Opinie

Textus Receptus niet onfeilbaar

Thomas Vauclair, auteur van ”Het schrijfmes van Jojakim”, geeft een onjuist beeld van de Textus Receptus, betoogt drs. Ernst Boogert.

drs. Ernst Boogert
5 October 2016 09:51Gewijzigd op 16 November 2020 07:11
beeld Universitätsbibliothek Basel
beeld Universitätsbibliothek Basel

Het valt niet mee om iets goeds te schrijven over iets waar je niet deskundig in bent. Dat is het beeld dat ik kreeg na het lezen van het interview met drs. Thomas Vauclair, auteur van de brochure ”Het schrijfmes van Jojakim” (RD 23-9). Tegelijkertijd waardeer ik het dat hij de pen ter hand genomen heeft om iets te schrijven over een probleem waar veel christenen, en in het bijzonder reformatorische christenen, onbekend mee zijn.

In zijn brochure heeft Vauclair de moeilijkheidsgraad van de thematiek echter behoorlijk onderschat. Hoewel het betoog voor de leek op het eerste gezicht overtuigend zal overkomen, blijkt het bij nader inzien behept te zijn met tal van onjuistheden. En dat terwijl Vauclair pretendeert het werkelijke verhaal door te geven en drogredenen van bijvoorbeeld Westcott en Hort te ontkrachten.

De brochure begint met een juiste constatering: er zijn twee afwijkende Griekse teksten in omloop, die als gevolg hebben dat daarop gebaseerde vertalingen een verschillende tekst bieden. Vervolgens bespreekt Vauclair de Textus Receptus tegenover de kritische tekst. In de Textus Receptus zou volgens hem niets weggelaten, toegevoegd of veranderd zijn. Dit is echter een onjuiste voorstelling van zaken.

Erasmus en Beza, die de eerste edities verzorgden, hebben wel degelijk van elkaar afwijkende handschriften met elkaar vergeleken en volgens de toenmalige humanistische maatstaven een tekst geconstrueerd die in geen van deze handschriften als zodanig voorkwam. Bovendien maakte Erasmus gebruik van codex 1, die een substantieel afwijkende tekst heeft ten opzichte van de meerderheid van handschriften. Daardoor lijkt de Textus Receptus op diverse punten zelfs meer op de moderne kritische tekst dan op de Byzantijnse tekst.

Om nog een stap verder te gaan: zowel Erasmus als Beza (en later ook anderen) heeft ingrepen (conjecturen) in de tekst gedaan die zij in geen van de handschriften aantroffen. Dit omdat zij het vermoeden hadden dat de tekst in de handschriften corrupt was. Dit is bijvoorbeeld aan de hand in Jakobus 4:2. In de kanttekeningen bij de Statenvertaling wordt vermeld dat vele Griekse boeken iets anders lezen, maar in werkelijkheid lezen alle handschriften iets anders dan in de Statenvertaling is vertaald.

Daarmee komen we bij het tweede punt van belang: Vauclair maakt geen onderscheid tussen de Textus Receptus en de Byzantijnse handschriften, die volgens hem 95 procent van alle handschriften beslaan. Waar de Textus Receptus een mengvorm is van codex 1 en enkele Byzantijnse handschriften (met aanvullingen terugvertaald vanuit de Vulgata), vormen de Byzantijnse handschriften de grootste tekstfamilie, met een min of meer gelijkluidende tekst. Wat Vauclair ook vergeet is dat deze Byzantijnse handschriften onderling op honderden punten verschillen, iets wat inherent blijkt te zijn aan een handgeschreven traditie.

Het derde punt is dat volgens Vauclair het noodzakelijke gevolg van de moderne tekstkritiek is dat de goede tekst van het Nieuwe Testament verborgen zou zijn geweest tot 1880 (editie van Westcott en Hort). Deze redenering gaat niet op, omdat dat óók zou betekenen dat zowel de Westerse als de Oosterse Kerk van voor de Reformatie zo’n 1500 jaar verstoken is geweest van de ware tekst, omdat deze kennelijk pas ontstond met de Textus Receptus.

Ten vierde acht Vauclair het een „beschamende oplichterij” dat Westcott en Hort de verschillende teksten van de codices Vaticanus en Sinaïticus geredigeerd hebben tot een nieuwe tekst. Afgezien van het feit dat dit een zeer simplistische en dus onjuiste weergave is van de methode van Westcott en Hort, was het bij de Textus Receptus (zoals reeds aangetoond) niet anders.

Dat bovendien de rechtzinnigheid van deze heren in twijfel getrokken wordt, snijdt geen hout, omdat diverse van hun voorgangers dit niet verweten kan worden, terwijl zij in feite geen andere methode hanteerden dan Westcott en Hort. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de 18e-eeuwse piëtist Bengel en mannen zoals Tregelles, die ondanks zijn zeer rechtzinnige opvattingen een andere tekst dan de Textus Receptus uitgaf en Von Tischendorf (nota bene degene die Codex Sinaïticus ontdekte!) die zich met hand en tand verzette tegen de moderne Schriftkritiek.

Ten slotte wil ik benadrukken dat het vaststellen van de juiste tekst een uiterst belangrijk, maar ook een uiterst moeilijk werk is. Versimpelde voorstellingen vertroebelen de discussie. Het spijt mij daarom dat de brochure van Vauclair gezag lijkt te krijgen, dat het om genoemde redenen niet verdient. Ik pleit daarom krachtig voor een gelovig en grondig onderzoek naar de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en wens niets anders dan dat Vauclair daarin op verstandige wijze zal participeren.

De auteur is als promovendus verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Hij werkt aan een proefschrift over de Griekse tekst van het Johannesevangelie. Eerder schreef hij een masterscriptie over de discussie rondom de Byzantijnse tekst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer