Al ruim een halve eeuw roepen „belijdende gemeenschappen” de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD) op tot een terugkeer naar Bijbel en belijdenis. Hun moeite lijkt echter tevergeefs. De „mens der zonde” waarover Paulus spreekt in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen wint ook in de Duitse volkskerk steeds meer terrein. De nacht daalt over het geboorteland van de Reformatie.
Het is geen opwekkend beeld dat prof. dr. Peter P. J. Beyerhaus in zijn boek ”Christliches Zeugnis in unserer Zeit” schetst van het protestantisme in Duitsland. De 87-jarige emeritus hoogleraar zendingswetenschap en oecumenische theologie aan de universiteit van Tübingen is vrijwel vanaf het begin betrokken geweest bij de „tweede kerkstrijd.”
De term ”tweede kerkstrijd” herinnert aan de eerste „Kirchenkampf”, die zich afspeelde ten tijde van Hitlers Derde Rijk. Tussen 1934 en 1943 hadden twaalf ”Bekenntnissynoden” plaats. Deze keerden zich, onder meer met de Barmer Thesen (1934), tegen de ideologie van het nazisme.
De tweede kerkstrijd duurt inmiddels al meer dan vijftig jaar – en zal de komende tijd alleen nog maar heviger worden, verwacht prof. Beyerhaus. Dat hoeft overigens niet te bevreemden, schrijft dogmaticus prof. dr. Reinhard Slenczka in een Ten geleide op zijn boek. „Kerkstrijd is geen uitzonderingssituatie. De worsteling tussen de ware en valse kerk is een kenmerk van de kerk, evenals dat de antichrist, „de mens der zonde”, letterlijk „de mens der wetteloosheid”, daar zit en aan het werk is waar de plaats van God is: in de tempel, in de eredienst (2 Thess. 2:1-17). Dat behoort tot de tekenen van de eindtijd, waarin wij leven.”
Geestelijke lente
Toen in mei 1945 nazi-Duitsland ineenstortte, stopte de oorlog van de nationaalsocialisten tegen christendom en kerk ook, begint prof. Beyerhaus zijn beschrijving van de „belijdende gemeenschappen” in Duitsland. Er ontstond een geestelijk vacuüm. „Ik herinner me dat tijdens mijn eerste studiejaren in Berlijn, Halle en Heidelberg veel van mijn medestudenten uit krijgsgevangenschap waren teruggekeerd. Zij voelden nu een diep verlangen om zich Bijbels te gaan funderen, om daarna als predikant in een gemeente aan de slag te mogen gaan.”
Niet één –hem bekende– leerstoel werd er op dat moment bekleed door een vertegenwoordiger van de liberale theologie, aldus prof. Beyerhaus. De Bijbel was het geopenbaarde Woord van God. „Velen van ons leefden in het blijde bewustzijn een nieuwe geestelijke lente in kerk en theologie binnengetreden te zijn.” De zendingsbeweging kreeg ook in Duitsland een krachtige impuls, en in 1948 hield de Wereldraad van Kerken zijn eerste assemblee, in Amsterdam.
Bultmann
Maar al snel bleek de „theologische atmosfeer” helemaal niet zo vredig te zijn. Nieuwtestamenticus Rudolf Bultmann uit Marburg won tallozen in voor zijn opvattingen over de „mythologie” in het Nieuwe Testament. Bultmann wilde het Nieuwe Testament „ontmythologiseren”, van zijn „wonderbaarlijke” elementen ontdoen. Ook elders trok de historischkritische methode van Bijbelonderzoek vele theologiestudenten én kerkleden aan.
Verzet daartegen kwam er echter ook. In Württemberg werd in 1950 de Ludwig-Hofacker-Kreis opgericht, en in Westfalen ontstond ruim tien jaar later de Bethel-Kreis (Bethelkring). Ds. Paul Tegtmeyer publiceerde een „herderlijk schrijven”, dat in een oplage van 70.000 exemplaren werd verspreid. Deze Tegtmeyerbrief behoort, schrijft prof. Beyerhaus, „zeker tot de klassieke documenten van de belijdenisbeweging.” In 1963 verscheen van de hand van dr. Gerhard Bergmann het strijdschrift ”Alarm om de Bijbel”, waarin hij beargumenteerde „waarom de Bijbelkritiek van de moderne theologie onjuist is.” Zijn publicatie kreeg een warm onthaal.
