Willem en Deborah Lock houden deuren open naar de tropen

Hij is bijna huisarts, zij wordt opgeleid tot tropenarts. Hun droom? „Werken in een ontwikkelingsland.” Willem en Deborah Lock in Rotterdam weten niet of het er ooit van komt, maar houden er nu al zorgvuldig rekening mee. „We nemen geen beslissingen die de deur naar de tropen dichtdoen.”

Evert van Dijkhuizen

19 August 2016 18:24Gewijzigd op 16 November 2020 05:50
Willem en Deborah Lock met hun elf maanden oude dochter Loïs. „We houden van een strakke planning. Dat moeten we ook wel, met zo’n druk leven.” beeld Sjaak Verboom
Willem en Deborah Lock met hun elf maanden oude dochter Loïs. „We houden van een strakke planning. Dat moeten we ook wel, met zo’n druk leven.” beeld Sjaak Verboom

Ze hebben een druk leven. Willem (30) werkt vier dagen van negen uur als huisarts in opleiding in zijn woonwijk IJsselmonde. „Eind deze maand hoop ik klaar te zijn met mijn opleiding. Daarna ga ik waarschijnlijk als zzp’er aan de slag. Dan verhuur ik mezelf als waarnemer voor huisartsen die met verlof zijn. Een praktijk overnemen is voor mij geen optie: veel te duur en zoiets zou de beslissing om straks naar de tropen te gaan alleen maar lastiger maken.”

Deborah (28) werkt als aankomend tropenarts in het Rotterdamse Havenziekenhuis. „Ik ben halverwege mijn eerste klinische stage. Hierna moet ik nog twee jaar. Ik draai dagdiensten, maar ook avond- en weekenddiensten. Soms werk ik zes dagen per week. Dat is best pittig. Zeker omdat we ook een dochtertje van elf maanden, Loïs, hebben. Zij gaat drie dagen per week naar een gastouder en één dag naar de kinderopvang.”

Willem: „Alles bij elkaar opgeteld zitten we in een drukke levensfase. We hebben op dit moment geen tijd voor een uitgebreide vriendenkring. De vrienden die we hebben, zien we drie tot vier keer per jaar. Maar dan gaan we ook voor qualitytime. Verder proberen we verjaardagen in de familie zo goed mogelijk bij te houden.”

Seculier denkende mensen zullen zeggen: Je kunt in deze drukke fase van je leven beter geen kind willen.

Deborah: „We stonden vanaf ons trouwen nadrukkelijk open voor de komst van een kind. In het begin vroeg ik me soms af: Geef ik Loïs wel genoeg aandacht? Dan ging ik ’s ochtends vroeg van huis om te werken en dacht ik: Straks weet Loïs niet eens wie haar mama is. Maar dat valt gelukkig mee. Als Willem en ik thuis zijn, dan zijn we ook echt met haar bezig en niet met onze eigen dingen.”

Willem: „Loïs geniet van ons, maar ook van de oppasmoeder. We halen haar altijd blij en gelukkig op. De andere mogelijkheid is dat je pas op je 40e een kind wilt. Of helemaal niet. Dat vinden wij geen goede gedachte. We hebben gezegd: Komt er een kind, dan komt het en passen we op dat moment ons leven aan.”

Praten jullie veel met elkaar over het werk?

Willem: „We nemen altijd de dag met elkaar door. Dan gaat het niet zozeer over medisch-inhoudelijke zaken in ons werk, maar over de vraag: Wat heeft je vandaag geraakt? Zowel positief als negatief. Ik heb weleens een moeilijk sterfbed hier in de wijk meegemaakt. Dan is het fijn om er met elkaar over te praten.” Deborah: „Eerder deden we dat altijd onder het eten, maar met een kind erbij is dat lastig. We reserveren er nu het laatste deel van de avond voor.”

Dat klinkt best een beetje programmatisch.

Willem, lachend: „We zijn wel een beetje ritueel ingesteld. We houden van een strakke planning. Dat moeten we ook wel, met zo’n druk leven. Op een vast tijdstip de dag met elkaar doornemen doen we niet omdat we van schema’s houden, maar omdat we er behoefte aan hebben.”

Wat leren jullie van elkaar?

Willem: „Als ik bijvoorbeeld thuis vertel: Deze patiënt laat me niet los, dan stelt Deborah daar goede vragen bij die mij inzicht geven in de reden. We zijn kritisch naar elkaar. Hoewel: Deborah spaart mij meer dan ik haar. Ik kan soms een beetje scherp zijn; ik ben niet altijd even tactisch.”

Deborah: „Dat raakt mij soms. Andersom ben ik bang om Willem te kwetsen, te beschadigen. Ik stel liever vragen dan dat ik verwijten maak. Dat heb ik wel moeten leren.”

Maakt het verschil of je met een collega over je werk praat of met elkaar?

Willem: „Voor mij niet zo veel. In het beroep van huisarts is communicatie ontzettend belangrijk. Negentig procent van de patiënten mankeert niets ernstigs, maar ze komen wel naar het spreekuur omdat ze zich zorgen maken. Je moet vooral naar hen luisteren, hen geruststellen. Als je arts bent in het ziekenhuis gaan de gesprekken veel meer over medisch-inhoudelijk zaken.”

Deborah: „Met Willem praat ik over emoties en over ethische zaken. Met collega’s over medische zaken. Op het werk zal ik niet snel mijn emoties tonen. Ik wil me het liefst groot houden en laten zien dat ik een professional ben.”

Praten jullie thuis over andere zaken dan het werk?

