Voor Goeree-Overflakkee is water vriend én vijand
De zee geeft en de zee neemt. Voor de inwoners van Goeree-Overflakkee is hij van oudsher zowel vriend als vijand. Het eeuwenoude gevecht is gevat in de tentoonstelling ”Water. Het DNA van Goeree-Overflakkee” in het streekmuseum in Sommelsdijk.
„De strijd tegen het water heeft de inwoners van Goeree-Overflakkee gestempeld en hun cultuur bepaald”, zegt Bertrand van den Boogert van het streekmuseum. „We denken al snel aan de watersnood van 1953, maar er hebben in de eeuwen daarvoor al veel vaker grote overstromingen plaatsgehad.”
Van den Boogert doelt onder meer op de Sint-Elisabethsvloed van 1421, waarbij veel dorpen in Zuid-Holland zijn verwoest en nooit meer herbouwd. Berucht is ook de Allerheiligenvloed van 1 november 1570. In het stadje Goedereede bleven weinig huizen onbeschadigd. Ook Ouddorp kreeg het zwaar te verduren.
„De inwoners hebben geleerd te leven met het water en te overleven”, aldus Van den Boogert. „De zelfredzaamheid zit ingebakken. Als we tegenwoordig problemen hebben, gaan we naar de psycholoog. Dat was er destijds niet bij. Men moest gewoon door. Er moest brood op de plank komen. De eilandbewoners hebben bovendien altijd kracht geput uit hun geloof.”
Dakraam
De nieuwe tentoonstelling is voor een groot deel interactief. Korte filmpjes, foto’s en geluidsfragmenten van het eiland, de bewoners en de relatie met het water doen de geschiedenis als het ware herleven.
Zo vertelt Pau Heerschap uit Ouddorp, oud-meester in Stellendam, in een van de filmpjes dat er naast alle verdriet vanwege de watersnood van 1953 ook plaats was voor humor. „Destijds hoorde ik van de brandweercommandant dat ze een vrouw uit een dakraam moesten tillen die te dik was. Reddingswerkers wrikten het dakraam los en de vrouw zat met het raam om haar middel in de reddingsboot.”
Hoewel het water altijd een bedreiging heeft gevormd, heeft Goeree-Overflakkee ook zijn welvaart eraan te danken door onder meer de visserij. Vooral de haringvisserij maakte Goedereede al in de middeleeuwen tot een bloeiende havenstad. De vissers bevoeren vooral de Hollandse kust. Hun collega’s uit Middelharnis gingen veel verder de zee op, soms zelfs tot voor de kust van Noorwegen of IJsland.
Bergafwaarts
Op het eiland Goeree nam de visserij in de tweede helft van de 19e eeuw een steeds belangrijkere plek in. Er werd zelf een vissersdorp gesticht: Goedereede-Havenhoofd. Ook Ouddorp kreeg een haventje.
In Middelharnis ging het eind 19e eeuw met de visserij steeds verder bergafwaarts. De verouderde vissersschepen waren aan vervanging toe, maar de reders zagen het niet zitten om grotere en modernere schepen te kopen.
In 1923 verliet de laatste vissloep de haven van Middelharnis. De vissers vertrokken naar andere vissersdorpen of gingen in de Rotterdamse haven aan de slag.
In het museum is ook iets zichtbaar van de rauwe werkelijkheid zoals die van achtergebleven weduwen van omgekomen vissers. Van den Boogert wijst in een ruimte van het museum op een nagebootst schouwspel waarin een vrouw in rouwkleding achter een toonbank spulletjes staat te verkopen.
„Een weduwe had het niet breed en begon vaak noodgedwongen een winkeltje aan huis waarin van alles te koop was. Van petroleum tot koekjes, koffie, kruiden en kaas. Alles werd los verkocht en ter plekke afgewogen en verpakt in grauwe papieren zakken. De meeste winkeltjes waren destijds ook ’s avonds gewoon open, tot de winkeltijdenwet daarin verandering bracht.”
Confronterend is ook de brief die het 13-jarige ”kofjekokertje” Hansje Aupperlee uit Middelharnis eind december 1920 aan zijn moeder schreef. De jongen was opvarende van een visserssloep. In die tijd was een kofjekokertje –iemand die lichte werkzaamheden deed, koffie zette en de sloep schoonhield– vaak niet ouder dan een jaar of 10.
De jongen schrijft aan zijn moeder dat het goed met hem gaat en dat hij niet zeeziek is. Enkele dagen later, op 4 januari 1921, valt hij van boord en verdrinkt.
>>streekmuseum.nl
----
Nederzetting Berwoutsmoer
Een onderdeel van de vaste expositie in het streekmuseum Goeree-Overflakkee gaat over Berwoutsmoer, een middeleeuwse nederzetting die in 1979 werd ontdekt bij Ooltgensplaat. Tegenover Fort Prins Frederik lag een nederzetting waar boerenkolonisten woonden en werkten. Het onbedijkte gebied, dat Berwoutsmoer werd genoemd, was bewoond tussen circa 1240 en 1421. De bewoners waren grotendeels afkomstig van de zandgronden in Brabant en bouwden er boerderijtjes, hielden schapen, visten en deden aan turfwinning.
Door de Elisabethsvloed in 1421 overstroomde Berwoutsmoer en verdween onder een kleilaag in het veen.