Koning Salomo stond bekend om zijn wijsheid. „Maar we hebben Salomo pas echt verstaan als we voor God weten te belijden dat wij het niet weten”, aldus dr. P. C. Hoek. „En dat we voor al die wijsheid op Hem aangewezen zijn.”
De docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam hield dinsdag en woensdagmorgen op de Haamstedeconferentie in Elspeet twee lezingen over Salomo, die in rijkdom en wijsheid „groter dan alle koningen der aarde” was (1 Koningen 10:23).
Toch laat de Schrift in alle eerlijkheid zien hoe het met Salomo eindigde, aldus dr. Hoek. „Zijn regeerperiode, maar ook zijn eigen leven, gaat eigenlijk als een nachtkaars uit. Wat heeft het te betekenen dat we over het sterven van Salomo en over zijn begrafenis zo heel summier geïnformeerd worden door het Woord van God? Precies een half vers. Het sterfbed van de koning van de 3000 spreuken, de koning van 1005 liederen, komt voor ons nogal sprakeloos over. Van de grootsheid in zijn leven blijkt in zijn sterven niets.”
Christus
Ook Salomo bleek gewoon een mens te zijn. „Hoezeer ook in hem de komende Christus Zijn schaduwen vooruit werpt. Hoezeer hij ook een type van de Koning der koningen mag zijn. Toch komt ook de herder-koning Salomo zoveel tekort. Ook hij faalt uiteindelijk in het voldoen aan zijn hoge roeping.”
Er zijn volgens dr. Hoek vanuit Salomo’s leven en regering talloze lijnen te trekken naar Christus en Zijn koningschap. Het Nieuwe Testament zegt: „En ziet, meer dan Salomo is hier!” (Mattheüs 12:42). Soms trekken predikanten echter te snel de lijnen door, vindt hij. „Dit is een dankbare hermeneutische regel om met een bepaalde gemakkelijkheid over deze man en zijn geschiedenissen te preken. Menig prediker heeft er ook variaties op bedacht. Je hoeft de naam maar te verwisselen. Of dat altijd goed uitkomt en goed afloopt is maar de vraag.”
Verschijningen
Dr. Hoek vroeg aandacht voor twee „scharnierpunten” in het leven van Salomo: de twee verschijningen van de Heere aan deze koning. Die hadden plaats in Gibeon, kort na de troonsbestijging (1 Koningen 3), en 24 jaar later, toen de tempel en het paleis in Jeruzalem waren gebouwd.
In Gibeon zei God tegen Salomo: „Begeer, wat Ik u geven zal.” Salomo vroeg om wijsheid. Een bijzondere bede, zei dr. Hoek. „Niet alleen voor een koninklijke voorganger. Al is de wijze waarop de Heere Salomo met wijsheid bedeelt natuurlijk enig in zijn soort. Wie zou er niet verlegen zijn om zo’n gebed? Ook als we –heel in het klein en in het bescheiden– geroepen zijn een herder, een onderherder te zijn?”
Letterlijk heeft Salomo het over een „horend” hart, een hart dat luistert. „Een hart dat écht opmerkt; dat inzicht heeft. En doorzicht. Een hart dat verstaat. En luistert, naar anderen en naar de Heere. Een hart dat Hem niet in de rede valt. Dat niet op de Heere vooruit loopt. Dat het ook niet beter weet dan Hij.”
Dr. Hoek wees er woensdagmorgen in zijn tweede lezing op dat het paleis dat Salomo voor zichzelf bouwde, misschien wel mooier was dan de tempel. „Voor Gods huis was het beste amper goed genoeg: vandaar de dure houtsoorten, het vele goud, de rijke versieringen. Maar ook al is dit een paleis: het is een huis voor een mens. Het wordt evenwel gebouwd naar het model van de tempel. Het lijkt er sterk op. En de afwerking is zo ongeveer gelijk. Is dat niet wat hoog gegrepen? Is dit misschien dan wel met recht overdaad of zelfs verkwisting te noemen?”
De geschiedenis van de „neergang” van Salomo, die echter „Gods beminde” bleef, moet volgens hem tot inkeer leiden. „Ook óns hart is arglistig, niet? Ja, dodelijk, meer dan enig ding. Als nu de wereldse geest toch wist in te sluipen in het verstandige hart van Salomo, waar zullen wij dan niet op berekend moeten zijn?”