Willem: „Meer dan voorheen. We hebben het vaker over het huishouden, over zaken die spelen in de familie, over relaties.” Deborah: „In de auto hebben we vaak de diepste gesprekken. Je kunt op dat moment niet weglopen, je hebt niets anders te doen.”

Willem: „En je hoeft elkaar niet aan te kijken. Dat is soms ook wel lekker.”

Waar komt jullie wens vandaan om naar de tropen te gaan?

Willem: „Ik ben aan de ene kant besmet met het tropenvirus door mijn ouders, die tien jaar voor de Zending Gereformeerde Gemeenten in Papoea hebben gewerkt. Aan de andere kant is het ook echt mijn eigen keuze.”

Deborah: „Ik leid mijn voorliefde voor de tropen terug naar de camping van mijn opa en oma: Het Beloofde Land in Voorthuizen. Ik was daar vaak als kind. Er stond een grote tent op het terrein waarin allerlei activiteiten werden gehouden. Er hingen posters van Tear Fund en er werden filmpjes van Mercy Ships gedraaid. Dat raakte mij; dat is me bij bijgebleven. En ik had een avontuurlijke oma. Ze ging veel naar het buitenland. Ik was altijd nieuwsgierig naar haar verhalen.”

Hoe bereiden jullie voor op een toekomst ver weg?

Willem: „Elke keuze die we nu maken, moet de deur naar de tropen in ieder geval niet dichtslaan.”

Deborah: „Dat is voor mij op dit moment niet zo’n risico. Zelfs als ik zou stoppen met mijn opleiding, heb ik inmiddels genoeg ervaring om iets op medisch gebied in de tropen te kunnen doen. Maar we hebben niet alles in de hand. Als ik ziek zou worden, of Willem, of iemand anders in onze directe omgeving, dan wordt een vertrek naar de tropen lastiger.”

Wat voor soort arts willen jullie zijn voor de patiënt?

Willem: „Ik probeer secuur en betrokken te zijn. Patiënten hebben snel een vertrouwensrelatie met mij. Maar als ik de deur van de praktijk achter me dichttrek, laat ik het werk achter. In het weekend denk ik niet aan m’n patiënten. Op maandagmorgen ben ik er weer helemaal, voor 100 procent.”

Deborah: „Ik heb altijd gedacht dat ik een arts zou worden die heel veel tijd zou nemen voor z’n patiënten. Maar je wordt gevormd door je ervaring. In mijn geval op de afdelingen spoedeisende hulp en verloskunde. Daar is het altijd druk. Er wordt van je verwacht dat je snel handelt. Daardoor ben ik wat ongeduriger geworden. Als patiënten op de zaal liggen, is er vaak pas tijd voor een gesprek.”

Jullie gaan zondags naar de ICF in Rotterdam. Waarom die gemeente?

Deborah: „Mijn ouders zijn evangelisch. Toen ik twintig was, vond er in hun gemeente een kerkscheuring plaats. Daarna ben ik gaan zoeken naar een andere kerk. Dat liep allemaal niet zo lekker. Toen ik Willem leerde kennen, maakte ik kennis met zijn kerk: de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Zuidwijk. Ik ging met hem mee; heb geprobeerd me aan te passen. Maar ik voelde me eerder verder bij God vandaan raken dan dichterbij komen.”

Willem: „Ik had het kerkelijk goed naar m’n zin. Zeker in de preken van ds. C. G. Vreugdenhil –hij kwam vaak in Rotterdam-Zuidwijk– kon ik me helemaal vinden. Deborah ook, maar ze had moeite met de liturgie: alleen psalmen op hele noten. Als ze iets moois had gehoord in de preek, dan wilde ze dat expressief uiten met een lied. Dat ging natuurlijk niet. Toen we trouwden, zijn we gaan zoeken naar een gemeente met een reformatorische preek en een evangelische liturgie. Die combinatie vonden we in de ICF in Rotterdam. Het is voor mij geen compromis. Mijn ouders zeiden altijd al: Conformeer je aan de kerk waar je toe behoort, maar besef dat de christenheid daar niet ophoudt. Ook andere soorten christenen proberen oprecht God te dienen.”

Deborah: „Ik geniet zondags van de Bijbelse preken. En wat de liturgie betreft is de ICF in Rotterdam zelfs vrijer dan de evangelische gemeente waar ik vandaan kom.”

----

Levensloop Willem Lock

Willem Lock (30), geboren in Ede, woont zeven jaar in Papoea-Nieuw-Guinea. Zijn vader, ir. Jan Lock, en moeder werken daar voor de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG). Terug in Nederland studeert Willem geneeskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij loopt stage in een ziekenhuis in Angola. Omdat hij binnen de geneeskunde „eigenlijk alles” leuk vindt, besluit hij huisarts te worden. „Dan ben je generalist.” Die opleiding rondt hij eind deze maand af. Willem gaat in de toekomst het liefst aan de slag als arts in een ontwikkelingsland. Hij heeft samen met zijn vrouw Deborah van Middendorp een dochter, Loïs, van elf maanden.

----

Levensloop Deborah van Middendorp

Deborah van Middendorp (28) wordt geboren in Voorthuizen. Haar familie is daar betrokken bij camping Het Beloofde Land. Ze studeert geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en loopt stages in ziekenhuizen in Ghana en Tanzania. Ze werkt op dit moment als tropenarts in opleiding in het Havenziekenhuis in Rotterdam. Ze leert opereren, bevallingen leiden en tropenaandoeningen behandelen. Haar opleiding duurt nog twee jaar. Deborah hoopt na haar studie op een baan als arts in de tropen.

----

zomerserie Gezamenlijke passie

Dit is het vijfde en laatste deel in een serie interviews met echtparen die dezelfde passie hebben.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Gedeelde passie

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer