Opinie

Oudercollectief tegen smartphone verdient bredere steun

Het is te hopen dat de oudercollectieven rond smartphonegebruik brede navolging krijgen, betoogt ds. M. van Reenen.

ds. M. van Reenen
18 March 2016 15:56Gewijzigd op 16 November 2020 02:16
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Mijn waardering voor de aandacht die er de laatste tijd geweest is voor de zogenaamde oudercollectieven. Van harte hoop ik dat dit brede navolging mag vinden op veel reformatorische en orthodox-christelijke scholen. Niet omdat wij onze kinderen gered hebben als we hen maar afsluiten van de ‘boze buitenwereld’ – alsof dat überhaupt zou kunnen. Maar wel omdat wij (dat hoop ik!) bidden: „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” Let op dit woord ”ons”. Betekent dat ook niet: „wij met onze kinderen?” En als wij bidden of de Heere ons voor verleiding bewaren wil, dan kan het niet anders of dit gaat samen met het zoeken de verleiding te vermijden.

In dit licht voel ik mij gedrongen toch wat kanttekeningen te plaatsen bij het laatste artikel in de serie (RD 10-3). Ondanks de waardering die ik heb voor de waardevolle dingen die ook dr. S. M. de Bruijn en W. Büdgen meegeven. Al met al heb ik de indruk dat ze even kritisch zijn op de ouder­collectieven als op smart­phones. En dat begrijp ik niet. Ik wil dit aan de hand van een aantal citaten uit dit artikel uitleggen.

1. „De collectieven lijken te draaien om het uitstellen van de smartphone.”

Is dat bezwaarlijk dan? Natuurlijk kan dit niet het énige zijn, maar dat is het punt niet. Uitstel als zodanig kan zeer nuttig zijn. Je kunt dan wachten op de periode waarin de jongeren béter zijn toegerust. Vergelijk het met het krijgen van een autorijbewijs: het feit dat dit uitgesteld wordt tot de leeftijd van 17 à 18 jaar is bepaald niet zonder nut.

2. „Dan ontstaat de indruk dat je de smartphone alleen maar verkeerd kunt gebruiken.”

Dit wil ik ten stelligste ontkennen. Wellicht zou een kind van 14 dat van zijn ouders de autosleutels in handen krijgt wel een opa of oma op kunnen halen, of andere goede dingen doen. Echter, het risico op brokken is nóg groter dan het nut. Dat geldt ook hier. Een smart­phone is ook door jongeren nuttig te gebruiken. Alleen ben ik er diep van overtuigd dat het op hen meer schadelijke (geestelijke) invloed heeft dan positieve.

3. „We moeten onze kinderen weerbaar maken tegen alle in­vloeden die de samenleving op ons heeft.”

Dat is waar, dus inderdaad moet een afwijzende houding ten opzichte van smartphones altijd samengaan met een diepgaande bezinning op wat er gebeurt in de maatschappij, zeker ook in de media. Maar dat kan juist heel goed zónder daar smartphones bij te gebruiken. Vergelijk het met verkeerslessen. Kinderen krijgen al op de basisschool verkeers­lessen, maar er is geen opvoeder die erover peinst om hun al op de basisschool autorijles te geven.

4. „Als het werkelijk is dat een smartphone intrinsiek bij de Heere vandaan haalt, dan moeten we die niet gebruiken.”

Waarvan akte! Dit is inderdaad mijn visie. Voor iemand die niet goed met een smartphone om kan gaan (en dat geldt vanwege de leeftijdsfase voor iedere jongere, en ten diepste moet je zeggen: voor iedere onbekeerde ook), is het zelfstandig gebruik van dit apparaat een sta-in-de-weg.

5. „Je kunt jonge kinderen trainen ”nee” te zeggen en zich te beheersen.”

Getuigt dit niet van een te optimistisch mensbeeld? En in elk geval: laten we onze kinderen niet aan de schadelijke invloed blootstellen vóórdat we hun geleerd hebben zich te beheersen, en ook voordat de ouders dat voor zichzelf geleerd hebben! Hoe kun je een kind begeleiden in het autorijden als je zelf voortdurend brokken maakt?

6. „Mijn school zal niet op het standpunt gaan staan van de oudercollectieven.”

Ik probeer de schoolleiding te begrijpen; zij heeft de zorg voor álle ouders, ook voor hen die hun kinderen wél een smartphone mee willen geven. Maar waarom kunnen (of konden) reformatorische scholen wel ouders aanspreken die thuis een televisie bezitten, en niet ouders die hun kind een televisie (en meer) mee naar school geven? Bovendien, als een school een oudercollectief niet steunt, dan betekent dat al heel snel dat de ouders die hun kinderen geen smartphone willen geven aan zichzelf worden overgelaten. Een van mijn catechisanten, brugklasser van een reformatorische school, mocht een uur eerder naar huis omdat de les zou gaan over ”app-gedrag”, en hij de enige was zonder smartphone. Is dát dan het signaal dat een reformatorische school moet geven? Ik hoop dat we de term ”oudercollectieven” mogen inruilen voor ”kerk-school-gezincollectieven”!

Ten slotte, wat als u als ouder toch besluit uw kind een smartphone mee te geven? Ik hoop dat u beseft dat, zolang het nog niet volwassen is, ú verantwoordelijk bent voor zijn opvoeding. Een smartphone betekent bijna altijd: u laat hen los in een wereld waar u geen zicht op hebt. Daarom is een accountability-programma het minste wat in mijn ogen nodig is. Daarmee kunt u het surfgedrag van uw kind volgen. Niet om de controlfreak uit te hangen, maar omdat uw kind aan uw zorgen is toevertrouwd, en niet aan de zorgen van Hilversum, Hollywood en Silicon Valley.

En dieper nog, voor ons allen: laat onze begeleiding in media­opvoeding een zaak zijn van gebed. Wie is er die in deze complexe wereld echt weet wat goed is? Wie is er die zichzelf en de jeugd bewaren kan? Alleen daar zijn we veilig waar we geborgen zijn achter Christus, en ons hart vernieuwd begint te worden naar Zijn evenbeeld. Alle (media)­opvoeders wil ik daarom veel wijsheid en genade toewensen.

De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oldebroek-’t Harde.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer