Binnenland
De bagage van Hollandse immigranten

Zondagsrust, properheid en bij bruiloften baldadigheid. Daarmee vielen Hollandse immigranten in Amerika nog lang na hun landverhuizing op. Gebruiken die ze in hun reiskoffers vanuit het oude vaderland naar de nieuwe wereld hadden meegenomen.

W. B. Kranendonk

„Op zondag is het in de ’Dutch villages’ het grootste deel van de dag zo stil als op het kerkhof”, schreef een journalist uit New York in 1935 na een reis naar West-Michigan. „Terwijl de meeste Amerikanen op die dag hun vrouw naar de kerk sturen en zelf een sportwedstrijd bezoeken, gaan in plaatsen als Zeeland, Holland, Graafschap en Grand Rapids de mannen samen met hun vrouw naar de kerk. En niet één keer, maar twee keer!”

De verbazing van de journalist is groot. „Op zondag valt in deze plaatsen niets te beleven, behalve als de kerk uitgaat. Dan is het even druk in de straten. Maar dat duurt slechts kort. Zodra ieder bij zijn huis is aangekomen, is het weer stil op straat. Sommigen maken er zelfs bezwaar tegen op zondag familieleden te bezoeken. Zij gaan naar de kerk en verder lezen ze thuis een boek, veelal met een godsdienstige strekking. En het op zondag uit eten gaan is al helemaal uit den boze. Ze hebben deze strenge zondagsviering van hun voorouders geërfd en niets wijst er op dat deze gewoonte na bijna een eeuw aan betekenis inboet.”

Bezorgdheid synodes

De verbaasdheid van de Amerikaanse journalist staat in schril contrast met de bezorgdheid die in de jaren dertig van de vorige eeuw te beluisteren valt op de synodevergaderingen van de Christian Reformed Church (CRC). Deze kerk gaat direct terug op de vestiging in Michigan van afgescheidenen die met ds. A. C. van Raalte in 1846 de oversteek hadden gemaakt.

Op verschillende kerkelijke vergaderingen spreken afgevaardigden „hun zorg en leedwezen uit over het schandelijk verzaken van de dure plicht om de dag des Heeren in ere te houden.” De synodeleden noemen concrete „schendingen van het sabbatsgebod” zoals: het na de dienst elkaar bezoeken, het spreken over handel en bedrijf, het wandelen en het afwerken van de boekhouding. Allemaal zaken die volgens de CRC-vergadering „voor de kerkenraden oorzaak dienen te zijn tot ernstig vermaan van de leden.”

Schone vloeren

De strikte zondagsviering is niet het enige waarmee de Hollanders opvallen. Hun nederzettingen, niet alleen die in Michigan, maar ook die op de prairies in het Verre Westen, onderscheiden zich van andere dorpen en steden door properheid.

Die netheid in en rond het huis behoort overigens al eeuwenlang tot het keurmerk van de Nederlandse immigranten. Reeds in 1749 schreef de Zweedse auteur Pieter Kalm na een bezoek aan de Amerikaanse plaats Albany in lovende woorden over de Hollandse huisvrouwen: „Ze zorgen uitstekend voor hun huishouden en zijn bijzonder schoon op hun vloeren.” Die eigenschap houden de vrouwen aan het begin van de twintigste eeuw nog steeds in ere.

Een Nederlandse bezoeker van The States schrijft eind jaren dertig: „Wat liggen plaatsen als Holland en Zeeland er aantrekkelijk bij, en evenzo Pella en Orange City. Hoe mooi zijn al de huizen geschilderd en in het bijzonder de kerken. Vele daarvan herinneren ons aan de dorpskerken in Nederland. Deze Hollandse netheid is zo duidelijk dat, toen ik door het noordwestelijk deel van Iowa reed zoals door de districten van Sioux en Lyon, ik met stellige zekerheid kon zeggen welke dorpen waren ’veroverd’ door onze landgenoten.”

De reiziger vertelt dat in de plaats Doon het contrast erg groot is. De huizen die de Hollanders hebben gekocht, zijn schoon en in heldere kleuren geschilderd; die van de Schotten of Ieren ernaast zijn volledig verwaarloosd.

In sommige plaatsen, zoals in Orange City, dwingen de vrouwen van Hollandse immigranten hun buren mee te doen aan de ’schoonheidsdrift’. Wanneer die onwillig zijn, krijgen ze letterlijk de rekening gepresenteerd. De Nederlandse vrouwen maken de stoep en de huismuren schoon en brengen de kosten daarvan in rekening bij de nalatige buurtbewoners. Het gaat hen erom de woonomgeving „het meest aantrekkelijk van heel Iowa” te laten zijn.

Verkade en Droste

Bezoekers van winkelstraten in Dutch villages kunnen tot ver in de jaren dertig in de etalages van veel zaken producten zien die direct uit Nederland zijn geïmporteerd: Trommels met Verkade-biscuits, cacao van Droste, Goudse kaas, mosterd van Spoor. Hier en daar handelt een winkelier in ”wooden shoes”, de typisch Hollandse klompen.

Ook achter de voordeur van de meeste Hollandse gezinnen leeft het oude vaderland voort. Veel andere Amerikanen zijn verbaasd over de indeling van het huis: de keuken is beduidend groter dan de kamer. „Onze grootouders waren in Nederland gewoon dat ze de hele week met hun gezin in de keuken leefden. In de ’mooie kamer’ kwamen ze alleen ’s zondags of als er speciaal bezoek kwam”, vertelt in 1929 een kleinzoon van een immigrant uit Zeeland aan de Amerikaanse handelsreiziger W. D. Douglass.

Deze vertegenwoordiger in zaden is verbaasd over de sfeer in het huis van de Dutchmen. „De inrichting is smaakvol. Aan de wand enkele kleden, schilderijen en portretten. In de hoek staat een kastje met de Bijbel en andere godsdienstige lectuur. Een vreemdeling voelt zich hier snel op zijn gemak.” Met deze sfeerbeschrijving probeert Douglass duidelijk te maken wat ”gezelligheid” betekent, een begrip dat de Amerikanen tot op de dag van vandaag niet goed weten te vertalen.

Slurpen

Ook de dagindeling zoals die op het Nederlandse platteland gangbaar was, kennen de Hollandse immigranten in de jaren dertig nog. Na het ontbijt koffie om halfelf, om twaalf uur het middagmaal, om drie uur theetijd en om zes uur avondeten. Tijdens het koffie- en theedrinken verbazen de Amerikanen zich over het gebruik om de warme drank uit het kopje over te gieten op het schoteltje zodat het wat kan afkoelen. De mannen zijn gewoon de drank vanaf het schoteltje op te slurpen. „Niet echt smakelijk om te zien en te horen, maar wel praktisch”, constateert Douglass.

Midden jaren dertig zijn Nederlandse klederdrachten helemaal verdwenen. Maar lange tijd was dat nog niet zo. Vijftien jaar eerder kunnen bezoekers van dorpen als Holland en Zeeland nog oudere vrouwen in de Friese, Zeeuwse of de Zuid-Hollandse dracht tegenkomen. En niet alleen daar.

Een Nederlander die in 1921 de plaats Paterson -onder de rook van New York- aandoet, schrijft dat hij daar een aanzienlijk aantal mannen in de typisch Friese kleding ziet lopen en vrouwen die het traditionele Friese oorijzer dragen. In 1927 echter is de 83-jarige Ytsje de Oude-Van Dijk, bijgenaamd ”beppe”, in Paterson op dit punt een unicum geworden.

Uitwassen

Langer dan de klederdracht blijft de baldadigheid bij bruiloften in stand. Tot ver in de jaren dertig klagen ouderen over buitensporig gedrag van opgeschoten jeugd bij huwelijksfeesten. Voor een deel was dat geïmporteerd uit Nederland, voor een ander deel overgenomen van met name Duitse immigranten.

Hoezeer bruidsparen ook proberen hun trouwpartij in rust te vieren, bijna altijd verstoren baldadige jongeren deze met hun verschrikkelijke „kattengejank.” Het plezier begint voor de jeugd pas goed als het bruiloftsfeest is afgelopen en het kersverse paar zijn woning heeft opgezocht. Dan belaagt de uitzinnige horde, vaak verkleed en het gezicht onherkenbaar geschminkt, het huis, dringt zo mogelijk naar binnen en zet de boel op stelten.

De jongeren houden pas op als de bruidegom de slaapkamer verlaat en de jongelui drinkgeld geeft. Is het bedrag naar tevredenheid, dan vertrekt de groep; vinden de jongeren het te laag, dan is de tweede aanval erger dan de eerste.

Armoede is in het algemeen geen excuus. In 1920 trouwt een echtpaar in het plaatsje Drenthe en na afloop van het feest krijgt het bezoek van een bende uitgelaten jongeren. De herrieschoppers vragen 20 dollar, de bruidegom kan slechts 10 dollar geven. Dat komt het jonge stel duur te staan. De groep dringt het huis binnen en slaat de pas gekochte inboedel kort en klein. De baldadige jeugd snijdt zelfs alle bedrading door. Zes jongeren, allemaal dragers van een Nederlandse naam, worden later gearresteerd en gestraft.

Enkele jaren later overkomt een paar in Olive iets dergelijks. De Hollandse jeugd verlangt 10 dollar, maar de bruidegom heeft niet meer dan 4 dollar te bieden. Daarop worden bruid en bruidegom getrakteerd op een bombardement van rotte eieren en met de druipende struif in het haar de straat opgejaagd.

Predikanten waarschuwen voortdurend tegen deze uitwassen. Maar het lijkt geen resultaat te hebben, mede omdat er in de kerkenraadsbanken mannen zitten die zeggen ook jong te zijn geweest. Om de dominees duidelijk te maken hoe ze het wangedrag taxeren, gebruiken ze vaak het Nederlandse woord ”kwajongensstreken”, waaraan de scribae in de acta van hun vergaderingen de veelzeggende vertaling ”hooliganism” tussen haakjes toevoegen.

Dit is het tweede deel van een tweeluik over Nederlandse immigranten in Amerika.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer