Convenant is geen principiële tegemoetkoming
Het hervormd moderamen erkent het kerkenraadsbesluit om het convenant te verbinden aan het plaatselijke beleidsplan. Dat is de kerkelijke status. De prangende vraag is, aldus dr. W. van Vlastuin
, of er nu wordt afgedaan aan de „vastgestelde kerkorde van de verenigde kerk.”
Zijn de uitlatingen van het hervormd moderamen omtrent het convenant een stap in de richting van hen die principiële bezwaren hebben tegen de grondslagen van de Protestantse Kerk in Nederland? Is het convenant van de classis Alblasserdam het wolkje als eens mans hand, dat het begin van het goede is? Deze vragen dringen zich onweerstaanbaar op als we de jongste ontwikkelingen rondom het convenant op ons laten inwerken.
Met enige schroom waag ik me aan de zoveelste beschouwing over deze kerkelijke ontwikkeling. Er is immers al zo veel geschreven. Zijn er nog nieuwe dingen te zeggen? Nochtans lijkt het me voor de betrokken kerkganger niet overbodig om nogmaals aandacht te vragen voor deze kwestie.
Verwerpelijk
In het convenant maken gemeenten duidelijk dat zij bezwaren hebben tegen de grondslag van de PKN. Zij kunnen in de onveranderde Augsburgse Confessie niet onvoorwaardelijk de gehoorzaamheid aan het Woord van God herkennen. Zij spreken uit dat de Barmer Thesen voor hen verwerpelijk zijn, alsook de Leuenberger Konkordie.
Inhoudelijk strookt deze houding niet met de kerkorde van de PKN of het besluitvoorstel van 12 december 2003. Daarin stond dat bezwaarde gemeenten zich gebonden mogen weten aan de belijdenisgeschriften van de gereformeerde traditie, „zonder af te doen aan de vastgestelde kerkorde van de verenigde kerk.” Het blijft een roeping om te „groeien in het gemeenschappelijk belijden van de kerk.”
Thans laat het moderamen van de synode toe dat men het convenant als beleidsstuk voor de plaatselijke gemeente gebruikt. Het moderamen erkent het kerkenraadsbesluit om het convenant te verbinden aan het plaatselijke beleidsplan. Dat is de kerkelijke status. De prangende vraag is of er nu wordt afgedaan aan de „vastgestelde kerkorde van de verenigde kerk.”
We kunnen de vraag ook anders stellen: Kunnen kerkenraadsbesluiten en synodeverklaringen de kerkorde ontkrachten? Deze vragen doen zich in de Nederlandse Hervormde Kerk ook voor. Veel leden van de kerk waren in hun geweten bezwaard door uitspraken van de synode.
Gewetensnood
Dr. P. van den Heuvel schrijft daarover in zijn ”De Hervormde Kerkorde”: „Meer dan eens kwamen leden van de kerk door uitspraken van de kerk in gewetensnood, omdat ze het met de stellingname van de kerk hartgrondig oneens waren. Ze meenden dan niet langer als volwaardige leden van de Nederlandse Hervormde Kerk erkend te worden. Dergelijke situaties hebben zich bijvoorbeeld voorgedaan in de discussie over de kernbewapening en over Zuid-Afrika. Toch is hier sprake van een misverstand. In art. X-3 wordt uitgesproken dat de Kerk Jezus Christus belijdt als Hoofd der kerk en als Heer der wereld. Wie dit belijden weerspreekt, tast inderdaad de fundamenten der kerk aan, maar dat wil niet zeggen dat elk spreken van de kerk: elke prediking, elk getuigenis tot overheid en volk, elke herderlijke brief, dan direct tot het belijden van de kerk mag worden gerekend.
Ordinantie 4-19-5 geeft aan dat daarvoor een aparte beslissing van de generale synode nodig is, die niet zomaar wordt genomen. Eerst dienen de classicale vergaderingen te worden gehoord voordat de synode kan besluiten „welke van deze stukken als uitdrukking van het belijden der Kerk zullen worden gebundeld en uitgegeven.” Hierbij wordt kennelijk aan iets anders gedacht dan het belijdenis- en leerboek, dat in art. XIII wordt genoemd. Voorzover mij bekend heeft de synode nooit tot een bundeling van „stukken als uitdrukking van het belijden der Kerk” besloten. Wel is destijds de uitgave ”Documenten” verschenen, waarin de belangrijkste verklaringen, kanselboodschappen, herderlijke brieven en dergelijke uit de periode 1945-1955 zijn gebundeld. Maar deze uitgave werd verzorgd door de Raad voor de zaken voor pers en publiciteit en is geen uitgave in de zin van ord. 4-19-5. Zelfs het geschrift ”Fundamenten en perspectieven van belijden” heeft niet de status gekregen van een nieuw belijdenisgeschrift (…)”
Geen ander belijden
Dit uitgebreide citaat maakt duidelijk dat niet elke synode-uitspraak tot het belijden van de kerk kan worden gerekend. Als het moderamen van de synode het convenant als een plaatselijk beleidsstuk gedoogt, verandert dat niets aan het belijden van de kerk. De grondwetten van de kerk hebben uiteindelijk het laatste woord. Bedoeld of onbedoeld, bewust of onbewust heeft men als lid van de kerk gemeenschap met de door de kerk beleden leer. In de Nederlandse Hervormde Kerk werd ons geweten door synode-uitspraken niet aan het onbijbelse spreken gebonden. In de PKN wordt ons geweten door synode-uitspraken niet bevrijd van het onbijbelse spreken. Men is geen lid van een convenantkerk, maar van de PKN.
Eerbiediging
Wie „ja” uitspreekt bij de heilige doop, verklaart niet over de leer van het convenant, maar over de leer van de kerk dat dit de waarachtige en volkomen leer der zaligheid is. Kandidaten tot de heilige dienst mogen zich best uitspreken voor het convenant, maar alleen binnen het kader van de algemene grondslag van de PKN. Ondanks het convenant blijft de vraag naar het door de PKN beleden geloof staan: „Het lidmaatschap van de kerk als zodanig betekent een eerbiediging van het geloof van de kerk.” (Groen van Prinsterer). Daarom zijn de uitspraken van het moderamen van de synode over het convenant geen principiële tegemoetkoming aan de principiële bezwaren tegen de grondslag van de PKN.
De auteur is secretaris van het convent van kerkenraden.