1966
„Beslissend” wordt het jaar 1966, in meerdere opzichten. In Amerika is er dan al enige tijd sprake van een „ontwaken der evangelicals.” Evangelist Billy Graham trekt met zijn boodschap volle stadions. In 1966 komt Graham naar Berlijn, waar van 26 oktober tot 4 november het eerste congres voor wereldevangelisatie plaatsheeft.
Eerder, op 6 maart 1966 (deze maand vijftig jaar geleden), is op initiatief van de Bethel-Kreis in de Westfalenhalle in Dortmund een massabijeenkomst georganiseerd. Deze vormt het startschot van de op 12 januari opgerichte belijdenisbeweging ”Kein anderes Evangelium” (Geen ander Evangelie). Prof. Beyerhaus: „Het was verbazingwekkend dat er, na slechts enkele openbare aankondigingen, spontaan meer dan 24.000 christenen naar Dortmund kwamen, omdat zij hier ondersteuning van hun aangevochten geloof hoopten te krijgen. Een halfjaar eerder had in Keulen namelijk een Duitse Evangelische Kirchentag plaatsgevonden, waar Günter Klein en Dorothee Sölle in hun voordrachten centrale elementen van het christelijk geloof, zoals de opstanding van Christus, ja zelfs het bestaan van God ter discussie hadden gesteld. De bijeenkomst in Dortmund was aangekondigd onder het thema: ”De Heere is waarlijk opgestaan”. Hoofdspreker was Walter Künneth, die onder grote stilte een referaat hield over ”Kruis en opstanding van Jezus Christus”.”
Konferenz
Prof. Künneth, dogmaticus in Erlangen, wordt in 1969 de eerste president van het zogeheten Theologisch Convent van de ”Bekenntnisbewegung”. Een jaar later, op 7 oktober 1970, heeft in Frankfurt de oprichting plaats van de ”Konferenz Bekennender Gemeinschaften in den evangelischen Kirchen Deutschlands”, met als eerste voorzitter de theoloog Rudolf Bäumer en als secretaris prof. Beyerhaus.
In januari 1971 verwijst Hermann Dietzfelbinger, raadsvoorzitter van de Evangelische Kerk, tijdens de EKD-synode in Berlijn-Spandau expliciet naar de belijdenisbeweging en de in Frankfurt opgerichte Konferenz. Hij gebruikt hier bijna profetische woorden, aldus Beyerhaus, die later nog vaak geciteerd zijn. „Als niet alles ons bedriegt, staan we vandaag in een geloofsstrijd, een kerkstrijd, in vergelijking waarmee de kerkstrijd tijdens het Derde Rijk een voorhoedegevecht was”, zegt Dietzfelbinger. „Het ongemakkelijke daaraan is dat de huidige strijd over het algemeen nauwelijks erkend, zelfs overwegend gebagatelliseerd wordt en onder misleidende woorden als ”pluralisme” doorgaat.”
Geen Bekennende Kirche
Meerdere kleinere en grotere verbanden sluiten zich bij de Conferentie van belijdende gemeenschappen aan. In de loop van de tijd haken er ook weer af, of komen er bij. Uitvoerig beschrijft prof. Beyerhaus de opeenvolgende tijdvakken, onder diverse voorzitters – tot de huidige toe, ds. Ulrich Rüss. Steeds opnieuw blijkt: een belijdenisbeweging in het leven roepen is één, maar welke koers moet die varen? Waarmee is de „aangevochten gemeente” het beste geholpen? Hoe krijg je de neuzen dezelfde kant op?
Binnen de beweging wordt bijvoorbeeld verschillend aangekeken tegen de Evangelische Kirchentag, een tweejaarlijks evenement in een van de Duitse steden met doorgaans nogal wat controversiële elementen. Moet je hier nu tegen protesteren, kerkleden oproepen ervandaan te blijven, of moet je er juist heengaan om zo nog een beetje invloed uit te oefenen op de vele duizenden die er rondlopen?
Nog iets: hoe ‘zwaar’ moe(s)t de beweging worden? Zelf heeft prof. Beyerhaus altijd een soort nieuwe ”Bekennende Kirche” voor ogen gehad, naar het voorbeeld van die in het nazitijdperk. Niet als afzonderlijk kerkverband overigens, maar als „Ecclesiola in Ecclesia”, als krachtige groepering binnen de Evangelische Kirche. Hij krijgt er echter onvoldoende handen voor op elkaar.
Ratzinger
En: hoe aan te kijken tegen ‘Rome’? Beyerhaus stelt zich op het standpunt dat er met (behoudende) rooms-katholieken heel goed samen te werken valt, zeker als het gaat om ethische vraagstukken. Met kardinaal Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI, heeft hij het altijd uitstekend kunnen vinden. Niet iedereen kon hem daarin volgen, schrijft hij er eerlijk bij.
