Mét de zondagsrust verdween ook de zegen
Een florerend bedrijf hadden de gebroeders Bakker in Lekkerkerk. Hun boerenzult, slavinken en borrelballen vonden gretig aftrek, en in enkele decennia groeide de slagerij uit tot een miljoenenbedrijf. Maar nooit verloochenden de zwagers van ds. Mallan hun afkomst, weet Karel van Welie (75). „Op nieuwjaarsbijeenkomsten ging de Bijbel open.”
Voor Van Welie betekent een wandeling in en rond het indrukwekkende Bakkercomplex een duikeling in het verleden. Bij elke stap die de Lekkerkerker zet, ziet hij beelden van vroeger. „Die witte tegelwanden met een rode band bovenaan zag je overal in het bedrijf”, wijst hij in een loodsdeel dat door een garagehouder in bezit is genomen. In de huidige inventaris doen de wandtegels vreemd aan.
Niet alle gebouwen van de vleesverwerker hebben een nieuwe bestemming gekregen. Een groot deel staat er troosteloos bij.
Van Welie kwam in 1965 bij de gebroeders Arie en Adrianus Bakker in dienst. „In de functie van eerste boekhouder.”
De Bakkers hadden toen juist hun nieuwe fabriekje aan de rand van Lekkerkerk betrokken, na een verhuizing vanuit het centrum van het Zuid-Hollandse Lekdorpje. „Bij elkaar werkten we toen met zo’n veertien mensen, inclusief Arie en Janus.” In de jaren die volgden zag Van Welie de ene groeistuip op de andere volgen. „Wij hadden er op de financiële afdeling soms een flinke kluif aan om die groei bij te benen.”
De eerste kaskraker was de boerenzult. „Het recept ervan hadden de gebroeders van hun moeder; zij hebben hierop voortgeborduurd.” De zure zult –een typisch boerderijproduct, gemaakt van kopvlees van het varken– sloeg geweldig aan. In heel het land kregen de Bakkers er voet mee aan de grond. „Later gingen ze er rundvleessalade bij maken, daarna kwamen er steeds meer vleesproducten bij. Hiervoor namen ze worstenmakers en productontwikkelaars in dienst: zelf hadden ze enkel de lagere school afgemaakt.”
Een nieuwe gouden greep die hierop volgde was de massaproductie van sla-, runder- en blinde vinken. Van Welie: „Tot die tijd maakte elke slager ze zelf, maar die bereiding kostte hun veel tijd. Bakker kon het ze voortaan kant-en-klaar aanleveren.”
Behalve slagers bleken echter ook de grootwinkelbedrijven een overweldigende belangstelling voor de vinken van Bakker te tonen. In de nieuwe productiehal, waarvan Van Welie de eerste paal sloeg, kwamen uiteindelijk maar liefst twaalf geautomatiseerde –en zelfontwikkelde– productielijnen voor de bereiding ervan.
Geestelijke zaken
De gebroeders Bakker hadden een calvinistische arbeidsethos, weet Van Welie. „Eerst sparen, dan pas kopen. Daarnaast kenden zij het spreekwoord ”Buurmans grond is maar eenmaal te koop”. Als er een perceel rond hun bedrijf vrijkwam, kochten ze het. Zodra het van pas kwam, gingen ze daar verder met uitbreiden.”
Zijn bazen hadden hart voor hun personeel, stelt Van Welie. „’s Ochtends stapte Arie altijd eerst de productiehal binnen voor hij naar kantoor ging. Hij en Janus waren zeer benaderbaar. Ik zie Arie nog op straat liggen, naast een verstopte put. Daar haalde hij met zijn hand het vet van de fabriek uit waardoor het riool voor de zoveelste keer verstopt was geraakt: in de beginjaren was dat écht een probleem. Als er daarna bezoekers kwamen stonk de directeur een uur in de wind.”
Janus was de commerciële man; Arie richtte zich op de productie. Arie was jaren ouderling van de gereformeerde gemeente in Nederland te Gouda, waar ook Janus met zijn gezin kerkte. „Op nieuwjaarsdag hield Arie een personeelstoespraak over geestelijke zaken. Rustig, ernstig en zonder prekerig te worden. Daarna sprak Janus over hun zakelijke bedrijfsvoering.”
Omslag
Al de decennia dat de gebroeders het miljoenenbedrijf bestierden, schetterde er op de werkvloer geen radiomuziek, liepen de dames op kantoor in rok en was zondagsarbeid uit den boze. „De christelijke identiteit was bij iedereen bekend; ook het personeel had hier respect voor. Terwijl de Bakkers lang niet altijd mensen uit eigen achterban aantrokken.”
Na 1990 volgde echter langzaam maar zeker een omwenteling. In dat jaar verkochten de Bakkers hun onderneming aan het Britse concern Perkins Foods Plc. Van Welie: „Uiteindelijk begonnen de christelijke wortels toch te schuren.” Op het bedrijf verschenen transistorradio’s, en kledingregels vervaagden.
Zondagsarbeid bleef echter buiten de deur. Totdat Albert Heijn in 2000 vroeg of het bedrijf op zondag bevoorraad kon worden. De grootgrutter was in dertig jaar veruit de grootste klant van Bakker geworden, en zorgde voor zeker 50 procent van de omzet. Van Welie: „Vooral de financieel directeur, Arie Rietveld, heeft zich lang tegen deze vraag naar zondagswerk verzet. Hij deelde het standpunt van de oprichters. Maar de anderen zeiden: „Als we nee zeggen, raken we onze grootste klant kwijt.” Het bedrijf heeft toen toch ingestemd; Rietveld heeft hierop zijn functie neergelegd.”
Twee jaar later nam de supermarktketen echter onverwacht afscheid van de vleesverwerker. Een grote schok, die de fabriek niet meer te boven kwam. In twee ontslaggolven schrompelde het personeelsbestand ineen: van de bijna 300 mensen bleven zo’n 90 over. Een jaar later sloot de fabriek voorgoed. Zusterbedrijf Encko in Holten produceert sindsdien Bakkers glorieproducten onder eigen vlag.
Een opmerkelijk verloop, peinst Van Welie in de verlaten loodsen in Lekkerkerk. „Op de begrafenis van Janus Bakker, in 1992, had zijn zwager ds. Mallan nog diens trouwtekst aangehaald, uit Spreuken 10: „De zegen des Heeren, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.”
Ds. Mallan vertelde erbij dat hij die trouwtekst destijds opgebonden had gekregen, en de Heere had hem waargemaakt. „Ook in de eerste tien jaren na de overname ging het goed. Maar terwijl menig bedrijf floreert met zondagswerk, heeft dit bedrijf het hier juist níét mee gered. Dat kon ook niet. Want slager Bakker was op de knieën geboren.”
zomerserie Verlaten plek
Dit is het slot in een serie over verlaten plekken in Nederland. Vandaag de fabriek van Bakker in Lekkerkerk.