op de dingen van Gods schepping, nemen we afstand van het naar binnen gerichte leven waar Luther het over had. We verbazen ons erover dat er in de Heidelbergse Catechismus geen enkele vraag is opgenomen rond de zorg over Gods schepping. En we plakken er dan graag een vraag aan vast om dit thema toch één keer per jaar aan de orde te laten komen in een leerdienst.”
Nu concreet. Dus allemaal een windmolen én zonnepanelen op het dak als een actuele versie van het ”Gij geheel anders”.
Eradus: „Nee, bij mij niet, absoluut niet. Ik heb niets met die windmolens, ook niet met zonnepanelen trouwens. die twee zijn onstabiele vormen van energieopwekking. Dat ”Gij geheel anders” betekent voor mij dat we collectief overgaan op een wezenlijk andere manier van energieopwekking, weg van het gebruik van fossiele brandstof. Maar naar al die alternatieven gaat momenteel nauwelijks geld toe.”
Zitten we toch weer bij de taak van overheid en een grootschalige aanpak.
Eradus: „Doe verder wat binnen jouw bereik ligt. Om wat te noemen: beperk het gebruik van kunststof verpakkingen, vooral de plastic zakken voor de boodschappen. Doe aan afvalscheiding, verbruik niet onnodig energie – zet de kachel wat lager als je een kamer verlaat. En als je naar de kerk gaat, laat dan de auto staan (als de afstand dat toelaat). En wie denkt dat hij met windmolens en zonnepanelen het milieu kan sparen, die moet dat zeker doen.”
Schippers: „Ik denk dat het goed is als mensen in je omgeving gaan vragen: Waarom doe je dat, zo’n windmolen op je dak? Een ander voordeel is ook evident: wie zijn consumptie matigt kan geld besparen en met het uitgespaarde geld anderen helpen. Dat is Bijbels: het gaat ons altijd ook om mensen. Wie als milieubeschermer zijn medemens niet ziet staan, is eenzijdig bezig.”