Beyerhaus kan weleens met een zekere jaloersheid naar de Rooms-Katholieke Kerk kijken, blijkt uit zijn boek. De wijze waarop deze kerk georganiseerd is, behoedt haar voor veel afwijken, signaleert hij. Protestanten lijken in die zin met de kerk te kunnen doen wat zij willen.
Dat dóén zij dan ook, stelt hij vast. Waren het in de begintijd van de belijdenisbeweging met name theologische vraagstukken waarmee de beweging zich had te verstaan, gaandeweg kwamen daar steeds meer ethische kwesties bij. Niets lijkt in de Evangelische Kirche meer heilig – levensbegin en levenseinde niet, huwelijk en seksualiteit niet. Er is sprake van een „derde revolutie, de biologische.” Het genderisme, waarin het verschil tussen man en vrouw ter discussie wordt gesteld, krijgt almeer voet aan de grond, en in steeds meer EKD-lidkerken is een homoseksuele relatie, ook van predikanten, geen enkel probleem meer.
Vaak heeft prof. Beyerhaus als secretaris in de achterliggende jaren zijn pen geroerd en mede richting gegeven aan de Bekenntnisbewegung. Aan tal van congressen, verklaringen en andere publicaties werkte hij mee, ook in het tijdschrift Diakrisis dat in 1980 in het leven werd geroepen – en via het gelijknamige instituut Diakrisis in zijn woonplaats Gomaringen (1997). De leidende rol die hij speelde, vormde voor zijn „vriend en medestrijder” dr. Rolf Sauerzapf al in 1998 aanleiding om hem te vragen de geschiedenis van de beweging op schrift te stellen. Niet lang daarna gaf het bestuur van de Internationale conferentie van belijdende gemeenschappen (IKBG) hem daartoe officieel de opdracht.
Wandelen als in de dag
Dat boek ligt er nu. Wat is de zin van de Duitse belijdenisbeweging (geweest)? Wie Beyerhaus’ studie leest, zou zomaar somber kunnen worden. De ontwikkelingen, op theologisch en ethisch gebied, gaan door – precies zoals godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker dat in zijn vorige week verschenen boek beschrijft ten aanzien van Nederland. De nacht daalt over Duitsland, constateert prof. Beyerhaus, sterker: de nacht gaat misschien al wel naar zijn dieptepunt toe. Toch wil hij het daar niet bij laten. „Kenmerkend voor de visie van het Theologisch Convent is sinds zijn oprichting in 1969 geweest dat we er niet mee volstaan te weeklagen of alarm te slaan. Jezus heeft het meermalen gezegd: „Het moet zo komen.” Juist ook de zedelijk-religieuze afval is een wezenlijk onderdeel van de in de Heilige Schrift voorzegde ontwikkelingen in de eindtijd.”
Laten we daarom „wandelen als in de dag”, schrijft Beyerhaus, en „de nieuwe mens” (Efeze 4:24) aandoen.”
Nieuwe loot aan de stam
De geschiedenis van de belijdende beweging in de Duitse protestantse kerk(en) kenmerkt zich –ook– door nogal wat onenigheid, zo blijkt uit prof. Beyerhaus’ publicatie. In 1994 maakte bijvoorbeeld het Gnadauer Gemeinschaftsverband zich los van de Conferentie van belijdende gemeenschappen (KBG). Deze conservatieve koepelorganisatie binnen de Evangelische Kerk in Duitsland draagt vanouds een piëtistisch stempel. In die zin ‘hoort’ Gnadau helemaal bij de KBG.
Recente uitlatingen van de voorzitter van het Gnadauer Gemeinschaftsverband, dr. Michael Diener, zorgden voor nogal wat onrust binnen én buiten ‘Gnadau’. Diener, daarnaast voorzitter van de bredere Duitse Evangelische Alliantie, had in verschillende interviews laten weten dat homo’s die in een relatie leven wat hem betreft „medewerker” in een evangelicale gemeente kunnen zijn.
Evangelist Ulrich Parzany –die als voorzitter van de CVJM in Duitsland eveneens in Beyerhaus’ boek voorkomt– schreef een open brief aan Diener, trouwens een goede vriend van hem. Hierin stelde hij onder meer dat Diener op deze manier een „valse en on-Bijbelse leer” de kerk binnenhaalde. Uiteindelijk betuigde Diener zijn spijt, zij het over de „irritaties” die hij met zijn uitspraken had veroorzaakt. Kort daarvoor hadden 65 vertegenwoordigers van de Duitse lands- en vrije kerken in Kassel het netwerk ”Bijbel en belijdenis” opgericht, met als woordvoerder Parzany. Zij roepen de kerken op zich te blijven oriënteren op de Bijbel, ook inzake vragen rond (homo)seksualiteit. Het –informele– netwerk Bijbel en belijdenis kan worden gezien als de jongste loot aan de stam van de belijdenisbeweging in Duitsland.
Overigens heeft de ledenvergadering van het Gnadauer Gemeinschaftsverband zich onlangs in Schwäbisch Gmünd in grote meerderheid uitgesproken tegen het benoemen van praktiserende homo’s in leidinggevende posities. Hiermee nam de vergadering dus afstand van Dieners uitlatingen. Onduidelijk is tot nu toe of dit gevolgen zal hebben voor zijn functioneren als voorzitter. Dr. Michael Diener is sinds enige tijd ook lid van de EKD-raad, het hoogste orgaan van de Evangelische Kerk in Duitsland.
Boekgegevens
Christliches Zeugnis in unserer Zeit. Der Glaubenskampf der Bekennenden Evangelischen Gemeinschaften in Deutschland, in autobiographischer Perspektive dargestellt von Peter P. J. Beyerhaus, unter Mitarbeit von Dorothea R. Killus und Rolf Sauerzapf;
uitg. VTR (Verlag für Theologie und Religionswissenschaft), Neurenberg, 2015; ISBN 978-3-95776-042-5; 735 blz.; € 39,80.
Prof. dr. Georg Huntemann
In hoofdstuk 8 van zijn boek noemt prof. Beyerhaus een heel aantal „markante persoonlijkheden” die in de achterliggende jaren nadrukkelijk zijn opgekomen voor het gezag van Gods Woord binnen de Duitse volkskerk. Een van de „meest geprofileerde” protestantse theologen is prof. dr. Georg Huntemann geweest, stelt hij.
Georg Hermann Huntemann werd geboren op 10 juni 1929; hij overleed op 13 februari 2014. Drie factoren hebben ertoe geleid dat zijn invloed groot was, aldus prof. Beyerhaus. In de eerste plaats was dat zijn „predikgave.” Als predikant van de St. Martinikirche in het centrum van zijn geboortestad Bremen maakte prof. Huntemann deze gemeente in de jaren zeventig en tachtig tot „een centrum van belijdenisgetrouwe reformatorische theologie in Noord-Duitsland. Dat gebeurde vooral door zijn krachtige preken. Honderden mensen kwamen naar zijn kerkdiensten.”
In de tweede plaats waren er zijn activiteiten als docent. „In zijn gemeente in Bremen hebben de avonden van de „reformatorische gemeenschap” vele hoorders geestelijk gestempeld.” Van 1970 tot 2004 was prof. Huntemann verbonden aan de Vrije Evangelisch-Theologische Academie, later Staatsonafhankelijke Theologische Hogeschool, in het Zwitserse Basel. Ook doceerde hij aan de Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee-Leuven. Daarnaast publiceerde hij zo’n dertig boeken, „indrukwekkende documenten van de geestelijke strijd tussen Evangelie en tijdgeest.”
Als derde noemt prof. Beyerhaus Huntemanns „moed om ongemakkelijke waarheden te benoemen”, óók richting geestverwanten. Zo laakte hij hun gebrek aan daadkracht, onder meer om gezamenlijk een nieuwe „Bekenntnissynode” bijeen te roepen en zo een krachtig reformatorisch geluid in Duitsland te laten horen. Huntemann bleef dan ook een „Einzelgänger”, aldus prof. Beyerhaus, een „eenzame roeper – ook binnen de belijdende gemeenschappen.” Niettemin heeft hij volgens hem „velen in de kerk en daarbuiten oriëntatie en bemoediging gegeven. Zij erkenden Georg Huntemann als een vastberaden, compromisloze en consequente getuige van de christelijke waarheid.”
Prof. Huntemann was jarenlang columnist in deze krant. Overigens: de laatste jaren is ds. Olaf Latzel aan zijn gemeente in Bremen verbonden. Ds. Latzel kwam begin vorig jaar in opspraak na een niet minder compromisloze preek waarin hij zich keerde tegen het hedendaagse relativisme en syncretisme. Opmerkelijk genoeg komt ds. Latzel in Beyerhaus’ boek niet voor.